24 uur met... Arnold Karskens

Oorlogsverslaggever en onderzoeksjournalist Arnold Karskens is een etmaal de gast van Wilfried de Jong. Ze schaken terwijl ze praten over zijn belevenissen in de brandhaarden van de wereld, zoals El Salvador, Irak of Afghanistan. Hij loopt niet mee met een leger, maar zoekt zijn eigen weg aan het front om het ongepolijste verhaal te kunnen maken. Tussen de oorlogen door, leidt hij een rustig bestaan met vrouw en kinderen in zijn woonplaats Brussel.

Oorlogen en gevaarlijke situaties zijn voor Arnold Karkens een vast gegeven in zijn leven en dat maakt dat hij altijd op zijn hoede is. Bij binnenkomst vraagt Wilfried nieuwsgierig wat hij normaal gesproken doet als hij een hotelkamer betreedt.

'Eerst kijken of het slot werkt,' begint Karskens meteen,'want dat werkt vaak niet.'  Vervolgens checkt hij het uitzicht. Als voorbeeld noemt hij het Holiday Inn in Sarajevo ten tijde van de Joegoslavische burgeroorlog in de jaren negentig. Er waren gevechten gaande en aan één kant van dat hotel kon je niet meer slapen door de voortdurende beschietingen van sluipschutters. 'Dan zoek je een kamer aan de zijkant, zodat je nog zicht hebt op een deel van het front. Vitrage houd je dicht en 's avonds ook gordijnen, voor eventuele scherven als gevolg van explosies.'

wel oorlog, geen lijken

Hoe belangrijk is het om aardig gevonden te worden? Wilfried bekent dat hij daar wel gevoelig voor is. Dat geldt voor Karskens niet. 'Het maakt me geen reet uit,' vat hij het eerst kort samen. 'Als ik bijvoorbeeld de gouverneur van Uruzgan tegenkom – met wie de Nederlanders lang hebben samengewerkt – dan denk ik: dat is een grote boef. Als hij slecht over mij denkt, dan heb ik het  goed aangepakt. I'm not in the business to be liked.' 

Hij beschrijft hoe hij in El Salvador voor het eerst een dode fotografeerde. Het was een dronken man die tijdens de avondklok de straat op was gelopen en was neergeschoten. 'Ik fotografeerde zijn lijk op het moment dat zijn zuster er aan kwam,' vertelt hij. 'Daarom is dat moment bijgebleven. Een deel van mijn herinneringen ligt vast in foto's. Je vergeet ook weer heel veel.'

Tijdens zijn reizen hield hij in het begin een dagboek bij. 'Omdat ik altijd alleen reisde en tegen niemand aan kon praten, schreef ik alles op.' Teruglezend ziet hij hoe hij van alles deed om de gang naar het front uit te stellen. Zeeppoeder kopen en wassen, dan was hij een halve dag onderweg, liefst ver van de strijd. 'Hoe langer je dat uitstelt, hoe groter de marteling, want vroeger of later moet je toch. Dan denk je op een gegeven moment: nu moet ik gaan, dan schieten ze me maar dood.'

In El Salvador fotografeerde hij vele doden. Vakbondsleiders, mensen van politieke partijen, mensen die kritisch waren: ze werden door speciale doodseskaders om het leven gebracht en gedumpt aan de weg om anderen te waarschuwen. Die foto's werden weinig gepubliceerd. 'Laat de waarheid maar zien, dachten wij. Maar het publiek wil wel een foto van de oorlog, maar niet van de lijken.'

helikoptercrash

In Uruzgan overleefde hij een helikopterongeluk. 'De piloot was zenuwachtig rondjes aan het draaien en toen raakte het staartstuk een top van een boom, zo'n junglereus van 25 meter. Die staart brak af en een helicopter zonder staart...' Hij maakt een ronddraaiende beweging met zijn vinger. 'We gingen dwars door de bush naar beneden en klapten op de grond.'

Wonder boven wonder ontplofte de helikopter niet. 'Er kwam wel brandstof vrij, de tanks waren lek, maar we sprongen eruit en renden weg.' Ze hadden vooral schaafwonden, sommigen wat ernstiger en zijn gaan lopen.

Na een nacht door lopen waren ze terug in de bewoonde wereld en leek het hem goed even zijn vrouw te bellen om te zeggen dat hij veilig was. 'Dat was voor haar midden in de nacht. Ik zei dat ik veilig was en een helikoptercrash had gehad. Ze zei oké en legde neer. Paar minuten later belt ze terug: een helikoptercrash?! Wat is dat?'

Na enige uitleg van Karkens was dat begrip helemaal duidelijk en vervolgens belde ze hem elke paar uur om te vragen hoe het met hem ging. 'Ik wilde haar dus geruststellen, maar wekte juist onrust. Toen dacht ik: dat moet ik niet meer doen.'

Tegenwoordig bellen ze minder en vertellen elkaar ook minder. 'Ik bel om de paar dagen en dan houden we het kort. Zij wil niet weten wat ik allemaal meemaak en ik wil niet horen wat er thuis allemaal misgaat.'

nachtmerrie

Tijdens de invasie van de Amerikanen in Irak, reed hij rond in Bagdad in de auto van de Nederlandse ambassadeur. 'Die was natuurlijk gevlucht,' lacht hij.

De auto werd bestuurd door een man van de ambassade en Karskens zat met zijn gids achterin. Ze wilden naar het paleis van Saddam Hoessein. Karskens had een raampje open voor frisse lucht en om de omgeving goed te kunnen zien.

Plots kijkt hij in de ogen van een strijder, die zwaar geschut op ze richt, een granaatwerper van het type RPG7. Ook vanuit andere posities wordt de auto onder schot gehouden en als ze stoppen en uitstappen, realiseert Karskens zich dat hij als buitenlander, mogelijk wordt aangezien voor een Amerikaan en dat kan in deze situatie dodelijk zijn. 'Toen dacht ik echt: nu heeft mijn laatste uur geslagen.'

Hij zegt er een Post Traumatisch Stress Stoornis (PTSS) aan over te hebben gehouden. 'Ik heb die scène daarna nog wel wat keren herbeleefd. Het is de enige situatie waarvan ik nachtmerries had en wakker werd.'

zwijgen en verzwijgen

'Ik praat daar niet over,' zegt Karskens nadrukkelijk als Wilfried begint over het kind dat Karskens verloor, gestorven in de couveuse. Hij vind dat een te persoonlijk onderwerp. 'Dat ligt te gevoelig en daarom praat ik er nooit over, zeker niet op televisie. dat spijt me verschrikkelijk. Dus ander onderwerp! Noem maar een oorlog, of een hongersnood.'

Vol overtuiging zegt hij even later dat hij zichzelf de beste oorlogsverslaggever vindt. Dat heeft alles te maken met zijn eigenzinnige werkwijze. Anders dan veel andere journalisten opereert hij solistisch en wordt hij niet 'embed' in een legereenheid of iets dergelijks.

'Dat is het wezen van de journalistiek', doceert Karksens: 'Het is wat anders of je journalistiek bedrijft of achter de propagandadiensten aanloopt. Dit is geen voetbalwedstrijd in de tweede divisie. Het gaat om essentiële situaties waarbij honderden burgerslachtoffers vallen, wat verzwegen wordt door een groot deel van de Nederlandse pers. Ik heb een dik boek geschreven over de geschiedenis van de oorlogsverslaggeving en ik weet dat we onze vingers gaan branden. Dus vind ik ook dat ik m'n bek moet opentrekken als ik zie dat het fout gaat.'

geen therapeut

Na het ontbijt wordt Karkens een beetje onrustig. Hij wil naar buiten. Dan besluiten ze samen het gesprek nog even te evalueren.

Wilfried vat samen: 'Je bent voor de duvel niet bang in de oorlog en komt op plekken waar niemand durft te komen, maar de angst grijpt om zich heen als je erg privé moet zijn.' Karskens knikt.

'En ik heb het idee dat je dat alleen wilt oplossen,' vervolgt De Jong. 'Dat klopt, ik heb geen therapeut.'

'En ook je vrouw weet niet wat er in dat grote kale hoofd met die grote open ogen omgaat,' gaat Wilfried verder. 'Inderdaad, zegt Karskens, 'je moet dat toch zelf verwerken. Zullen we weer een koffie nemen?'

beluister ook