Ik blader door 'Zijlijnen', een boek van Hans van der Horst over de tekeningetjes, arabesken, stipjes, kringeltjes en andere krabbeltjes die Couperus in de marges van zijn manuscripten neerpende, en probeer zijn denken te volgen.

Ik blader door Zijlijnen, een boek van Hans van der Horst over de tekeningetjes, arabesken, stipjes, kringeltjes en andere krabbeltjes die Couperus in de marges van zijn manuscripten neerpende, en probeer zijn denken te volgen. Mijn kijken is vergelijkbaar met het ontcijferen van teksten die in oeroude bomen zijn gekrast. Tsjechov gaf een mooie verklaring voor die schrijfdrift: getroffen door een subliem uitzicht worden we eerst melancholiek, dan drukt al die schoonheid ons met de neus op de feiten – onze eindigheid – waarna we dat weer teniet willen doen door bij voorbeeld onze handtekening achter te laten. Couperus wist precies wat zijn Russische collega bedoelde.