Voor de copyshop staat een man bij een geparkeerde pizzabrommer. Bovenop de zwarte kist achterop die brommer heeft hij twee kaartjes gezet met daarop het portret van een man met grijs haar van een jaar of zeventig. Het ene portret is groter dan het andere. De soberheid van de kaartjes doet vermoeden dat het om een overlijdensbericht gaat.

De man die de kaartjes heeft neergezet, fotografeert ze met zijn telefoon. Er moet overlegd worden. Hij stuurt de foto door naar zijn broers of zussen, naar zijn moeder, zijn vrouw. Wat vinden jullie, links of rechts?
Voor we de doden achterlaten, gaan ze naar de drukkerij waar ze alsnog worden vermenigvuldigd: hun portetten, hun namen, de dag van hun geboorte en de dag van hun sterven.
De katholieke kerk kent een boek waarin de doden worden bijgeschreven, ik weet niet welke religies nog meer zo’n boek hebben, maar ik vermoed dat de administratie van de gezamenlijke drukkerijen, printerettes en copyshops de compleetste is.
Ik vind het moeilijk om voorbij te lopen en niet langer naar het portret van de man te staren.
De familie bepaalt nu hoe ze hem na zijn leven alsnog de wereld in zullen sturen, maar het is al begonnen. Ik loop hier langs en het gezicht van de vreemde man gaat met me mee.
Ik vraag me af waar hij nu het meest bestaat: op de pizzabrommer? In zijn kinderen? In mijn gedachten? In die van het meisje van de copyshop? Of noemen we dit alles tezamen de overkant?
Ik denk aan de ‘brug van fluweel’ die de Poolse dichter Czesław Miłosz in een van zijn gedichten noemt, een brug die gebouwd wordt door het gebed.
In gebed of niet, de nabestaanden bouwen talloze bruggen.
Nabestaan is een bijzonder woord. Iemand houdt op en jij gaat door. Erna. Het klinkt alsof je nog staat te dansen terwijl het feest al voorbij is. Waar is iedereen? Heb je het niet gehoord? De zaak is al gesloten, de rest ligt al in bed, wat doe je hier nog, dit is geen danstent meer, we hebben de boel al jaren geleden afgebroken, deze straat bestaat overigens ook niet meer. Dan zie je de woestenij pas.
Soms denk ik dat het enkel de nabestaanden zijn die hun zelfgebouwde bruggen overgaan en dat het juist de doden zijn die achterblijven in het bekende land.