Het stadje Berat in Albanië, draagt sinds 2008 het Unescostempel. Wat betekent dit voor de stad, de inwoners en de toeloop van toeristen?

Het wonder van Albanië

De conducteur van de oude streekbus die vertrekt van de Rruga George W. Bush in de Albanese hoofdstad Tirana kijkt naar de bankbiljetten in mijn hand en pakt het kleinste. Ik ben op weg naar Berat. Even heb ik een huurauto overwogen, maar aangezien op de dichtstbijzijnde kruispunten geen plaatsnaamborden staan wordt het de bus. De conducteur bewaart het briefgeld gevouwen tussen de vingers van zijn linkerhand waarin hij ook een tien centimeter dikke stapel munten beheert. Bij de eerstvolgende halte stapt hij met andere passagiers uit voor een bananenpauze. Overal in Albanië worden op straat deze exotische vruchten verkocht. Leuk doen over bananenrepubliek is onzinnig, want dat verstaat toch niemand. Bij de derde halte word ik gesommeerd om uit en over te stappen op een kleiner busje. Nu de laatste vrije stoel bezet is, vertrekt deze furgon naar het 120 kilometer verder gelegen Berat dat sinds 2008 op de werelderfgoedlijst van Unesco staat.
Maar liefst drie delen van Berat hebben het wereldwijd bekende Unescostempel. De islamitische wijk Mangalem, het christelijke Gorica en de 2400 jaar oude burcht Kale die stamt uit de tijd van de Illyriërs. Het wordt de stad met de duizend ramen genoemd. Liefhebbers weten dit al langer want sinds 1979 heeft het de status van museumstad. Daardoor heeft dit erfgoed de woelige Albanese geschiedenis vrijwel ongeschonden doorstaan en dat is bijzonder. Want monumentenzorg heeft meestal weinig prioriteit bij communistische machthebbers. Die maken religieuze uitingen zoals kerken en moskeeën het liefst met de grond gelijk. Sinds Unesco Berat adopteerde is het bij een groter publiek bekend. Dat moet een grote stroom toeristen opleveren en het dagelijks leven flink beïnvloeden. Zou het nog leefbaar zijn tussen die hordes? Dreigen Venetiaanse toestanden? En wat levert deze status op?
Het voornemen van deze reis zorgde voor onverdeelde reacties in mijn omgeving. De man van de vliegtickets zei: jij liever dan ik, een collega adviseerde een mes mee te nemen en het thuisfront vond het wel bijzonder dat je voor een Colombiaans avontuur ook in Europa terecht kon. De voorpret was er wel minder om.

Straatbeeld in berat

Verkiezingen
Al zijn alle zitplaatsen in de minibus bezet, dat betekent nog niet ‘vol.’ Nieuwe passagiers krijgen een houten krukje of een staanplaats. De chauffeur begrijpt dat dit nogal riskant is en probeert zo snel mogelijk een einde aan deze gevaarlijke situatie te maken door extra gas te geven. Rotondes worden indien mogelijk linksom genomen en voorgangers soms rechts gepasseerd. Zenuwslopend, maar klein bier vergeleken bij het slalommen dat vereist is om alle gaten in het wegdek te vermijden. Vooral omdat tegenliggers hetzelfde doen.
Na drieënhalf uur zijn we in Berat en de eerste indruk is die van een gewone stad, maar dan Albanees. Enigszins aftands en verlangend naar een fijne make-over. Het heeft niets van doen met het pittoreske uit de reisgids. Het cultureel erfgoed beslaat slechts een deel van Berat. Dat had ik kunnen weten, Amsterdam is ten slotte ook veel meer dan de grachtengordel.
Na 25 minuten omhoog wandelen bereik ik mijn hotel. Het enige document op de kamer is een stadsplattegrond. Prima service, alleen lijkt er iets niet te kloppen. Na een minuut valt het kwartje. Het is een kaart van het Franse stadje Bérat, met accent.
Piekerend over dit voorval loop ik richting stad. Voordat ik het in de gaten heb, en alle adviezen in de wind slaand, steek ik bij het horen van een auto mijn duim op. Een oude Mercedes met daarin drie mannen van middelbare leeftijd stopt. Ik stap achterin. Iedereen zwijgt. Ter hoogte van de voetgangersbrug naar het centrum verbreekt de chauffeur het stilzwijgen. ‘Oké?’ Ik antwoord ‘oké,’ geef hem en de man naast mij een hand, de bijrijder een schouderklop en stap uit.
Het is zondag, rustdag, dus laat ik het cultureel erfgoed nog even voor wat het is en ga de rest van Berat onderzoeken. De verkiezingen staan voor de deur en de stad hangt vol rode vlaggen van de Partia Socialiste en blauwe van de Partia Demokratika. Staatmeubilair en wegdek zijn versleten, ook dat van de prominente Bulevardi Republika. Toeristen zijn niet te bekennen. Die bezoeken wel de oude stadswijken op de berghellingen, maar niet meer van Berat.
Voorzieningen voor toeristen zijn daarom schaars. Een handvol hotels, een toeristenbureau en wisselkantoortje. Geen opschriften Benvenuto, Wilkommen of Welcome. Alles is in het Albanees.

Capitol Hill
Berat is geen Venetië. Maar wel Washington! Midden in de stad bevindt zich een glanzende replica van Capitol Hill. Een megalomaan marmeren gebouw torent hoog boven de omgeving uit. De oogverblindende blikvanger detoneert op alle vlakken met de omgeving en boven de ingang staat wat het is: Universitati i Beratit. Drie schoonmaaksters vegen de enorme hal, maar stoffer en blik zijn niet nodig: alles is brandschoon. Is dit nu arm Albanië? Docent Engels, Bledor Hadëri begrijpt mijn verbazing. ‘Dit is een privé-universiteit met studenten uit de hele omgeving. In het weekend komen parttimers, die zijn ouder.’ Maar wie kan zo’n gebouw betalen? ‘Dit is opgericht door zakenman Astrit Veliaj. In Durres en Tirana heeft hij ook universiteiten opgericht.’ Welke ‘zaken’ hij doet is onduidelijk maar over zijn ambitie bestaat geen misverstand: een plek in het parlement voor de Partia Demokratika (PD). De universiteit zorgt voor goodwill en kan helpen zijn aspiraties te verwezenlijken. De universiteitsboekwinkel wordt beheerd door Ermira Belashi en ze geeft me een korte rondleiding. Er ligt een berg plunjezakken. Daarin zit promotiemateriaal voor de campagne van Veliaj. Met petje en een T-shirt vertrek ik weer. Voor het gebouw ligt een pleintje waarop een huis hinderlijk in de weg is blijven staan. De bewoner staat op het balkon en vraagt of ik Italiaans ben. Als hij Holland hoort, gaan zijn duimen omhoog, en begint hij de spelersnamen op te sommen van het Nederlands Elftal van 1974, inclusief René en Willy van de Kerkhof. Hoewel ik graag zou willen, lukt het me niet om wat namen van Albanese voetballers of desnoods gewichtheffers te spuien. Hij lijdt niet onder het feit dat de universiteit zijn uitzicht aan de oostkant heeft weggenomen. Met wijdse armgebaren toont hij wat er nog wel over is. Om zijn gebaren kracht bij te zetten, verdwijnt hij naar binnen om met een verrekijker terug te keren. Genoeg te zien nog, is de boodschap. Hij is gek op zijn plek en in de lokale fotowinkel gaat het verhaal dat hij 600.000 lek kon krijgen om te verkassen, maar dat bod afwees. Overigens is vanuit Berat, zonder verrekijker, op een bergwand kilometers verderop het woord NEVER te lezen. Gehakt in een bos of gemaaid op een akker. Ooit stond daar ENVER, de naam van de communistische dictator die van 1945 tot 1985 aan de macht was. Na de omwenteling is dat subtiel veranderd als waarschuwing tegen, en herinnering aan die duistere jaren.

Kinema
Aan het einde van de Bulevardi Republika ligt het stadion van Tomorri Berat. De club heeft een abominabel seizoen achter de rug en eindigde op de twee na laatste plaats. De competitie is afgelopen en het stadion dicht. Toch beweegt er iets achter de glazen deur van de hoofdingang, als wat deurklinken worden geprobeerd. Het is een trainingspak, met daarin Ilirajan Sinanaj. De onderhoudsman van de club rookt een sigaretje, heeft bloeddoorlopen ogen en ruikt naar alcohol. Ik kom bijzonder ongelegen, maar ja, ik ben er wel. Het is makkelijk om lacherig te doen over het Albanese voetbal, maar dat geeft geen pas, want het land maakt een serieuze kans op deelname aan het WK in 2014. In de hal hangen elftalfoto’s en Tomorri heeft Nigerianen in de selectie. Terwijl ik nog niemand met een kleurtje heb gezien. Daarnaast is er een verzorger die steevast een PSV-shirt aantrekt wanneer clubfoto’s gemaakt worden. Als ik Sinanaj vraag of er geen grotere foto van hem is, neemt hij me mee naar de massageruimte. Daar hangt een foto waarop hij met een waterzak het veld afloopt. Rode kaart zeker, suggereer ik. Hij knikt, en dat betekent hier nee.
Terugslenterend begint mij op te vallen dat de PD alom aanwezig is in de openbare ruimte. Met vlaggen, posters en lelijke graffiti. Als ik stil sta voor een groot rechthoekig gebouw met een kapotte pui, komt er een man op mij af. ‘Kinema,’ zegt hij. De man heet Fadil en is 71 jaar. Daar lijkt hij trots op, maar aangezien mijn oma 103 jaar en elf maanden werd, ben ik niet onder de indruk. Fadil schijnt de situatie nogal grappig te vinden en nodigt me uit koffie te drinken. De hand die hij eerst op mijn schouder legt, gaat naar mijn elleboog en even later loop ik hand en hand. Dat is voor mij al weer een tijd geleden. Op een terras zitten zijn makkers. Als hij me introduceert, hoor ik een paar keer ‘kinema’. Blijkbaar gaat het verhaal dat de Hollander naar de film wilde terwijl de bioscoop al jaren gesloten is. Nog uren kan ik blijven, maar er is meer te doen. Fadil betaalt en ik ga.
In het stadparkje staat een draaimolen weg te rotten. ‘Hij doet het al tien jaar niet meer,’ zegt de 23-jarige Mika, ‘toen ik klein was heb ik er wel ritjes in gemaakt.’ Nu is het zijn vaste hangplek waar hij kaart met vrienden. Natuurlijk zijn ze van de Unescostatus op de hoogte, maar toeristen zien ze niet. ‘Wat moeten die hier nou doen behalve naar het kasteel?’ Goede vraag. Hoe komt Mika dan zelf zijn dagen door? ‘Met kaarten, roken en drinken.’

Tourist Info
Tussen Gorica en Mangalem stroomt de Osum en twee smalle bruggen verbinden beide wijken. Een voor voetgangers en een voor auto’s. Verkeerslichten regelen de toegang om te voorkomen dat twee auto’s tegenover elkaar komen te staan op de brug. Het is echter een publiek geheim dat die elkaar net kunnen passeren op de brug. Een enkeling durft dat.
Hoewel de uitbater van Bar Kafe 92 aan Rruga Antipatrea niets rekent voor de koffie, ben ik zijn enige klant. In dezelfde straat wacht een oud busje van aannemingsbedrijf Kooiker uit Balkbrug op een koper.
De dag eindigt met een wandeling door Gorica. Daar liep de schrijver A. den Doolaard bijna tachtig jaar geleden ook en in Van vrijheid en dood (1935) schreef hij daarover onder meer: ‘Berat is het wonder van Albanië. Elke straathoek is een schildersmotief, elk uitzicht harmonisch.’ Dat klopt nog voor een groot deel, al heeft het universiteitsgebouw dat uitzicht wel aangetast. En eerlijk gezegd zijn eeuwenoude huisjes op een berghelling van afstand beter te bewonderen.
De volgende ochtend brengen twee bouwvakkers mij naar het centrum. Liften is hier sneller dan een taxi. Het is maandag en dus is het Tourist Info open. Achter de publieksbalie zit nog niemand, maar in een zijkamertje treffen we de 37-jarige in Berat geboren en getogen Eva Dhima. Sinds 2011 werkt ze hier aan twee grote projecten. Het ene behelst een marketing- en managementproject voor de Unescogebieden waarin ook de Europese Unie participeert, het andere wordt gefinancierd door de Albanian-American Development Foundation en heeft betrekking op het ‘moderne’ centrum van Berat. Dhima: ‘Conservering en restauratie van de Unescogebieden is geen taak van de gemeente, maar een zaak van de nationale overheid. Alleen hecht die er weinig belang aan en is er geen geld voor over. Afvalverwerking, openbare verlichting en dat soort zaken zijn wel gemeentetaken. Maar veel fondsen zijn er niet.’ Als ik zeg geen toeristen te zien, diept Dhima, die Zwitsers de aardigste bezoekers vindt, de cijfers op. Om precies te zijn die van het aantal bezoekers dat een kaartje kocht bij het fort. En hoewel misschien niet iedereen het hooggelegen monument bezoekt, geeft het wel een goede indicatie. ‘In 2009 zijn 18.669 kaartjes verkocht. In 2011 20.644 en vorig jaar 22.259. Dit jaar tot en met april 2.120.’ Dat lijkt een rampzalige daling maar Dhima stelt me gerust. ‘Het seizoen begint pas eind mei.’ De meeste buitenlandse bezoekers komen uit Italië, gevolgd door Duitsland en Engeland. Nederland speelt in haar statistiek geen rol. Dat kan veranderen, want eind mei is een directe lijn Schiphol-Tirana geopend. Al duurt Tirana-Berat langer dan de vliegreis.

Het toeristenbureau

Smeergeld
Gezien de deplorabele staat van de binnenstad hebben toeristen daar nu nog niets te zoeken. ‘Maar er is een nieuw bestemmingsplan voor de boulevard; 57 bedrijven, waaronder veel restaurants en cafés, hebben zich daar aan gecommitteerd. Met een betere inrichting wordt de openbare ruimte veel aangenamer voor inwoners en toeristen.’ De boulevard wordt nu alleen gebruikt voor de xhiro, een traditionele avondwandeling die in Berat onder mannen nog zeer populair is. Vrouwen flaneren niet. ‘Straks wordt het een plek voor iedereen.’ Het belang van de Unescostatus dringt bij de inwoners steeds beter door. ‘Men weet dat het geld oplevert voor de lokale economie.’
Als ik over Berats nieuwe blikvanger, de Capitol Hill-replica, begin, betrekt het gezicht van Dhima. ‘Op die plek stond eerst een verloskundig centrum. Dat is gesloopt. Vervolgens heeft Veliaj dit laten bouwen, maar voor die koepel is nooit toestemming verleend. Er is geen vergunning voor.’
Die illegale status is voor een buitenstaander vreemd, maar dat geldt nog meer voor het feit dat er überhaupt is gebouwd. Want volgens de twintigjarige studente rechten Ela Ziu houden de mannen hun handen het liefst in de mouwen. ‘Ze hebben geen enkele ambitie, behalve een grote Mercedes. Wie wil werken, wordt uitgelachen, en als je een baan wil, moet je eerst smeergeld betalen. Iedereen denkt dat hij president is. Dat is het probleem hier.’ Over Berat is ze negatief. ‘Voor jongeren is hier niets. Geen theater, disco of bioscoop, helemaal niets.’ Dat de boulevard een facelift krijgt, verandert haar mening niet. ‘Als vrouw kun je daar beter niet alleen rondlopen. Je wordt als prooi gezien en dat voelt niet fijn. Ik mijd de boulevard.’ Vrolijk mopperend over alles wat er niet deugt leidt ze me rond in het ziekenhuis waar haar moeder werkt. Ziu wijst naar een bordje Verboden te roken. ‘Geen arts die zich daaraan houdt. Typisch Albanië.’

Handshake
De burcht is de topattractie van Berat. Bij de ingang staan twee minibusjes en een touringcar. Die hebben ook Nederlands bezoek gebracht en ik hoor flarden van een verhaal over een bezoek aan de Chinees in China. Terwijl ik denk een meevallertje te hebben, klinkt er opeens een stem vanuit het kassahuisje. Dat is dus wel bemand. Ik krijg kaartje 59.553 en als ik dat getal vergelijk met de aantallen van het Tourist Info is de magere conclusie dat deze entreebiljetten ongeveer drie jaar in gebruik zijn. Omdat het stokoud erfgoed is, voelt het bijzonder om hier te lopen. Zonder die wetenschap was waarschijnlijk de vraag gesteld of het uitzicht de klim naar boven wel waard was. Met slechts enkele tientallen bezoekers valt er voor bewoners weinig te verkopen. De handgemaakte kleden blijven aan de waslijn.
Alles in de omgeving contrasteert schril met de universiteit en dat geldt zeker voor de openbare bibliotheek. Die wordt beheerd door Valbona Zylyfare, het hoofd van de gemeenteraad. Echt openbaar oogt het niet en daar heeft Zylyfare wel een verklaring voor. ‘Dit waren archieven en daar mocht men niet zelf rondkijken.’ Lenen gaat via een loketje. In het magazijn zijn de ramen stuk en buigen of barsten de planken. ‘De gemeente heeft geen geld. Dat komt omdat de Democratische Partij regeert in Tirana en geen geld heeft voor Berat dat door socialisten wordt bestuurd.’
Internet is er wel in de bibliotheek, maar niet in de ruimte die Nikolla Langore zich er heeft toegeëigend. ‘Overal internet behalve hier.’ De oud-secretaris van de Kamer van Koophandel heeft een eigen kamer, al mag dat niet zo heten, omdat er soms door anderen vergaderd wordt. Daar vertaalt hij romans vanuit het Engels naar het Albanees. Deze weken Entwined with You van Sylvia Dog, maar daar kan hij zich wel van losmaken om op een terras wat vragen te beantwoorden. Waar de toeristen zijn bijvoorbeeld. ‘Heb je de wegen gezien? Dan weet je genoeg. En misschien blijven ze weg vanwege de verkiezingen.’ En de bioscoop? ‘Die is twintig jaar geleden teruggegeven aan de ex-eigenaars die door de communisten waren onteigend. Alleen doen zij er niets mee.’ Vanzelf komt ons gesprek op de verkiezingen en lachend vertelt hij Astrit Veliaj te hebben ontmoet, de eerder genoemde zakenmagnaat van de universiteit. ‘Ik was aan het biljarten toen hij binnenkwam, gevolgd door een camerateam. We schudden handen, hij stootte een keer met mijn keu en vertrok weer. Maar die handshake kwam wel op televisie. Daar ben ik vaak op aangesproken.’

De burgemeester van Berat in zijn kantoor

Boete
Op mijn laatste dag zit ik vanaf ’s ochtends kwart over acht uur te antichambreren bij de secretaresse van de burgemeester. Vanuit zijn kamer klinkt geschreeuw. Dat verbaast mij, omdat hij zijn mails afsloot met ‘knuffels.’ Om half negen uur gaat zijn deur open, loopt iemand boos weg en windt weer een ander zich luidkeels op dat niet hij, maar ik naar binnen mag.
Al ruim tien jaar is Fadil Nasufi de eerste burger van Berat. In zijn kantoor staan een luxe hoekbank, een fraaie vergadertafel en een bureau met een iets te lage stoel. Nasufi oogt een beetje vermoeid. Hij was in de jaren nul een van de belangrijkste voorvechters van de Unescostatus. Wat heeft die sinds 2008 opgeleverd? ‘In ieder geval bewustzijn bij onze inwoners. Die weten nu wat het waard is en hoe belangrijk het erfgoed is. Hun huizen worden hierdoor meer waard en we verstrekken zachte leningen aan lokale ondernemers. Maar wij dragen een verantwoordelijkheid en die kost geld.’ Als ik over de nieuwe blikvanger van Berat begin, bespeur ik enige teleurstelling in zijn ogen.
Nasufi: ‘Er lag een masterplan voor de indeling van het universiteitsgebied. Dat is goedgekeurd en hoefde alleen nog maar ondertekend te worden door de regering. Wat nu is gebeurd noem ik een misdaad van de regering.’ Van een privé-investering is volgens hem geen sprake. ‘Privé!? Veliaj staat tweede op de lijst van de PD en was niet bevoegd om daar te bouwen.’
Het lijkt hem persoonlijk te raken. ‘Ja,’ zucht de burgemeester, ‘en Astrit Veliaj heeft ook wel een boete gekregen, maar die valt in het niet bij zijn investering. Het ironisch feit doet zich nu voor dat iedereen zegt: oh, wat een mooi gebouw, en niemand zich nog bewust is van of druk maakt om de illegale status.’ Ook niet bij de pers. ‘Allemaal cliëntelisme. In de media wordt het een monumentaal object voor de toekomst genoemd. Ik gebruik liever een metafoor: het is een door de regering beschermd cultureel monument.’ Omdat zijn volgende, of vorige, afspraak wacht rondt Nasufi samenvattend af. ‘Berat is geliefd bij goden en mensen, maar niet bij de staat.’