dinsdag 6 januari 2015

Op een frisse zondagmiddag ging ik met drie kinderen naar de ijsbaan op het Leidseplein. Zelf heb ik schaatsen beschouwd als een verplichting waar ik het liefst onderuit kwam, maar er zijn uiteraard mensen met andere opvattingen.

Op een frisse zondagmiddag ging ik met drie kinderen naar de ijsbaan op het Leidseplein. Zelf heb ik schaatsen beschouwd als een verplichting waar ik het liefst onderuit kwam, maar er zijn uiteraard mensen met andere opvattingen. De drie kinderen, twee jongens en een meisje, die ik tijdelijk onder mijn hoede had, smeekten of ze mochten schaatsen.

Er stonden twee mannen achter de schaatskraam. Ik had de indruk dat zij in de zomer kaartjes verkochten voor een achtbaan.

Het publiek dat zich op de kleine schaatsbaan bevond was gemengd. Niet iedereen die op het ijs stond had schaatsen aan; de mannen zonder schaatsen waren vast bezorgde vaders die zo dicht mogelijk bij hun kinderen wilden blijven.

De uitbaters van de schaatsbaan hadden niet alle maten schaatsen meer in de aanbieding, maar een uitbater zei: ‘Dan je geef dat meissie maar een grotere en trek je het stevig aan, anders kan ze niet schaatsen en dat is toch ook sneu.’

Dat vond ik ook, al lukte het aantrekken niet zo.

De kinderen gingen het ijs op. Ik bleef in de buurt van de uitbaters staan bij de houten banken waar mensen hun schoenen uit- en hun schaatsen aantrokken.

Een groep meisjes van een jaar of zestien was bezig hun schoenen uit te trekken. Een van hen zei: ‘Ik voel me nu net zo’n Disney-prinses op het ijs.’

Ik dacht aan de zondagmiddagen uit mijn puberteit.

Een vrouw die elegant gekleed was probeerde oprecht te schaatsen. De meeste andere mensen stonden op het ijs alsof ze in de kroeg stonden.

Ik hield ‘mijn’ drie kinderen in de gaten. Vooral het meisje had moeite met schaatsen. De jongens probeerden haar muts af te pakken. Ze had hem zelf gebreid.

Misschien moest ik hard roepen: ‘Niet doen, jongens!’ Maar ze zouden me toch niet horen.

Na het schaatsen zei een van de jongens: ‘We willen nu een braadworst, zo’n echte Duitse braadworst.’

We gaven de schaatsen terug aan de uitbater, die zei: ‘Lekker, hè, zo’n middagje schaatsen.’

Daarop trok ik de kinderen langs de kraam met braadworsten. Ze trokken hard, maar ik was net iets sterker.