Zoë Sedney is een multitalent. Goed op de meerkamp en zo vlug als water.

Tweeneeënhalf jaar geleden kwamen we voor het eerst bij de familie Sedney in Zoetermeer over de vloer. Dat is dan al een naam die we uit de sportwereld kennen. Van Naomi Sedney natuurlijk. Top-sprintster van beroep en als lid van de estafette-ploeg op de 4 x 100 meter al deelneemster aan de Olympische Spelen van Rio de Janeiro, samen met onder andere Jamile Samuel en Dafne Schippers. Maar misschien wel het best bewaarde geheim van de familie Sedney zit die middag in de woonkamer op de bank. Zoë dus, Naomi’s jongere zusje. Een vrolijke puber van nog geen zestien jaar oud. Een zelfbewuste VWO-scholier vol verlangen naar de toekomst. Met de lange benen opgekruld in kleermakerszit, vrolijk kletsend over dromen en ambities, ondertussen wat M&M’s wegsnaaiend. Haar reputatie is haar op dat moment al voorbij gesneld. Ze zeggen dat ze vlug is als water. Op zowel de 200 meter sprint, als de 100 meter horden. Een B-juniore nog maar, die al ‘volwassen’ tijden loopt in het spoor van zowel Dafne Schippers als Nadine Visser.

Wat ook interessant is; Zoë Sedney combineert op dat moment de sprintnummers met de meerkamp. Een bewuste keuze. ‘Ik zou persoonlijk niet één ding willen doen, daarom vind ik die combinatie ook zo leuk. En je ziet aan Dafne Schippers dat de meerkamp een prima allround training is voor een atleet. Die deed eerst meerkamp en is daarna pas vol op sprint gegaan. En Nadine Visser was ook meerkampster’, zegt ze begin 2018 als we haar voor het eerst uitgebreid interviewen voor de documentaire-serie over de beloften.

Ze trekt tijdens datzelfde gesprek trouwens één van haar gympies uit en laat voor de camera vol trots zien wat er op de zijkant van haar schoenen geschreven staat. Zoë: “Ik had dus een weddenschap afgesloten met Naomi dat ik een paar schoenen zou krijgen als ik een medaille zou winnen tijdens de Jeugd Olympische Spelen van 2017 in Gyor. En dat deed ik dus. Toen wilde ik deze schoenen hebben. Aan de ene kant hebben ze mijn naam laten borduren en aan de andere kant staat mijn hordentijd die ik toen liep. 13’37”. Lachend: “Dat is best snel ja”.

Zoë wint in Gyor behalve de 100 meter horden ook de finale van de 200 meter en verovert zilver met de estafette-ploeg. Het meisje met de wapperende vlechten groeit in Hongarije uit tot het goudhaantje, is de koningin van de jeugd Olympische Spelen. Chef de mission Pieter van den Hoogenband staat tijdens de wedstrijden van Zoë langs de kant van de baan en ziet dat het goed is. Als oud-belofte weet hij als geen ander dat er nog allerlei gevaren op de loer liggen maar duidelijk is ook dat dit een naam is om te onthouden: Zoë Frederique Sedney.

Een half jaar later verbetert Zoë het juniorenrecord op de 200 meter indoor. En natuurlijk dringen de vergelijkingen met Dafne Schippers zich dan al op. Zoë zelf tempert begin 2018 de verwachtingen: “Ik ben nu, op mijn zestiende, inderdaad iets sneller dan Dafne Schippers op die leeftijd. Dat is op zich wel vet. Maar het zegt heel weinig. Sommige atleten pieken eerder, anderen later. Of ik ooit zo goed kan worden als Dafne? Misschien wel, maar misschien ook niet’.

Voor een atlete van amper zestien jaar toont Zoe zich wel opvallend zelfbewust. Ruimte voor twijfel is er amper, als een roofdier gaat ze op haar doelen af; presteren op de baan en op school. Hoe de toekomst er op korte en iets langere termijn uit moet zien, heeft ze al aardig in haar hoofd. “Op korte termijn zou goud halen tijdens het EKu18 mooi zijn en natuurlijk lijkt het me gaaf als ik 2020 zou kunnen halen. Maakt me niet uit hoe. Als sprintster of in de estafette-ploeg. Dat is toch de droom van iedere atleet. Maar ik wil ook weer niet te ver vooruit kijken”. Over een vervolgstudie na het VWO is dan ook al nagedacht. “Biomedische technologie bijvoorbeeld, om pacemakers en prostheses te kunnen maken. Of bewegingswetenschappen in Amsterdam. Hoe een mens kan bewegen vind ik super interessant. Daar zit zoveel achter. Hormonen die ervoor zorgen dat je hersenen via je zenuwen een seintje kunnen sturen naar je spieren bijvoorbeeld. En dat allemaal in een heel kort tijdsbestek. Ongelooflijk toch”.

Ik wil altijd wil winnen, ik kan niet goed tegen mijn verlies.

In de keuken heeft moeder Mandy intussen grote vellen papier op tafel uitgerold. Het blijkt om de planning van dochter Zoë te gaan; een indrukwekkende wirwar aan pijlen, een overzicht van trainingstijden voor zowel de meerkamp als de sprint en de proefwerkweken en belangrijke wedstrijden omcirkelt. Goed plannen is de enige manier om de boel draaiende te houden in een druk gezin met vier dochters, van wie er twee aan topsport doen. Zoë: “Naomi woont op Papendal, mijn zus Amy studeert geneeskunde en zit op kamers in Nijmegen. Megan en ik wonen nog thuis. In het weekend zijn we soms wel met z’n zessen. Dan is het best wel luidruchtig bij ons thuis, ja. We praten allemaal hard en discusiëren veel. Maar het is wel heel gezellig”.

Het talent heeft ze trouwens van geen vreemde. Moeder Mandy heeft vroeger ook veel gesport. Volleybal, judo, ga zo maar door. En opa ook. Maar de sprintersbenen heeft ze van vader Melvin, voorheen voorzitter van Zoë’s atletiekvereniging Ilion, die op seniorenniveau nog steeds aan wedstrijden mee doet. Melvin Sedney, lachend: “Je wilt als vader van twee sprintende dochters toch een beetje meedoen”. En hij is nog snel ook. Al moeten we volgens Sedney senior ook weer niet overdrijven: Zoe loopt de 200 meter in 23 seconden en een beetje. Ik doe er vijf seconden langer over.  Zij zit al aan de thee als ik eindelijk over de finish kom”.

Het begint ooit allemaal met hockey. Maar al snel wordt duidelijk dat snelheid haar échte talent is. Of, zoals haar oud-trainer Remco van Veldhuizen ooit zei: “Ze kan van nature enorme snelheid ontwikkelen en dan dooraccelereren. Echt een natuurtalent”. En dus wordt het atletiek. Zoë: “Geen makkelijke keuze. Ik heb toen allerlei lijstjes gemaakt met positieve en negatieve dingen, maar uiteindelijk kom je toch tot de conclusie dat je goed bent in hockey ómdat je snel bent. Dan kun je beter iets doen waar je heel erg goed in bent. Ook omdat ik altijd wil winnen, ik kan niet goed tegen mijn verlies”.

Ze besluit zich te richten op de meerkamp én op de sprintnummers, voor een zo allround mogelijke opleiding en traint op dat moment zowel bij Ilion in Zoetermeer als bij het regionale opleidingscentrum ATR in Rotterdam. En tussendoor vinden geregeld analyses en tests plaats op Papendal. En alhoewel iedereen het erover eens is (zowel sprinttrainer Brendan Troost, meerkamptrainer Remco van Veldhuizen, als de bondscoaches van de atletiekunie) dat ze vooral uitblinkt op de sprintnummers, wil Zoë van een keuze tussen de twee disciplines voorlopig niets weten. Specialiseren kan altijd nog.  

Maar dan breekt 2019 aan. En gaat het mis. Een conflict met meerkamptrainer Remco van Veldhuizen van Ilion, die van Zoë onder andere meer inzet en trainingsarbeid op de meerkamponderdelen eist, leidt tot een breuk. “Hij maakte tijdens een wedstrijd ruzie met mijn moeder. Zij merkte op dat het hoogspringen niet zo goed ging. Hij vond dat een belediging. Maar dat was niet zo bedoeld. En dat mijn sprinttrainer Brendan van ATR ook aanwezig was, vond hij ook maar niks. Ik dacht alleen maar: je bent hier om mij te coachen en niet om ruzie te maken. Je moet je op mij focussen. Dat gaf mij een heel slecht gevoel”. “Kijk, een conflict is natuurlijk nooit alleen maar iemands schuld. Maar hij zei gewoon dat het helemaal niet aan hem lag, terwijl hij wist dat dat niet zo was. Dat vond ik een beetje raar. En misschien wel het vervelendste aan die hele situatie.”

Het conflict leidt er uiteindelijk toe dat Zoë afscheid neemt van de meerkamp: “En dat was best heftig, want ik zag die breuk helemaal niet aankomen. Het is gewoon jammer dat ik voor mijn gevoel ben gedwongen om een keuze te maken terwijl ik die keuze misschien liever had gemaakt als ik wat ouder was geweest.  Maar achteraf ben ik blij dat ik daar bij weg ben. Weg van al die negativiteit. En ik denk dat als ik die keuze niet had gemaakt, dat ik nu niet zo hard indoor had kunnen lopen. Ik kruip nu toch tegen het topniveau van de senioren aan. Dus dat zie ik met het inzicht van nu dan wel weer als iets positiefs”. 

Maar begin 2019 staat de vlag er dus nog heel anders voor. Alle strubbelingen, in combinatie met spanningen die het eindexamen VWO met zich meebrengen, leiden tot stress en fysiek ongemak (hamstring). Het indoorseizoen verloopt daardoor met horten en stoten. Zoë heeft ondertussen haast, die wil met zevenmijlslaarzen naar de top. Halverwege april richt ze het vizier weer op de toekoms en gaat ter voorbereiding op het EK onder de 20 op trainingsstage met oranje in Tenerife. Daar krijgt ze de volgende klap te verwerken: “Ik had eindelijk geen last meer van mijn hamstring, voelde me helemaal weer fit. En dus gingen we op dag drie maar weer eens horden trainen. Brendan en ik hadden express nog wat lagere hekjes neergezet. Om er rustig in te komen. Maar bij de eerste oefening ging het al mis. Ik hoorde een soort tik. Ik dacht eerst dat ik een horde had aangeraakt. Maar toen zakte ik raar in. Ik dacht: oh shit. Dit gaat niet goed. Iedereen kwam meteen naar me toe. Toen bleek mijn hamstring gescheurd te zijn. Ik zat enorm te balen natuurlijk. Je bent daar om grote stappen te maken. Maar ik dacht ook meteen; beter nu dan later in het seizoen, want dan kan ik niet  naar het EK”.

Van een zwakke plek wil ze verder niets weten: “Ze zeggen juist dat als je een blessure goed laat herstellen dat je dan sterker bent dan voorheen. En andersom geldt; als je te snel revalideert, dan blesseer je je weer sneller”.

Bovendien: Het overkomt iedere atleet wel een keer. Sommigen zeiden zelfs; nu hoor je er pas echt bij. Belangrijker is de timing. Voor mij was het outdoor-seizoen misschien niet geweldig vorig jaar, maar dit seizoen is het WK onder de 20 in Kenia en nu ben ik weer wel helemaal fit. Ik loop sneller dan ooit”.

En dus blijven haar belangrijkste doelen overeind. Dat is op de eerste plaats haar indoortijd op de 60 meter horden aanscherpen, wellicht tijdens het aankomende NK indoor in februari. De A-juniore liep dit jaar al een puike 8.27 seconden, niet eens zo heel ver verwijderd van de limiet voor het WK indoor bij de senioren en daarmee schurkt ze voorzichtig tegen de tijden van wereldtopper Nadine Visser aan. Zoals Zoë inmiddels ook al wat jeugdrecords van Visser heeft verbroken en/of geëvenaard. “Ik focus me verder niet zozeer op Nadine, maar ik wil wél in de buurt van haar tijden komen. En het andere doel is het WK onder de 20 in Kenia. Daar wil ik mezelf echt op de kaart zetten. Daar lopen atleten die al op senioren-niveau zitten, zefs medaille-kansen hebben tijdens de Spelen in Tokio. Vooral de Jamaicanen, zeg maar. Als ik daar een finale zou weten te halen op de 200 meter sprint of op horden, dan zou dat al erg knap zijn. Want het niveau wereldwijd is zo anders dan in Europa. En dan zou het WK indoor in China een soort toetje zijn”.

Of ze Tokio uit haar hoofd heeft gezet? “Ik heb nooit gezegd dat ik Tokio wel éventjes zou gaan halen. Ik heb wel gezegd dat het me leuk zou lijken. Maar Tokio is geen must. Parijs 2024 is wel écht een must.

Maar dat duurt nog even. Lachend: “Maar ik zeg ook weer niet dat ik Tokio perse niet haal. Want de vorm die ik nu heb, is de beste vorm die ik heb gehad in de twee jaar dat de vpro mij volgt. Dus als er één moment zou zijn dat ik stiekem aan de Spelen zou kunnen denken, dan is dat nu” .