Beste Jeroen,
Ach, die zestiende eeuw in Antwerpen. De plaats waar de hoofdpersonen van uw boeken zo graag rondbanjeren. Wat was het toch een wonderlijke stad; zo rijk, zo intens, zo gulzig, zo romantisch ook. Maar laat het oude even voor wat het is. We zijn eeuwen verder. Wat is er van Antwerpen geworden? Mijn oudtante Ida uit de Sint Mattheusstraat in de wijk Borgerhout slikte in de jaren ’70 op zondagochtend haar hostie zonder te kauwen door en alle overgebleven muntjes van de week verdwenen nog in het mandje voor Congo.
Nadat mijn tante overleed veranderde Antwerpen snel. De wijk kreeg de valse geuzennaam Borgerokko. In het centrum nestelde zich de rechtse politiek als slap cement tussen de middeleeuwse stenen. Inmiddels drinkt de moderne stadsmens cappuccino met geitenmelk in cafés waar vroeger tussen de middag de pint op tafel stond. En de burgemeester doet zoominterviews in zijn onderbroek. Wordt het authentieke Antwerpen horendol gedraaid door een centrifuge van machtswellust, nieuw geld, vreemdelingenhaat en slechte smaak?
Het is tijd voor een eigentijdse Olyslaegers. Een snoeiharde roman anno nu waarin wordt uitgelegd hoe het Antwerpen van mijn tante Ida langzaam onder zeeniveau raakte. Misschien ontstaat in dit kale schrijfhok al een eerste, gouden zin voor een boek dat iedereen wakker schudt.
Doe het niet voor mij, doe het voor uw stad.