Het Schrijfhok: Ingmar Heytze

Ingmar Heytze in het schrijfhok

Op 16 mei was Ingmar Heytze te gast in het schrijfhok van 'Brommer op zee'. Lees hieronder de column die Wilfried de Jong aan hem schreef en uiteraard Ingmars repliek.

Wilfried aan Ingmar:

Beste Ingmar,

Tegenover me zit de man die zegt zijn halve leven in cafés geschreven te hebben. Met torens van bierglazen, vochtige viltjes en luidruchtige studenten als decor.
Vandaag ben je in een schrijfhok. En op televisie. Niet bepaald de sfeer van een Utrechts café. Maar goed, hoe belangrijk is de omgeving als je werkt? Je schrijft jezelf weg. Verdwijnen in de tijd, zo noem jij dat.

Ik heb de ontwerper gebeld voor de karakteristieken van deze plek. Het hok is gemaakt van donker gebeitst populierentriplex en coronabestendig perspex. In de wanden zijn 134 latjes van 2 bij 2 centimeter verwerkt. Op de vloer ligt een geluidsabsorberend tapijt in de kleur ‘petrol 1585’. De bouwlamp boven je is spatwaterbestendig en de tweedehands aluminium Emeco-stoel voelt altijd koud aan en komt uit een Amerikaanse penitentiaire inrichting.
Hoe claustrofobisch ook, toch al een onderkomen met geschiedenis.

Meer kan ik er niet van maken. Het is nu aan jou.

Ingmar aan Wilfried:

Beste Wilfried,

Het schrijven in cafés werd voorafgegaan door het schrijven op plaatsen die daar nog geschikter voor zijn: wasserettes, plaatsen waar mensen betrekkelijk inert op plastic kuipstoeltjes zitten tussen hun draaiende en tuimelende kleding.

Wasserettes! Altmödische ruimteschepen vol bovenmaatse machines met hun eigen, mechanische, baarmoederlijke geluiden, muren van warmte van de drogers, gevoed door gaande en komende wezens met manden en zakken. De bekertjes poeder. De wasmuntjes als vreemde valuta.

Wasserettes – ik schreef er graag. Het is een abstracte omgeving. Niemand let op je, je bestaat niet, je bent al weg voor je bent begonnen te schrijven. Het is intiem en generiek tegelijk. In de wervelingen van het wasgoed kon je waarnemingen doen over waar onze huid ophoudt en onze omgeving begint, en wat mensen daar aan stof tussen willen hebben. Ik keek niet naar de mensen, maar naar hun gewichtloze kleding.

Het is bijna jammer dat mijn ouders me op zeker moment een robuuste bovenlader cadeau deden.

Later, in cafés, schreef ik over het algemeen rond koffietijd, om allerlei praktische redenen, maar het effect was hetzelfde – de dingen nemen de leiding, mensen drentelen er een beetje doorheen.

Ik heb nooit in het openbaar zitten schrijven over de mensen die daar aanwezig waren. Zij zaten al in hun eigen verhaal, daar had ik vanuit mijn onzichtbare positie aan een tafeltje niets aan toe te voegen.