De Wilde Wereld, Nozema-a-Gogo, Rumble – dat waren de betere radiotijden. Na dertig jaar houdt programmamaker Fons Dellen het bij de VPRO voor gezien. Collega Roel Bentz van den Berg doet hem uitgeleide.

In een recente documentaire over The Rolling Stones zien we de heren Jagger, Richards, Watts en Wood in London een imposant wit pand verlaten en naar een gereedstaande limousine lopen, waarvan het achterportier wordt opengehouden door een chauffeur in uniform. De andere drie zijn al ingestapt wanneer Ron Wood plotseling halt houdt, zich omdraait naar de camera en met een sardonische grijns op zijn uit louter groeven samengestelde gezicht zegt: ‘Yes folks, we’re all bankers now!’ Een tafreel waarbij ik direct aan Fons moest denken. Niet alleen omdat het eerste plaatje dat hij ooit zelf kocht er een van de Stones was (Paint it Black, 1966, hij was acht), maar vooral omdat hij op precies dezelfde manier als Wood dezelfde uitspraak had kunnen doen, en refererend aan hetzelfde fenomeen, namelijk hoe het ‘rock-’n-roll gevoel’, waarvan hij lange tijd een personificatie was, in ‘Hilversum’ niet alleen op Radio 3, maar – in de bredere zin van het begrip r&r, als in ‘autonoom’, ‘wild’, ‘fantasievol’, ‘tegendraads’, etc. – eigenlijk op alle zenders, in dienst van de Moloch van het verdienmodel stelselmatig is weg genivelleerd. Met als gevolg dat, ‘yes folks, we’re all bankers now’.
Ik hoor en zie het hem zeggen, Fons, terwijl hij tegelijk, zoals ik hem dat zovele malen heb zien doen, de koptelefoon van zijn hoofd rukt, zijn stoel naar achteren trapt, en met driftige hakken naar de technische ruimte aan de andere kant van het glas beent om de regisseur en de technicus een plotseling dringend noodzakelijke wijziging in het draaiboek mede te delen. Een beeld van Fons als medepresentator van De Wilde Wereld (met Bram van Splunteren) en Nozems-a-Gogo (met Lotje IJzermans) dat me nog steeds met diep heimwee vervult. Heimwee naar een tijd (nooit ‘vroeger’ zeggen) – want die tijd is er geweest, folks – dat je woensdagmiddag nog eens iets kon beleven: een opwindende, soms chaotische, nooit routineuze mix van journalistiek, discussie, prettig gestoorde onzin, stoere praat, attitude en vooral muziek, nieuw en oud, bekend en onbekend, van hier vlak om de hoek en van heel verre, muziek die je nergens anders hoorde in ieder geval, live en van (meestal zelf aangeschafte) plaat en/of cd.

Teringherrie
En dat alles vanuit de serre van een statige villa aan de ’s-Gravelandseweg. Het gehavende busje op het parkeerterrein was van de Boegies uit Groningen of van Ivy Green, de trots van Hazerswoude, op het grind knarsten de versleten Dr. Martins van Shane McGowan, de Red Hot Chili Peppers hingen hun sokken te drogen op de verwarming, Herman Brood kwam net van de wc of was er al weer op weg naar toe, terwijl collega-programmamakers zich ondertussen met rood aangelopen hoofden kwamen beklagen over ‘die godvergeten teringherrie’, pluggers al van verre moedeloze wegwerpgebaren maakten, en in een hoek van de studio dezelfde jongen met de lange zwarte jas zat die er vorige week en de week daarvoor ook al zat en aan wie niemand durfde vragen wat hij eigenlijk kwam doen, zo ­intens melancholiek keek hij uit zijn opgemaakte ogen, en Fons (Schmucks44 uit Zwolle, Het Parool en Vinyl) tussen twee slokken (ijs- en ijskoude) chocomel door aan regisseur Hermsen vroeg hoeveel ‘fucking Ster’ er eigenlijk was – en dan moest het programma zelf nog beginnen. Kortom: niks ‘format’, ‘horizontaal’, ‘vooral herkenbaar’, maar grillen en kuren, heilige heisa, rep en roer, kortom: rock-’n-roll.

Muziekpolitie
De luisteraars, de kids, die – naar hun eigen zeggen al die jaren later – door het ‘Hitteam’ (met, in diverse andere programma’s, ook nog Janssen en Walhof, Donkers en Peel, De Koning en Boots, de Robema’s c.q. Stoffer & Bentz) muzikaal en rockcultureel zijn opgevoed, wisten er wel raad mee, met al die ophef, maar de platenmaatschappijen, een aantal vpro-collega’s die plaatjes draaien sowieso maar ‘commercieel’ en zonde van de zendtijd vonden, de andere omroepen in hun ‘gezamenlijkheid’ en zeker de later aangestelde zenderbaas en zijn muziekpolitie (die van ‘achterhaald amateurisme’ spraken als het om de vpro ging, en van ‘elitair fundamentalisme’) bepaald niet – en dus moest er een einde aan komen, zoals er aan zoveel bijzondere, waardevolle, eigenwijze, niet-in-een-hokje-te-duwen dingen op radio en tv een einde moest komen, en nog steeds.
Een en ander mocht nog een paar jaar nasputteren en aanrommelen in de gangkast en de bijkeuken van het bestel (in de avonduren, op zenders die er eerst niet, toen, vooruit, een beetje dan, en uiteindelijk absoluut niet voor bedoeld bleken te zijn), maar in de woonkamer ging het plastic over het meubilair.

De twinkeling in zijn ogen ­verraadde een veelkantige persoonlijkheid, toegewijd en roekeloos, goedhartig en eigenwijs, opgefokt en verlegen, argwanend en trouw, bokkig ­en ontzettend geestig

roel bentz van den berg over fons dellen

Binnenwereld
Dankzij de digitale dinges, de gastvrijheid en het oneindige geduld van het internet, kan alles wat eens was, eenmaal omgezet in enen en nullen, voorlopig voor eeuwen virtueel blijven bestaan, en kan iedereen naar hartenlust uit wat hem of haar aanstaat, raakt, amuseert, inspireert, met een beetje creatief knippen en plakken zijn of haar eigen wereld creëren en die liefst – ook Robema’s cq Stoffer & Bentz want we zijn met velen – met anderen delen. Maar laat het alsjeblieft –  de grote buitenwereld maar vooral ook de met uitsterven bedreigde binnenwereld heeft het broodnodig –  een beetje wilde wereld zijn die je maakt, vol Rumble, en bevolkt door Nozems-a-Gogo. Een wereld zoals die, als een beminnelijk monster dat vingerknippend en schouderschokkend swingend oprijst uit het moeras, naar voren komt uit het materiaal dat Fons, fier overeind staand op de valreep, met eigen hand heeft uitgekozen voor de site van 3VOOR12.

Twinkeling
Ik ken hem al zo’n beetje mijn halve leven, Fons, en hij is inmiddels alweer jarenlang overtuigd huisvader en dat siert hem – temeer daar de twinkeling die ik in zijn ogen zag toen ik hem voor het eerst ontmoette, op de achterbank van de lange witte limousine van collega-popjournalist Peter Koops waarmee we begin jaren tachtig altijd naar De Vereniging in Nijmegen reden of naar de Gigant in Apeldoorn, of naar Tivoli, Utrecht of Vera, Groningen, om The Virgin Prunes te zien of Van Morrison of Richard Hell, en die een veelkantige persoonlijkheid verraadde, toegewijd en roekeloos, goedhartig en eigenwijs, opgefokt en verlegen, argwanend en trouw, bokkig en ontzettend geestig, schijnbare tegenstellingen die moeiteloos verzoend en opgeheven werden in de muziek die al zo lang het hart van zijn bestaan vormt – die twinkeling, op één lijn met Ron Wood’s million dollar-grijns van oor tot oor, de twinkeling van de rock-’n-roll in zijn ogen, is nooit gedoofd. So here’s to you, Meneer Dellen!