De globalisering lijkt ineens in z’n achteruit te staan, schrijft Marcia Luyten. Economen zijn bezorgd, maar zou het niet ergens ook gejuich moeten geven?

In 1983 muntte Harvard-professor Levitt een term die zijn eigen betekenis volledig zou ondergaan: globalisering.* Het begrip verspreidde zich steeds sneller over de globe. Dertig jaar later verklaarde ‘globalisering’ revolutionaire veranderingen in bijna elk domein van het leven in bijna elke uithoek van de aarde.

Het werd het machtigste buzzword van bijna een halve eeuw: een door technologie aangeblazen kracht die leidt tot de wereldwijde uitwisseling van geld, goederen en mensen. Maar wat een onomkeerbare ontwikkeling naar alsmaar meer integratie leek, heeft nu zijn pendant in tegenovergestelde richting: deglobalisering.

Globalisering heeft een achteruit. Grote Westerse bedrijven halen productie terug uit lage-lonenlanden, het zogenaamde reshoring. Wereldwijde handel - de graadmeter voor globalisering - loopt terug. Voor het eerst sinds de Tweede Wereldoorlog is de afgelopen twee jaar de groei van de wereldhandel kleiner dan de groei van het mondiale inkomen. De eerste maanden van dit jaar daalde de wereldhandel zelfs met 0,8 procent.

Dat heeft verschillende oorzaken. Eén: na 2007 is de tijd van easy money voorbij; nerveuze banken kijken wel tien keer uit aan wie ze geld lenen. Grensoverschrijdende geldstromen zijn 70 procent (!) minder dan in 2007. Twee: opkomende markten als China en India groeien minder hard - die maken en kopen dus minder goederen. En drie: protectionisme steekt de kop op. Internationale handelsbesprekingen lopen vast. In plaats daarvan sluiten landen bilaterale handelsakkoorden én nemen ze maatregelen om de eigen markten te beschermen. De afgelopen vijf jaar wierpen de G20-landen bijna 1200 handelsbelemmeringen op.

De voorheen machtige WTO staat erbij en kijkt ernaar. Ze waarschuwt: 'Nieuw protectionisme in de belangrijkste economieën ter wereld heeft de overhand boven handelsliberalisering. Dat helpt niet om de groei van de wereldeconomie te stimuleren.' Ook The Financial Times is bezorgd en kopte onlangs: ‘Fears grow over another bad year for global trade’. The Economist hoopt dat nieuwe handelsverdragen de wereldhandel weer snel zullen opkrikken.

gejuich

Dat marktliberalisme op zijn natuurlijke grenzen stuit, zou toch ook ergens gejuich moeten geven. Het is namelijk goed nieuws voor een planeet die zucht onder de last van alsmaar meer - meer productie, meer handel, meer brandstoffen om al die spullen over de wereld te varen, rijden of vliegen.

Die handel floreerde bij dalende transportkosten. Naarmate die kosten stijgen - en dat zullen ze voorlopig blijven doen - worden economieën lokaler. Dat kan door wijken die zelf stroom opwekken, door lokaal verbouwde groenten te eten en door een maakindustrie met 3D-printers om de hoek.

Nu doet deglobalisering zich voor in een aantal sectoren, maar niet in alle. Eerst gingen geld en goedkope goederen grenzeloos de wereld over. Dankzij internet zijn het nu de diensten en ideeën. China produceert niet meer alleen de in Amerika ontworpen iPhone, voor 299 dollar koop je de OnePlus naar Chinees ontwerp.

Diensten en creativiteit waren de laatste domeinen van westerse hegemonie op de wereldmarkt. Die voorsprong verdampt in een klimaat waar toponderwijs te weinig is gekoesterd, waar investeringen in duurzame, lokaal te winnen energie op korte termijn onrendabel heten. Dan is er straks in het nieuwe globale speelveld niet veel meer te winnen, wel veel arbeidsplaatsen te verliezen. De kleinschalige kringloopeconomieën van de toekomst zullen we moeten bouwen met technologie uit China.

**************************

* Natuurlijk zijn er mensen die het woord eerder hebben gebruikt. Al in 1944 is het ergens gevallen en in 1981 is het door economen gebezigd. Maar pas toen Theodore Levitt er in Harvard Business Review een artikel aan wijdde, ging het begrip zelf de route die het beschreef: de wereld over.