Eind 1999 raakte Nederland dankzij Big Brother in de ban van gewone mensen die niets bijzonders deden. Andere tijden blikt terug op dit baanbrekende programma met onder anderen roddeljournalist Hummie van der Tonnekreek (1945). Zonder televisie-ervaring werd zij hoofdredacteur van dit programma. Ook leende ze haar stem aan Big Brother.

Hugo Hoes

Wat wist u van televisie?
‘Niks!’

Waarom namen ze u dan aan?
‘Ik had een drama achter de rug bij uitgeverij Audax. Dat liep voor mij goed af, waarna ik met een gouden handdruk thuis zat en dacht: hoe nu verder? Toen belde John de Mol en die zei je moet Paul Römer bellen.’

Wacht even. De Mol belde. Zo gaat dat?
‘Toen ik hoofdredacteur was van Weekend belde hij soms ook om mij op de vingers te tikken en zijn bedrijf te bewaken. De Dolly Dots stonden bijvoorbeeld bij hem onder contract en daar kreeg ik veel primeurs over, maar als hij vond dat ik te ver ging, liet hij dat wel weten.’

Daar trok u zich natuurlijk niets van aan.
‘Jawel hoor. Als roddelblad moet je je daar wel iets van aantrekken. Naar buiten toe kun je wel het sprookje in stand houden dat je in camouflagepak bij BN’ers in de tuin ligt, maar zo werkt het niet, althans niet in mijn tijd. Ik ging koffie drinken met Vanessa en zei dan: “Verzin even een leuk verhaal over jezelf, Vanes.”’

Het was dus niet gek dat De Mol belde?
‘Het was wel gek dat hij hiervoor belde. Ik kreeg ook niet de kans om te vragen waarom ik producent Römer moest bellen, want toen had hij al opgehangen. John is niet van de koetjes en de kalfjes.Voordat ik zijn nummer had gevonden, belde Römer zelf al. “Ik moest je bellen van John,” zei hij. Afspraak gemaakt, maar daarbij was hij niet al te hartelijk. Hij dacht: wat moet ik in godsnaam met die vrouw. Hij gaf mij een paar A4’tjes en zei: “Lees dit eens.” Begon hij uitgebreid te vertellen hoe hij het ging maken, dat het zo ingewikkeld was, met 24-uursdiensten en -ploegen. Ik dacht: misschien willen ze dat ik iets doe voor de pr van het programma. Toen ik bij de deur stond om weg te gaan, hoorde ik hem zeggen: “Dan noem ik jou maar hoofdredacteur.” Ik ben nogal stoer en zei: “Prima.”’

'Nu zag je gewone mensen net als jij beroemd worden. Dat is heel lekker.'

Hummie van der Tonnekreek

Was er weerstand tegen uw komst? Van roddelpers naar televisie.
‘Dat heeft men nooit openlijk laten blijken. Op de redactie, aan de kant van de inhoud, was weinig animositeit. Ik ben ook niet zo’n bazig type. Het werd pas ingewikkeld toen de regie erbij kwam zitten. Die hadden hun eigen ideeën. Leuke filmpjes, grapjes, bewegen, het mocht nooit stilstaan. Dat waren zij gewend. Televisie beweegt. Dus als er een programma is waarbij de redactie gaat zitten wachten tot er iets gebeurt in dat huis kloppen ze bij je aan. “Hummie, er gebeurt niets.” Dat gaf enorme frictie. Zij wilden muziekjes, filmpjes, grappige voice-overs, alles moest bewegen.’

Kermis!
‘Och, vreselijk. Ik heb na de eerste uitzending gewoon zitten huilen in de studio. De continuïteit was weg. Je zag Ruud dan hier, dan daar. Kon helemaal niet. Daar begon mijn wanhoop al. Wij wilden alles chronologisch, hoogtepunten met indien nodig de voice-over als bruggetje. En geen muziek.’

Kaal.
‘Zo kaal als het kon. Eigenlijk een stripverhaal met gesproken tekst. Een stripboek met beweging. Het ging er ook niet om dat we ze candid volgden in de hoop dat ze zouden vallen of hun broek uittrekken. Nee, de essentie was anders. Kijk, de tijd van alom aanwezige camera’s was in aantocht. John en Paul wilden weten hoe mensen leven als ze constant een camera op zich gericht hebben. De bewoners zagen de camera’s ook gewoon. Die bewogen en maakten geluid. Eerst wordt het gedrag aangepast, maar al snel is het wat kan mij het schelen. Ik wilde ook niet dat ze het idee hadden dat iemand zoals ik 24 uur naar ze aan het staren was. Camera’s prima, maar…’

...geen meekijkende mensen.
‘Nee, als ik in de dagboekkamer gesprekken voerde, hoopte ik ook altijd ze spontaan wat zouden vertellen. Soms zei iemand: “Maar Big Brother, dat heeft u toch wel gezien.” Dat wilde ik niet, want dan waren ze zich te veel bewust van ons. Een trucje van mij, als Big Brother, was dan om te zeggen praat mij even bij, ik ben een paar dagen weggeweest. Je creëert afstand. Ik werd niet hun grootste vriend en was echt Big Brother.’

'Ik was in het begin vooral bezig met strijd tegen de tv-regie. Daar vond men na vier dagen al dat er iets moest gebeuren.'

Hummie van der Tonnekreek

Vond u het niet gek dat kandidaten hier aan mee wilden doen?
‘Dat vind ik nou vervelend om te beantwoorden. We hadden gigaveel aanmeldingen, wat niet raar was, want aan televsie deed men graag mee. Je kon er een prijs mee winnen en Big Brother was spannend in de markt gezet. Ik heb mij wél verbaasd dat daar zoveel mensen tussen zaten die in hun leven tegen een paaltje waren aangereden. Met wie het niet altijd goed was gegaan. Veel slachtoffers van geweld en zo met een plekje op de ziel. Zij hoopten misschien door deelname aan het programma sterker te worden of hun leven een nieuwe wending te geven.’

Wat als uw kinderen zich hiervoor zouden hebben aangemeld?
‘Als ik niets met Big Brother te maken had gehad? Ik had niet staan te juichen, maar had het niet tegengehouden.’

Dat kan toch ook niet?
‘Nou, ík wel. Vraag dat aan maar aan mijn kinderen.’

Wanneer wist u dat het een succes zou worden?
‘Dat het zo’n megasucces zou worden, had ik niet verwacht. De kijkcijfers waren meteen goed, maar ik was in het begin vooral bezig met strijd tegen de tv-regie. Daar vond men na vier dagen al dat er iets moest gebeuren. Moesten wij uitleggen dat er juist gekeken werd, omdat er niets gebeurde. Leg dat maar eens uit aan iemand van televisie. In de krant vroeg men zich ook af waarom iedereen keek.’

Ja, waarom keek ik?
‘Je keek naar jezelf. Heel Nederland heeft honderd dagen naar zichzelf zitten kijken.’

Naar mijn eigen saaie leven.
‘Daar keek je naar.’

Raar toch?
‘Niet als je eerlijk bent.’

'Voor een aantal bewoners was de impact veel intensiever dan ik had mij kunnen voorstellen. Ze zijn heus wel opgevangen, maar daar had misschien wel een schepje bovenop gekunt.'

Hummie van der Tonnekreek

Wat wilde ik dan zien?
‘Jezelf, en troost. In mijn vorige bestaan had ik de BN’er van dichtbij mogen meenmaken. Dat zijn gewoon mensen die de was doen, likdoorns hebben of vet haar en ook vaak praten over niets. Nu zag je gewone mensen net als jij beroemd worden. Dat is heel lekker. Daar kijk je graag naar, want je denkt mijn leven is misschien ook wel aardig. Daar hoef ik mij niet voor te schamen. Hoopgevend en geruststellend. Revival van de gewone burger.’

Beroemd worden zonder specifiek talent.
‘Daar ben ik het niet mee eens. Míjn bewoners konden een héleboel. Op een autocue aflezen hoe laat het is, vind ik geen kunst, maar zijn wie je bent, dat vind ik nogal een opgave.’

Drie maanden later waren ze BN’ers.
‘Ze werden goed opgevangen, althans zoals we toen dachten dat goed was. Maar voor een aantal bewoners was de impact veel intensiever dan ik mij had kunnen voorstellen. Het heeft er behoorlijk ingehakt. Daar moest ik aan denken toen je vroeg naar mijn kinderen. Ze zijn heus opgevangen, maar daar had mischien wel een schepje bovenop gekund.’

Heeft u veel niet uitgezonden omdat het te ver ging?
‘Nee niets, want dat was er niet. En vanwege de Kijkwijzer moesten we er met schieten juist rekening mee houden dat er geen bil of borst in beeld kwam. Want dan gingen we misschien inhoud missen, omdat we dat niet mochten uitzenden. Dus toen er twee in bed belandden, was ik blij dat er een dekentje overheen ging en dat ze daarna een sigaretje gingen roken. Heel romantisch en ik kon het zonder knippen en plakken uitzenden. Bekrompen geesten zeiden: een camera in de slaapkamer, hoe gek kun je wezen? Daar ging heel Big Brother niet over.’

Geen gekke vraag toch. Seks vindt altijd plaats achter gesloten deuren.
‘In de jaren zestig niet hoor! Toen gebeurde het gewoon op televisie, dus het was ook niets nieuws geweest. Het is mij ook nooit gevraagd om dat te stimuleren. John de Mol heeft nooit gebeld met: zeg, komt er nog wat van?’

Wanneer gaat u uw memoires schrijven?
‘Memoires?! Ik heb het allersaaiste leven van de wereld gehad.’