Alleen op straat, mijn hond en ik, op deze avond, laat in december. We hadden even niks aan elkaar. Somber en in onszelf gekeerd waren we. Hij ging grommend zitten, ik draalde zuchtend.

Alleen op straat, mijn hond en ik, op deze avond, laat in december. We hadden even niks aan elkaar. Somber en in onszelf gekeerd waren we. Hij ging grommend zitten, ik draalde zuchtend. Toen lieten opeens de ganzen zich horen, zoals beschreven in een gedicht van Mary Oliver: hoog in de blauwe lucht de ganzen op weg naar huis. En waar je ook bent, schrijft Oliver, hoe eenzaam ook, de wereld offert zich aan je verbeelding. Roept je zoals de ganzen. Kondigt je plaats in de familie van de dingen aan. Ook mijn hond keek omhoog.