Aan de berechting van Rode Khmer-kopstukken tijdens het Cambodjatribunaal kwamen ook twee Nederlandse advocaten te pas: Michiel Pestman en Victor Koppe. De laatste volhardde in een gevecht tegen de bierkaai, blijkt uit de VPRO-documentaire Defending Brother No. 2.

2Doc: Defending Brother No. 2
Dinsdag, NPO 2, 22.55-0.25 uur

Nadat de Amerikanen jarenlang bombardementen hadden uitgevoerd op Cambodja, waarbij honderdduizenden slachtoffers vielen, kwam daar in 1975 de Rode Khmer aan de macht. De Communistische Partij Kampuchea (CPK) herdoopte het land in Democratisch Kampuchea en voerde een schrikbewind waarbij in vier jaar tijd mogelijk minstens een kwart van de bevolking, tussen de 1,7 en twee miljoen Cambodjanen, door executies, marteling, honger en ziekten het leven liet.

De Rode Khmer schafte geld af en joeg alle stedelingen naar het platteland, waar ze in collectieve boerderijen werden tewerkgesteld. Het regime – de partijleiding zelf bleef in spookstad Phnom Penh wonen – beoogde een nieuwe, autarkische boerensamenleving. Dat bleef een hersenschim die voor velen eindigde in de 'killing fields'. In 1979 maakten de Vietnamezen een eind aan het Rode Khmer-regime, maar de eerstverantwoordelijken voor de uitgeoefende terreur gingen lange tijd vrijuit. Cambodjaanse politici met een Rode Khmer-verleden werkten namelijk de vervolging en berechting van de daders tegen, waardoor ook de opheldering en verwerking van het gruwelijke verleden uitbleef.

'Recht werkt alleen als het niet politiek is.'

Victor Koppe

Pas na jarenlange onderhandelingen met de Cambodjaanse overheid bereikten de Verenigde Naties dat in 2004 alsnog een tribunaal werd opgericht, maar op Cambodjaans grondgebied en onder Cambodjaans recht, waardoor het tribunaal geen internationale status kreeg en de aangezochte buitenlandse advocaten een rechters in de minderheid bleven. Bovendien mochten alleen de hoogste leiders worden vervolgd voor misdaden tegen de menselijkheid. Pol Pot, alias Broeder Nummer 1, was al in 1998 overleden, in 2013 gevolgd door zijn zwager Ieng Sary. Het hoofdzakelijk door de VN bekostigde Cambodjatribunaal, een van de grootste strafzaken sinds het proces van Neurenberg, sleepte zich voort.

Tien jaar later en 280 miljoen dollar verder werden de hoogbejaarden Nuon Chea, alias Broeder Nummer 2, en Khieu Samphan tot levenslang veroordeeld. In deze uiterst moeizame, door corruptie en overheidsbemoeienis eindeloos getraineerde rechtspleging hadden ook twee Nederlandse advocaten een aandeel: Michiel Pestman en Victor Koppe. Ze werden uitgenodigd om Nuon Chea, Nummer 2 dus, bij te staan. Beiden kenden geen aarzeling om onder moeilijke omstandigheden, in een voor westerlingen ver-van-ons-bedshow, de ideoloog van de Rode Khmer te verdedigen die de terreurdaden inleidde waarvan hij zelf volhoudt dat die nooit zijn bedoeling zijn geweest.

huisadvocaat

De lange VPRO-documentaire Brother No. 2 (regie: Jorien van Nes) volgt hen gedurende zes jaar in hun streven dit Khmer-kopstuk te verdedigen voor het tribunaal. Michiel Pestman zet vanaf het begin in op een eerlijk proces en neemt het op tegen de aanklagers, rechters en ook de Cambodjaanse premier Hun Sen, een oud-kaderlid van de Rode Khmer. Pestman krijgt echter geen poot aan de grond, fungeert voor het kennelijk voorgekookte tribunaal naar eigen zeggen hooguit als 'excuus' en 'schaamlap' en keert na een jaar teleurgesteld terug naar Nederland.

Victor Koppe, die dan nog wel in een eerlijk proces gelooft, neemt het stokje over en kiest voor een andere benadering: niet langer confronterend campagne voeren tegen het tribunaal, maar de zaak uitsluitend op inhoud voeren. Koppe, die een reputatie als 'huisadvocaat' van terreurverdachten opbouwde, verhuist zelfs naar Cambodja omdat hij in de ban is geraakt van het land en de mensen. Hij zegt zijn kantoor in Nederland op en verkoopt zijn huis om zich volledig te kunnen wijden aan het bestuderen van het Cambodjaanse verleden. Hij bijt zich vast in de zaak en probeert de aanklacht tegen zijn hoogbejaarde cliënt, voor wiens revolutionaire vasthoudendheid hij respect krijgt, te ontkrachten. Daarbij krijgt hij hulp van filmmaker Rob Lemkin, wiens collega Thet Sambath gedurende tien jaar Nuon Chea steeds opzocht en met wie hij twee documentaires maakte. Fragmenten daaruit werden door de aanklagers in het proces oneigenlijk gebruikt.

In Phnom Penh, waar hij in het gezelschap verkeert van een Cambodjaanse familie en zijn honden Nhim en Phim, genoemd naar twee Rode Khmer-dissidenten, leidt Koppe vijf jaar lang een eenzaam monnikenbestaan van hard werken. Het wordt hem onder meer duidelijk dat er geen vooropgezet plan bestond om massamoorden te plegen, dat de 'killing fields' verband hielden met interne conflicten bij de Rode Khmer en dat slachtoffers in het beruchte martelkamp S21 bijna allemaal Rode Khmer-leden waren – terwijl het bestaande beeld is dat daar willekeurig Cambodjaanse burgers werden omgebracht. Koppe toont ook aan dat door de aanklager opgevoerde getuigen onbetrouwbaar zijn. Maar het hof wijst al zijn bevindingen en aantijgingen af.

afvallige

In oktober 2015 kan Koppe het niet meer bolwerken en verlaat hij het proces. Er loopt nu nog een tweede proces, maar daarbij hoeft hij niet meer permanent fysiek aanwezig te zijn. De uitspraak in het tweede proces, voorjaar 2018, zal hij wel bijwonen. Koppe, weer terug in Amsterdam waar hij zojuist zijn honden heeft uitgelaten: 'Als mijn cliënt Nuon Chea – hij is nu 91 – niet doodgaat ben ik nog wel een paar jaar met de zaak bezig. De laatste keer dat ik hem sprak verwachtte hij nog minstens vier jaar te blijven leven. Hij heeft altijd gezond geleefd en nooit gedronken.' Nuon Chea en Khieu Samphan, die ook levenslang kreeg, zijn de enige Rode Khmer-kopstukken die nog in leven zijn.

Koppe wil niets meer met internationaal strafrecht en tribunalen te maken hebben. 'Recht werkt alleen als het niet politiek is,' zegt hij aan het eind van de documentaire. Een bittere conclusie, na al die jaren. Koppe: 'Binnenkort vier ik mijn 28-jarig jubi­leum als advocaat, jarenlang heb ik veel politiek getinte zaken gedaan, van de Hofstadgroep tot Samir A. en ETA-leden, maar het strafrecht heeft voor mij nu afgedaan. Van een ware gelovige ben ik afvallige geworden.'

Het lijkt nu alsof hij bij het Cambodja­tribunaal niets heeft bereikt. 'Het proces was niet alleen fysiek ongelofelijk zwaar, dag in dag uit, maar ook de omgeving was daar enorm vijandig. Twee jaar lang stond ik om vier uur op, de honden uitlaten, om zes uur op het tribunaal, drie uur voorbereiding, dan tot vier uur ’s middags zitting, naar huis, eten en nog wat voorbereiden, om negen uur naar bed. Plus de zware last van alle verhalen en getuigenissen, de complexiteit van de zaak. Het gaat om 10.000 bewijsstukken en 150.000 pagina's dossier. En ik moest alles in m’n eentje doen, terwijl de aanklagers er met zeven man zaten en sowieso steeds gelijk kregen van de rechter.'

geschiedschrijving

'Het hoogtepunt, mijn belangrijkste wapenfeit, zit niet meer in de film: mijn closing brief van afgelopen mei, de finale afronding waarin ik de geschiedenis herschrijf en waarin elke voetnoot – het zijn er 5000 – verantwoord is. Ik heb het nodige boven tafel gekregen en daar ben ik trots op. Het wachten is op de volgende generatie historici, om meer onderzoek te doen en het bestaande beeld verder te corrigeren.'

Hij tekent aan dat de Cambodjanen zelf als boeddhisten niet zo geïnteresseerd zijn in geschiedschrijving; ze leven in het hier en nu. Tweederde is jonger dan 35 jaar en weet nauwelijks wat er destijds gebeurd is.

'Dankzij hen wist ik dat ik niet gek was – anders had ik de strijd verloren.'

Victor Koppe

Hoe frustrerend is het als bovendien hier vrijwel niemand geïnteresseerd is in het tribunaal en zijn inspanningen? 'Ik neem niemand iets kwalijk. Ik bleef op de been dankzij mijn honden, die Cambodjaanse familie in huis, Britta Böhler, filmmaker Rob Lemkin, die mij op weg hielp, en de Stanford-hoogleraar die een vernietigend rapport schreef over het eerste vonnis van het tribunaal. Dankzij hen wist ik dat ik niet gek was – anders had ik de strijd verloren. Ik ben ook blij met de film omdat die een indruk geeft van waar ik steeds tegen op moest boksen.'

Blijft de vraag waarom hij alle schepen achter zich verbrandde om zijn hart te verpanden aan Cambodja en het tribunaal. 'Toch was dat een weloverwogen, terecht genomen besluit. Ik vond het tot op het laatst mateloos fascinerend: dat mooie land, de vriendelijke mensen, de geschiedenis van het conflict in het grotere kader van de Koude Oorlog. Ik heb er geen spijt van.'

Hier eindigt voorlopig een carrière. Maar al die opgedane kennis en ervaring kan toch niet zonder een vervolg blijven? Dan zegt hij, na enig aandringen: ‘Ik ben benaderd door een uitgever om een boek te schrijven. Daar ben ik over aan het nadenken.’