Hugo Blom

Ik zei sorry tegen de poes.
Moment, ik beloof u: dit wordt geen stukje over de poes, een stukje dat stukjesschrijvers altijd klaar hebben liggen bij gebrek aan inspiratie of bij een zware kater (…). Ik zei sorry tegen de poes. Dat heb ik het afgelopen jaar, misschien wel de afgelopen jaren, veel vaker gedaan. Een automatisme. Ze had zich net, na eindeloos rondjes draaien, op mijn schoot geïnstalleerd, nog een paar likjes over de vacht en nu kon ze dan met toegeknepen ogen doen wat een poes zoal doet op een schoot. Het duurt meestal te lang. In ieder geval voor mijn rusteloze benen die na een minuut of vijftig – daar past precies een aflevering van een serie in – beweging nodig hebben. ‘Sorry,’ zei ik tegen de poes en zette haar op de grond.

Gaf Mark Rutte nu wel of niet het goede voorbeeld toen hij in De Telegraaf  ‘sorry’ zei voor de verkiezingsbeloftes die hij niet was nagekomen. Waaronder de beruchte duizend euro, die ik inderdaad ergens deze regeerperiode best goed had kunnen gebruiken. Netto graag. Maar die kwam niet, en dat wist iedereen natuurlijk al de seconde nadat hij die belofte had gedaan. Denk ik.
Maar misschien is dat niet zo en zijn er inderdaad mensen die dit excuus nodig hadden. Hij zei ‘sorry’ en zette ons weer op de grond. Hoe lang blijft zo’n sorry goed? Tot de volgende belofte.

De poes sprong, na een nukkig half uurtje op de grond, toch weer op mijn schoot die er blijkbaar beloftevol uitzag.
Een stukje over een poes.
Sorry.