Peggy vindt het prima dat Maartje een podcast maakt over hun gedeeld verleden. Maar de titel moet echt anders.

Op deze pagina vind je naast de podcast, een transcriptie, zodat je met of zonder de aflevering deze rustig door kan lezen.

4. Een gedeeld verhaal

Autogeluid

Soms voelt 300 jaar koloniaal verleden alleen maar kolossaal en ingewikkeld. Als iets heel ver wegs, iets wat ik niet bevatten kan. En soms hangt het opeens bijna tastbaar tussen mij en Peggy, als ik met haar in de auto zit op de ring van Amsterdam.

Peggy Bouva: Ik heb van meerdere mensen in mijn omgeving ook wel de vraag gekregen van: goh, zou je dat nou wel doen? Vind je het wel verstandig?

Maartje Duin: Ja?

Peggy: Ja, ja zeker wel. Omdat er toch wel inderdaad een grote argwaan is naar de witte mens. En ja, heel veel mensen hebben wel zoiets van ja, dat gaat die persoon eigenlijk niets aan. Maar in dit geval is het ook een gedeelde geschiedenis. Dus in die zin zou ik eigenlijk ook niet tegen jou kunnen zeggen: bemoei je met je eigen zaken, want dit zijn jouw familiezaken. Net zoveel als dat het ook voor mij mijn familiezaken zijn, van mijn voorouders.

Maartje: Nou, ik ben blij met je vertrouwen.

Peggy: Ja, ja, ik heb er vanaf het begin wel vertrouwen in gehad, maar goed, dat is natuurlijk ook omdat ik ook heb aangegeven dat ik ook heel erg betrokken wil zijn bij het eindresultaat. Niet iedereen krijgt ook die kans om die inbreng te hebben.

Maartje: Nee precies.

Het is één ding om een verhaal van twee kanten te bekijken. Maar waar begin je als je het van twee kanten wil vertellen?Deze keer in De plantage van onze voorouders: van wie is dit verleden?

Jeffrey: Slavernij vind ik een onderwerp dat verteld moet worden. Maar niet zozeer gelinkt aan het feit dat dat met ons te maken heeft.

Wie voelt de gevolgen in het heden?

Peggy: En toen kwam er een collega naar me toegelopen en die zei: ‘Je staat aan de verkeerde kant van de gang. Je moet daar zijn voor het aanvragen van een bijstandsuitkering.’ Ik zeg: ‘Nou, ik kom hier om te werken.’ ‘Oh?’

En hoe wordt je blik bepaald door je familieachtergrond?

Maartje: Ik denk dat het voor een adellijke familie, dat het nog meevalt. Ik had eigenlijk gedacht dat ik misschien wel op enorme plantages zou stuiten, of ehm…

Jessica Bouva: Ja.

Peggy: Ja.

Ik ben Maartje Duin, en dit is aflevering 4: een gedeeld verhaal

Maartje: Ik vind dat moeilijk soms hoor, weet je dat ik er soms echt van wakker lig?

Peggy: Kan ik me heel goed voorstellen.

Sfeergeluid woonkamer

Ik heb Peggy en Jessica uitgenodigd om bij mij te komen eten. Jessica is er het eerst. Ik heb haar niet meer gezien sinds we de gegevens van plantage Tout Lui Faut bekeken. Later mailde ze dat het haar zo aangegrepen had.

Jessica: Ja, nee, het was echt een soort immens verdriet. Ik heb ook echt daarna gewoon bij mijn vriend lopen huilen, en vertellen van, dit hebben we gedaan, ik weet niet waarom ik me zo voel maar ik moest echt huilen erdoor. Het bekijken van de lijst, en, ja, ik weet niet, het erover in gesprek gaan en zo, ik kan nog steeds niet helemaal de vinger erop leggen van: wat is het nou? Wat maakt nou dat ik er zo van streek van ben?

Maartje: Ik eh, ik was ook heel erg geraakt door je mail.

Jessica: Wat raakte jou in de mail?

Maartje: Nou, vooral dat het zo’n uitgestelde reactie was, denk ik hè, dat... we keken daarnaar, en daarna gaat iedereen weer zijns weegs, of haar weegs, en ehm… Nou, ik dacht ook wel van: wat heb ik teweeggebracht?

Jessica: OK.

Maartje: Ja…

Jessica: Ja. Ik vond het persoonlijk niet naar of zo, ik bedoel, het is natuurlijk nooit leuk om verdrietig te zijn, maar dat voelde ik nou eenmaal en dat hoort er dan gewoon bij op dat moment. Ja.

Maartje: Ja.

Bel gaat, Peggy komt trap op, begroetingen

Daar is Peggy. Zoals gewoonlijk ravissant gekleed in een strakke leren broek en een roze blouse met grote strik.

Peggy: Hoe gaat ie? Veel te lang niet gezien!

Jessica: Leuk om zo samen te komen.

Peggy: Ja, inderdaad.

Maartje: Wij zijn aan de thee.

Ik vind het altijd wat onwennig als gasten voor het eerst bij mij thuis zijn.

Peggy: Oh voor mij ook lekker thee, hoor. Ja.

Maar vanavond ben ik me daar extra van bewust.

Peggy: Wat woon je leuk.

Jessica: Ja hè?

Maartje: Ja. Dank je wel.

OK, ik woon dan niet in een kasteel of een grachtenpand, maar toch: deze bijna 90 vierkante meter in het centrum van Amsterdam had ik zonder een erfenisje niet kunnen kopen.

Peggy: Leuk, en wat een mooie piano! Is dat eikenhout?

Maartje: Nou, die staat er een beetje voor de sier, hoor.

Jessica: Oh echt?

Maartje: Ja eh…

Mijn art deco salonvleugel staat nogal pontificaal in de kamer en verraadt mijn nette meisjes-opvoeding. Ik maak er maar een grap van.

Maartje: De pianostemmer komt hier twee keer per jaar want ik wil ‘m wel gewoon onderhouden en die ziet dan altijd weer die preludes van Rachmaninov staan.

Peggy: Dezelfde bladzijde, niet eens omgeslagen.

Maartje:  + Peggy (lachen)

Maartje: Heel erg, maar ik vind het ook een te mooi meubel.

Peggy: Hij is prachtig.

Jessica: Hij is heel mooi. Ja…

Eetgeluiden

De nichtjes zijn bij mij om de voortgang van het project te bespreken.

Peggy: Smakelijk eten.

Jessica: Eet smakelijk.

Maartje: Ja.

Peggy en Jessica zijn nog steeds enthousiast, maar dat geldt niet voor al hun familie in Suriname. De oom die zijn medewerking introk, heeft nu gezelschap van een tante. Opvallend genoeg met hetzelfde argument als mijn familielid dat niet wilde meedoen.

Peggy: Zij is denk ik bang dat die achternaam bezoedeld zou worden.

Jessica: Ja, de eer van de naam, en dat voel ik ook een beetje bij mijn oom.

Peggy: Ja.

Jessica: Volgens mij is het voor hem meer beladen, en dat er meer op hem wordt gelet vanuit de gemeenschap waar hij woont, en daar eerder dan ook misschien een oordeel aan wordt gegeven.

Peggy: Het is een hele kleine gemeenschap waar iedereen elkaar kent.

Maartje: Ik begrijp het van mijn familie, want wij zijn daders. Maar hoe zou het negatief kunnen zijn...

Peggy: Voor de slachtoffers?

Daders - slachtoffers. Bij onze eerste ontmoeting had ik toch al geleerd dat ik er zo niet naar hoefde te kijken? Het is hardnekkig, kennelijk.

Peggy: Ja, als jij je niet als slachtoffer ziet…. maar wel als slachtoffer wordt belicht, van: oh kijk eens hoe zielig die familie is... niet iedereen wil zich daarmee definiëren. Kijk eh...

Voor hun familie, leggen de nichtjes uit, is het niet vanzelfsprekend om te gaan graven in het verleden. De een denkt daar anders over dan de ander, en daarbij maakt het veel uit in welk land je woont.

Peggy: Want ik vind het heel belangrijk om alle data die ik heb, met betrekking tot mijn familie, om dat voor mijzelf vast te leggen. Zodat ik dat ooit, als ik er niet meer ben, kan achterlaten voor mijn dochter. Maar in Suriname is de ontwikkeling van het vastleggen van data en de beleving daarvan heel anders. Data werd in Suriname alleen maar vastgelegd voor economisch en financieel gewin.

Maartje: Eigenlijk denkt zij: die bakra gaat er geld mee verdienen? Even grof gezegd.

Peggy: Ja, ja. Ja.

Muziek

Voor Jessica is de terughoudendheid van haar familie reden om een stapje terug te doen.

Jessica: Ik zou niet iemand daar kwaad mee willen doen, want daarvoor is mijn familie belangrijker dan dat ik een onderzoek doe en mijn eigen, iets wat voor mij interessant is, naar boven zou willen halen. Dat kan namelijk ook zeg maar zonder microfoon erbij.

Peggy: Ja, ik begrijp wat jij bedoelt, maar als ik voor mezelf onderzoek zou willen doen, en dat ook zou willen delen met mensen, tuurlijk zou je dat ook bespreken met de ouderen in de familie. Tegelijkertijd vind ik ook dat het delen van geschiedenis niet per se een negatieve wending zou moeten hebben.

Peggy: En als dat het wel heeft, dan kan het ook te maken hebben met de ontvanger. En in hoeverre heb je invloed op de ontvanger?

Aan het eind van de avond spreken we wat dingen af. Jessica wil op de hoogte blijven, maar liever een beetje op de achtergrond. Ze geeft ons één vraag mee: waar komt de naam Bouva vandaan? Peggy wil ervoor zorgen dat haar familiegeschiedenis goed verteld wordt. Ik zal haar de ruwe montages laten horen. Als ze het ergens niet mee eens is, gaan we daarover in gesprek. Ook mijn moeder stuur ik de montage van aflevering 1, waarin we het hadden over Mina, de vrouw die mijn overgrootmoeder bediende. Het duurt niet lang voor ik van ze hoor.

Muziek

Peggy: Bij het lezen van die titel… ik heb er echt over nagedacht, en eerst dacht ik, ik ga gelijk reageren, en toen dacht ik nee, ik ga hier goed over nadenken.

Maartje: ‘Meesters en knechten’.

Peggy: Ja, ja, ja… Ja, bij het woord knecht gaan bij mij al alle haren overeind staan, ik vind dat gewoon geen prettig woord.

Maartje: Jij wilt dus niet dat ik het woord ‘meid’ gebruik voor Mina?

Albertine Duin - van Lynden: Nee, omdat ik dat een heel onsympathiek woord vind voor iemand die ik heel hoog acht. De meid. En elke keer als ik ‘de meid’ hoorde, kromp mijn hart ineen.

Peggy: ‘Meester’ staat voor mij echt aan superieur. ‘Knecht’ staat voor mij min of meer voor iemand die ten dienste staat van iemand die superieur is aan hem of haar.

Maartje: Wat voor gevoelswaarde heeft ‘meid’ dan?

Albertine: Een minderwaardig, onprettig gevoel. Grootmama en Grootpapa hebben nooit over ‘de meid’ gesproken.

Maartje: Nee?

Albertine: Nee… Geen sprake van. Mina. Het was gewoon Mina.

Peggy: Dat ik dacht van hé, waarom zouden we iets wat was nog steeds zo benoemen?

Maartje: Maar we gaan het toch ook hebben over iets wat was?

Peggy: Ja, maar dat betekent niet dat je het ook nog steeds op diezelfde manier moet benoemen.

Maartje: Dus welk woord zou dan beter zijn?

Albertine:: Dienstbode… ja, je kan ook zeggen de gezelschapsdame maar dat was vroeger natuurlijk niet zo. Dat werd later zo.

Maartje: Ja, een gezelschapsdame zit niet op haar knieën de was te doen.

Albertine: Nee, precies.

Maartje: Knechten heeft voor jou een andere gevoelswaarde dan slaven?

Peggy: Ja… Knechten heeft voor mij echt een hele negatieve lading.

Maartje: Wij hebben het hier toch ook over de knechten hier, van Ter Hooge?

Albertine: Ja. Dat vind ik een ander woord.

Maartje: Ja, waarom?

Albertine: Ja, dan zie ik ze zo op zo’n paard en wagen zitten, of stoer het bos omkappen. Maar ‘de meid’,  ja dat vind ik dus met slaaf... slaaf vind ik dat.

Maartje: OK, ik heb een nieuwe titel.

Peggy: OK, ik ben benieuwd.

Maartje: ‘De plantage van mijn voorouders’. Want het is én de plantage van jouw voorouders én de plantage van mijn voorouders.

Peggy: Ja. Ja, dat klinkt toch heel anders?

Maartje: Het is nog een werktitel, hoor, dus misschien kom ik gaandeweg nog op iets anders.

Muziek loopt af. 

In dit soort één op één gesprekken kom ik er volgens mij wel uit. Het is een kwestie van vertrouwen en van luisteren naar elkaar. Maar ondertussen raakt mijn moeder juist steeds meer op haar hoede. Steeds vaker hoor ik haar zeggen:

Albertine: Dat ga ik niet zeggen voor de radio.

Ze is het onderwerp een beetje in de media gaan volgen en heeft gemerkt dat het, laten we zeggen, de gemoederen beroert.

Albertine: Je moet maar eens bij de reaguurders kijken ofzo, weet je wel, dat soort volk. Nou, dat kan je gewoon kapot maken. Ik bedoel, dat houdt mij een beetje tegen. Dat ik daar geen zin meer in heb.

Maartje: OK, maar daar ben je nu wel een beetje laat mee.

Albertine: Ja. Ja, maar ik had ook eigenlijk niet gedacht dat het die kant op zou gaan. Maar dat merk ik nu een beetje aan de mensen aan wie ik het wel vertel. Dat ze zo’n beetje van: ughh, god, slavernij… houd toch op.

Het zijn vooral de mensen van mijn moeders eigen generatie. Tegen haar zeggen ze dingen die ik niet zo snel hoor.

Albertine:: Er wordt gepraat over tegoeden die er misschien moeten worden gegeven, en dat dat van onze belastingcenten achterlijk is, zo lang geleden. Ja. Nee, maar ik vertel het dus eigenlijk bijna niet. (lacht)

Maartje: (lacht) Je vertelt überhaupt niet dat we hier al een tijd mee bezig zijn?

Albertine: Nee.

Muziek

Misschien moet ik de babyboomers even laten. Hoe kijken mijn neven en nichten eigenlijk tegen dit verleden aan? Op de familiedag op Ter Hooge kon ik hen maar even spreken. Dit keer heb ik een lijvige Powerpoint voorbereid.

Maartje: Hallo, hoi, welkom, leuk dat je er bent. Jij vertegenwoordigt in je eentje een staak.

We zijn met z’n achten.

Maartje: Dit is de documentatie tafel, dit is de eettafel en die moeten strikt van elkaar gescheiden....

Een architect, een rijkstrainee, een kunsthistoricus in de dop.

Maartje: Hier krijg je vette vingers van.

Mijn broer, die ook journalist is en graag neutraal wil blijven. Ik merk dat hij mijn microfoon een beetje mijdt.

 Maartje: OK, ik heb dus Parbo bier, en we hebben ook Fernandes voor de alcohollozen.

Geroezemoes

Als iedereen zit, begin ik over de 600.000 Afrikanen die Nederland over de oceaan verscheepte. Over slavernij als bron van racisme en als misdaad tegen de menselijkheid.

Maartje: … moest dan worden gemalen, en als je daar met je arm tussen kwam, dan had je pech.

En over plantage Tout Lui Faut in Suriname. Ik laat ze dezelfde lijsten zien die ik met Peggy & Jessica bekeek.

Maartje: En dan zie je dat ze dus delver waren, sluiswachter, timmerman. ‘Oud en af’, dat betekende dus dat iemand te oud was, afgeschreven eigenlijk.

Mijn familieleden blijken, net als ik in het begin, het meest geïnteresseerd in de schuldvraag. En in het kleine deel van de plantage dat onze voormoeder bezat.

Broer: Maar hoe zit dat met die aandelen? Zat dat in een aandelenpakketje, in een mandje?

Neef 2: Haha, ja, trackers.

Maartje: Ja, dat ben ik nog aan het uitzoeken. Hoe ze daaraan is gekomen. Daarvoor moet je dus de notariële aktes...

1/72 deel, leg ik uit, klinkt als een te verwaarlozen percentage. En onder de slaveneigenaren bij de afschaffing zaten veel grotere vissen, inderdaad. Maar Antonia was wel degelijk een van hen, en daarmee behoorde ze tot een zeer kleine elite. Slechts één promille van de Nederlanders had in 1863 bezittingen aan de andere kant van de oceaan, die bestonden uit mensen. De reacties van mijn neven en nichten lopen langs de bekende lijnen in het koloniale debat. Er is een schouderophaler…

Neef: Net als een Zwarte Pieten discussie: ja, ik heb er geen last van. Dan hoef ik daar mij ook niet mee te bemoeien.

Een doodrelativeerder…

Broer: Je zou iedere familie die rijkdom heeft, zou je kunnen natrekken en dan zul je altijd zul je op onrecht stuiten. Ja.

Maar ook een zelfonderzoekende…

Nicht: Wat ik nu hier lastig vind, is dat ik nog nooit met een nazaat van een slaaf, of een tot slaafgemaakte, heb gepraat. Ik vind het zo lastig om te zeggen hoe wij hier aan bij kunnen dragen als ik nooit aan iemand heb gevraagd: wat vind jij nou?

En een schuldbewuste existentialist.

Neef: Er was op een gegeven moment een volk en die greep de macht. En we weten niet hoe het anders is gegaan, maar we weten wel dat we nu hier zijn, en dat is allemaal een gevolg daarvan. Het is het hele systeem waarop alles is gebouwd. En eh, dat beangstigt mij ook wel.

Maartje: Daar kunnen we dus ook niet aan ontsnappen.

Neef: Juist.

Afscheid

Het is echt een geslaagde bijeenkomst. Mijn neven en nichten zijn een stuk opener dan ik dacht. En toch, die nacht in bed lig ik te woelen en te draaien.

Geluid van gewoel in bed

Iets in mijn eigen aanpak van de avond zit me dwars. De hele avond heb ik lopen zenuwpezen. Alsof ik mijn gasten ergens mee lastig viel, dát gevoel had ik gehad. Daarom had ik ook Parbo bier en Fernandes frisdrank in huis gehaald, en Surinaamse pasteitjes. Is dat eigenlijk niet een beetje gek? Stel dat mijn voorouders nazi’s waren en ik zo’n familie-avond belegd had, dan liet ik het toch wel uit mijn hoofd om aan te komen met gefillte fisj?
Maar nee, deze misdaad tegen de menselijkheid moest ik een beetje gezellig maken. Een beetje exotisch. Een beetje ver weg. Wat een wonderlijke reflex toch, om een pijnlijk onderwerp te willen verzachten. Ik moet denken aan mijn moeders grappen over slavendrijvers op de familiedag. Wat maakt nou juist dít verhaal zo moeilijk om van de andere kant te bekijken? Tegen mijn familie preek ik een soort postkoloniaal evangelie. Maar laatst hoorde ik mezelf iets tegen Peggy en Jessica zeggen waarvan ik terwijl ik het uitsprak, dacht: oh? Is dit hoe ik het zie?

Maartje: Ik bedoel, ik denk dat voor een adellijke familie dat het nog meevalt. Ik had eigenlijk gedacht dat ik misschien wel op enórme plantages zou stuiten. Of enorme, eh, eh...

Jessica: Ja.

Peggy: Ja.

Muziek, autogeluid

Maartje: Waar gaan we naartoe?

Peggy: We gaan naar Jeffrey. Jeffrey Bouva is een neefje van mij, is de zoon van mijn vaders jongste broertje.

Maartje: OK.

Peggy: Ja, ome Johan.

Het is een regenachtige zaterdag, en Peggy heeft me opgehaald in haar Audi. Vandaag hebben we een dagje onderzoek in Amsterdam gepland.

Maartje: 150 familieleden!?

Peggy: Ja, dat is alleen de Facebookgroep hè, die familie is veel groter.

Peggy heeft er in de tussentijd geen gras over laten groeien.

Peggy: Ik heb eigenlijk geprobeerd zoveel mogelijk familieleden te informeren over de podcast, onderzoek naar familiegeschiedenis. Eh, dat jij ook ons hebt benaderd, en hoe iedereen daarover denkt.

Maartje: Om een soort toestemming te vragen of…?

Peggy: Ja, nou, eigenlijk gewoon meer informeren.

Soms zou ik best een beetje meer van Peggy’s vastberadenheid willen hebben. Alleen al in de manier waarop zij zich op sociale media uit. Zelf ben ik gestopt met updates over dit project op mijn Facebook pagina. Een plek waar ik meestal wel deel wat me bezighoudt.

Maartje: Ik heb dan best wel veel zwarte Facebook vrienden, en ik probeer dan een soort verhaaltje te schrijven wat ehh... iedereen…

Peggy: Dat je niemand tekort doet?

Maartje: Precies, precies, maar ik kan dat niet helemaal spontaan doen. Terwijl bijvoorbeeld in die besloten Facebook groep van nu doe ik het veel spontaner.

Als alternatief hebben we een besloten groep gemaakt voor onze beide families. Van de Bouva’s regent het duimpjes. Mijn familie houdt zich stil.

Maartje: Ik vind dat moeilijk hoor. Weet je dat ik er soms van wakker lig?

Peggy: Kan ik me heel goed voorstellen.

Maartje: Maar jij lijkt daar toch minder last van te hebben.

Peggy: Ja maar dat komt omdat ik ook niet iemand ben die zich vrij druk maakt over wat mensen vinden of denken of zeggen. Ik bedoel ja, ik denk dat ik dat ook wel een beetje meegekregen van mijn ouders, die maakten zich eigenlijk ook nooit druk om wat andere mensen van hun vonden.

Maartje: Nee nee. Oh nou, mijn ouders wel.

Peggy: Mijn vader was een van de weinige mensen die op vakantie ging naar landen waar eigenlijk weinig, toentertijd hè, voor die tijd, heel weinig zwarte mensen naartoe gingen op vakantie. En al helemaal niet met de caravan. Ja, ik bedoel: die mensen wisten niet wat ze zagen.

Maartje: Echt? Waar gingen jullie dan naartoe?

Peggy: Ik heb heel Europa gezien. Mijn vader was een echte arbeider, heeft altijd heel hard gewerkt. Maar die was niet heel erg rijk, dus die had zoiets van nou, met het beetje geld wat hij had, wilde hij ons de wereld laten zien.

Maartje: En hoe werden jullie dan bejegend zeg maar?

Peggy: Ja, ik heb van alles meegemaakt. Negen van de tien keer kwamen we op plekken waar helemaal geen zwarte mensen kwamen dus ja, dan werd je nagekeken, of nageroepen, je kreeg van alles, maakte je mee. Soms probeerden mensen je ook echt gewoon te negeren. Ja, die mensen keken je dan niet aan.

Peggy: Ja, dat was voor mij heel normaal. Dat er een heel dorp uitkeek als wij ergens stonden of zo, ja… ja… Toen ik later dus op werkplekken zulke ervaringen had, wist ik daar heel goed mee om te gaan. Want ik was al gewend op plekken te komen waar mensen eigenlijk eh, ja, je soms liever zien gaan dan komen. Ik was vroeger wel heel fel, ik ging er altijd heel fel tegenin. Ik heb later wel geleerd om die felheid alleen te gebruiken als het echt nodig is.

Maartje: O ja, jeetje. Als ik dat dan zo vergelijk met mezelf dan denk ik: ik ben echt totaal niet gehard. Ik heb echt helemaal niet geleerd om van mij af te bijten of... nee, ik moest gewoon netjes mijn best doen en een netjes meisje zijn. En zorgen dat niemand aanstoot aan mij nam, en...

Peggy: Maar dat is ergens toch ook wel mooi, en ook wel goed? Het hoeft toch ook niet altijd, als het niet nodig is dan…

Maartje: Nee OK, maar soms denk ik wel van jeetje, wat een, eh…

Peggy: Wat een beschermd leven heb je gehad.

Maartje: Ontzettend.

Muziek

Beschermd, ja… soms ook beknellend. Ik denk wel eens dat dát me in de weg zit bij dit onderwerp. Het idee dat je over iets als Zwarte Piet je stem niet mag verheffen. Nooit mag schreeuwen, nooit teveel mag morrelen aan het systeem. Een systeem dat door mijn voorouders werd bedacht en generatie op generatie in stand werd gehouden.
Tegelijk voel ik me ook niet helemaal thuis aan de andere kant van het spectrum. ‘Toeëigening’ en ‘voor een ander praten’ heet het daar al snel als je je bemoeit met de zwarte zaak. En één woord verkeerd en je hebt het verbruid. Ik weet nog steeds niet helemaal waar Peggy zich bevindt op het spectrum. Maar in elk geval is zij vergevingsgezind.

Maartje: De laatste keer dat ik hier was, was dit nog niet bebouwd.

We zijn een winderige rand van de stad genaderd waar volop wordt gebouwd: IJburg.

Maartje: Hier komt trouwens binnenkort een wijk met verzetshelden, hè, antikoloniale verzetshelden.

Peggy: Ja, de namen hè?!

Maartje: Ja.

Hier woont Peggy’s neef Jeffrey. Hij heeft gereageerd op haar mail met vragen over het slavernijverleden. Een daarvan was: speelt dit verleden in je huidige leven nog een rol?

Binnenkomst

Maartje: Hoi, Maartje.

Jeffrey: Hoi.

Jeffrey is een goedlachse, uit de kluiten gewassen twintiger met een hippe bril en een half baardje. Hij geeft leiding in een bedrijf dat apps en websites ontwikkelt en is sinds een paar maanden vader.

Peggy: Hallo Marly, ken je me nog? Tante Peggy hè.

De inrichting van zijn huis is strak, net als bij Peggy. Maar hier herinnert niets aan Suriname. 

Jeffrey: Ik vind het echt heel tof dat jullie überhaupt het onderzoek ernaar doen en ernaar kijken. Alleen ik heb er wel ook een bepaald eigen gevoel bij, en ik merk altijd dat dat niet helemaal in lijn ligt met de verwachting van de meeste mensen. 

Jeffrey heeft geen enkele band met het land van zijn vader, begint hij. Hij is er nooit geweest en voelt ook niet de behoefte om er straks iets over door te geven aan zijn dochter. En die hele geschiedenis van zijn voorouders, ja… het zegt hem allemaal niet zoveel.

Jeffrey: Het onderwerp slavernij, vind ik een onderwerp dat verteld moet worden, ehm, met ook alles er om heen hè, V.O.C, handel, alles, maar niet zo zeer gelinkt aan het feit dat dat met ons te maken heeft. Net zo goed zou ik haar ook willen vertellen over de Tweede Wereldoorlog en wat daar allemaal is gebeurd. Terwijl, ik betrap me er zelf op dat, een van de dingen die ik altijd zeg is van mijn achternaam hè, Bouva, is wel een gekke achternaam hé? Hoor je niet vaak. En dan mijn eerste reactie is altijd: ja, die naam hebben wij als slaaf toentertijd gekregen van de plantage. Dus op een of andere manier voel ik me dan toch wel weer genoodzaakt om er wel over te beginnen.

Begin jaren ‘60 kwamen opa en oma Bouva naar Nederland. Ze betrokken een huis in Landsmeer, niet ver van waar we ons nu bevinden.

(21’55)

Er was ruimte genoeg voor hun tien kinderen, waarvan Jeffrey’s vader de jongste was. Tijdens de grote oversteek - per boot, over de oceaan - was hij zes.

Jeffrey: Mijn vader heeft de hele wereld rondgereisd voor zijn werk, ik denk dat je een land niet kunt opnoemen wat hij niet heeft gehad. Hij is nooit meer naar Suriname geweest.

Peggy: Maar heb je hem daar wel eens naar gevraagd?

Jeffrey: Hij geeft aan dat hij er nul interesse in heeft. Het kan ook zijn dat mijn mening ook daardoor gevormd is.

Jeffrey’s vader trouwde een witte Nederlandse vrouw, waardoor zijn zoon licht van kleur is. Toch wordt Jeffrey altijd aangesproken op zijn donkere krulhaar, op zijn ‘roots’. En dáár wil hij het nou eens met ons over hebben.

Peggy: Ik vind het heel erg lastig dat mensen altijd de aanname doen, dat als je een halfbloed bent, dat dan het exotische bloed, of het exotische, het land waar je dan niet woont, dat dat het land is waar je altijd naar terug zou moeten. Dat je daar altijd ook informatie moet ophalen, dat je daar altijd naar terug moet referen. Vooral het woord ‘terug’ vind ik daar heel erg heftig en bijna aanstootgevend in. Ik moet nergens terug, ik ben thuis. Ik ben waar ik hoor. En dat daar een geschiedenis leeft, dat vind ik mooi, dat ik wil ik absoluut wel leren, maar niet ten koste van alles, en dat lijkt soms wel te moeten.

De laatste jaren lijkt het erger te worden, zegt Jeffrey: de druk om je te identificeren met je afkomst.

Jeffrey: In een Zwarte Piet discussie bijvoorbeeld wordt wel meer verwacht tegenwoordig om daar een standpunt in te nemen. En zeker dus als je Surinaams bent, zoals ik, wordt er eigenlijk ook verwacht dat je meteen zegt: ik vind het slecht.

Maartje: Door je eigen nicht bijvoorbeeld? Of niet?

Peggy: Nou ik heb Jeffrey nog nooit bedreigd, hoor.

Jeffrey: Nee hoor, nee, nee.

Peggy: Nee maar ik bedoel, ik weet niet als wij daar ooit echt… over gesproken hebben op social media. Nee volgens mij niet.

Jeffrey: Nee, maar ik vind het wel heel mooi om te zien dat eh, dat jij je daar wel wat, wat meer voor inzet. Of in ieder geval die onderwerpen niet onderbelicht laat.

Peggy: Zijn er momenten in je leven geweest dat je je wel op een of andere manier een beetje verbonden voelde met de Surinaamse achtergrond?

Jeffrey: Oh zeker. Ik was een jaar of tien of elf, en toen zei ik ook tegen mijn vader van joh, ik wil ook, Surinaams leren, ik wil Sranan leren… En toen zei hij: geen denken aan, je bent Nederlands.

Peggy: Echt?

Jeffrey: Je spreekt Nederlands. Tussen tien en veertien ben ik heel vaak op websites online cursussen Surinaams gaan proberen te volgen, nooit gelukt overigens. Ik weet nog heel goed dat Vivian en Harvey zeiden: dan kom je bij ons wonen een week, dan gaan we je leren.

Dan zei mijn vader meteen: nee! Nee, je gaat niet bij hun slapen. Dan kwamen altijd weer de verhalen van opa dat als zij thuis Sranan spraken, dan zwaaide er wat. Dat ik altijd dacht: OK, heftig. Ik weet niet wat daar vandaan komt of hoe het zit…

Peggy: Ja het was vroeger in Suriname niet toegestaan om dat thuis te spreken. En op school…

Muziek

Zie je het dan niet? hoor ik Peggy denken. Zie je het verband niet, tussen het koloniale verleden en het feit dat jij de taal van je vader niet spreekt? Het lijkt alsof ze die boodschap ook wil doorgeven aan mij. Bij het afscheid - we hebben onze jassen al aan - komt heel terloops iets ter sprake wat Peggy meemaakte tijdens een sollicitatie als detacheerder bij een gemeente.

Peggy: Daar kwam ik op gesprek, en ik kwam daar binnen, en ik was vroeg. En toen kwam er een collega naar me toegelopen en die zei: ‘Je staat aan de verkeerde kant van de gang, je moet daar zijn voor het aanvragen van een bijstandsuitkering.’ Ik zeg: ‘Nou, ik kom hier om te werken.’ ‘Oh?’ En toen was het stil. Weet je wel, je merkt wel dat dat er gewoon is.

Jeffrey: Ja, die vooroordelen heb ik zelf ook wel meegemaakt. En ik sta er dan heel hard in, dat ik altijd zeg: je bent er zelf voor verantwoordelijk, terwijl dat, dat is natuurlijk…

Peggy: Niet altijd.

Jeffrey: Je hebt het niet in de hand, maar ik zeg dat wel altijd omdat ik er wel in geloof dat je er vooral niet aan moet toegeven.

K: Zolang ik er niet aan toegeef, zolang ik niet erken dat dat vooroordeel klopt, dan is het ook niet mijn probleem zeg maar. Zo sla ik het misschien ook een beetje van mij af, dat ik denk van: dat kun je denken, maar dat is niet zo. Zolang ik dat vasthoud voelt het voor mij heel erg: dan kan ik er afstand van nemen. 

Afscheid

Ik snap Jeffrey’s strategie wel. Afstand nemen. Van Suriname, van racisme en vooroordelen. Het slavernijverleden: interessant, maar niet mijn probleem. Zijn positie, in het veilige midden, lijkt eigenlijk wel op die van het gros van mijn familie. Hoofdschuddend zien wij toe hoe het slavernijdebat ons land steeds verder verdeelt. Maar er is toch een verschil. Mijn moeder kan het onderwerp gewoon uit de weg gaan met haar vrienden. En ik? Niemand heeft mij gevráágd om deze podcast te maken. Als de grond mij te heet onder de voeten wordt, trek ik toch gewoon de stekker eruit? Maar Jeffrey móet zich wel tot het slavernijverleden verhouden. Door zijn huidskleur, de structuur van zijn haar. En door zijn achternaam. Hij ontkomt er niet aan, hoe graag hij ook zou willen. Het is onuitstaanbaar en onoplosbaar en in de auto naast Peggy geef ik mezelf een ongenadige schop onder mijn kont. Het moet nu maar eens uit zijn met mijn eeuwige gepieker. Dit is het verhaal: in 1863 had plantage Tout Lui Faut 88 slaven en 73 eigenaren. Dertien slaven heetten Bouva. Een van de eigenaren heette Antonia van Lynden - van der Heim.

Geluid bel, deur opent

Onze volgende bestemming is een appartementencomplex aan het IJ. Op de zesde verdieping woont Carl Haarnack, in een met kunst en boeken volgestouwd huis.

Peggy: Tot nu toe hebben wij nog vrij weinig tastbare documenten gevonden…

Haarnack maakt deel uit van een klein clubje Surinamisten: verzamelaars die antiquariaten en markten afstruinen op zoek naar alles wat er over dat land te vinden is. We zijn hier nu voor een document over Tout Lui Faut, dat misschien iets vertelt over het leven op de plantage.

Peggy: Dus ik dacht van: wow, ik moet dat zien. Wie zou dat hebben?

Carl: Ja, zal ik het even laten zien?

Carl gaat ons voor naar een zijkamer en knipt een schemerlampje aan. Onze monden vallen open.

Peggy: Wat heeft u een indrukwekkende verzameling. 

In houten kasten staan rug aan rug boeken in ingebonden leer.

Peggy: U zou een museum kunnen vullen!

Rood, bruin, groen met vergulde letters. Aan de muren hangen historische prenten van oud-gouverneurs, schilderijen van plantages, en daar staat een hele kast vol edities van ‘De hut van oom Tom’, ook uit de tijd dat het nog anders heette. Hier moet geen kaars omvallen.

Carl: Bij voorkeur niet, nee. Bij voorkeur niet. Dit is ‘m.

Maartje: Deductie… wat is een deductie?

Het is een dik pak papier in 18e eeuws juridisch jargon.

Carl: Ik begrijp dat er onenigheid was over eigendomsrechten van de plantage.

Maartje: En dit is een soort rechtszaak of zo?

Carl: Precies, ja.

Peggy: Verslaggeving van een rechtszaak.

Een ruzie in 1775, tussen een eigenaar in Haarlem en eentje in Amsterdam.

Peggy: De somma van 53.452 gulden, zes stuivers en acht penningen. Waarvoor uw, Edzart L… op uwe rekening, debiterende… dus het werd uitbetaald.

Maartje: EN Kun jij zeggen of dit veel was in die tijd?

Carl: Nou, 1773 is het begin van de neergang van de kolonie Suriname, van de  plantage-economie, omdat in 1773 er een beurskrach plaatsvindt in Amsterdam. En heel veel plantages in Suriname hadden zware hypotheken...

Dit document dateert dus van 2 jaar na de beurskrach. Op Tout Lui Faut had het toen nog geen effect.

Carl: Midden 18e eeuw is gewoon de bloeitijd van de plantage-economie…

Het was een van de grootste plantages van Suriname, met een slavenmacht van 236 mensen, en een waarde in guldens van meer dan een half miljoen. De eigenaren hadden dus wel iets om ruzie over te maken.

Maartje: ‘Daaronder speciaal begrepen, de suykeren…’ Hoe ging dat eigenlijk, als...?

Peggy: Met die opbrengsten?

Maartje: Ja, want deze eigenaren zaten dan in Amsterdam of in Haarlem, kregen die dan jaarlijks opbrengsten van de suikerverkoop?

Carl: Nou ja kijk, de eigenaren die dan in Nederland zaten, velen daarvan zijn dus nooit in Suriname geweest, maar stelden een administrateur aan. Die administrateurs die waren wel gewoon ter plekke aanwezig. Die reisden wel naar Europa toe, maar die waren vooral, woonden vooral in de stad. En die bezochten de plantages één, twee, driemaal per jaar.

Muziek

De eigenaar uit dit document was getrouwd met de kleindochter van de oorspronkelijke planter. Zij zag in Suriname nog met eigen ogen hoe de suiker werd gemaakt. Maar ze verhuisde naar Nederland en liet haar deel van de plantage na aan haar erfgenamen hier. Met elke generatie werden de stukjes plantage kleiner, en de realiteit van slavernij raakte steeds verder weg.

Afscheid.

En weer lezen we geen woord over de voorouders van Peggy.

Maartje: Bijzonder hè?

Peggy: Maar ja, het zou wel mooi zijn als ik echt wat meer van de plantage had gevonden.

Maartje: In plaats van van de eigenaren?

Peggy: Ja tuurlijk. Ja, de plantage daar ben ik echt heel erg geïnteresseerd in.Tekeningen en misschien zelfs foto’s. 

Autogeluid

Peggy: Het moet er wel zijn, maar ik denk dat het gewoon een zoekwerk is. 

Maartje: Nou ja, weet je, jij zoekt eigenlijk, net als ik...

Peggy: Naar een speld in een hooiberg.

Maartje: Ja, het menselijke verhaal. Toch? Waardoor je beter weet hoe je voorouders daar leefden.

Peggy: Ja.

Maartje: En ik denk dat… eh....

Peggy: Dat soort verhalen er niet zijn? Of moeilijk te vinden zijn, misschien?

Maartje: Ja, omdat ze dus feitelijk niet als mensen werden beschouwd.

Peggy: Ja, ja, dat is heftig.

Maartje: Ja…

Peggy: Ja.

Autogeluid

Volgende keer in De plantage van onze voorouders: hoe gaan we om met wat niet staat geschreven?

Leo Balai: Het probleem: is veel materiaal is verloren gegaan hè...

Is iets pas waar als het zwart op wit staat op papier?

Maartje: Kijk Mam, hier heeft ze getekend.

Albertine: Ja.

En in hoeverre kunnen we de geschiedenis herschrijven?

Peggy: Ik moet wel zeggen dat het me een heel goed gevoel geeft dat ze wel hebben gevochten.

Jessica: Maar zie je dat als vechten?

Je hoort het in aflevering 5: Zwart op wit

Peggy: Oh wacht even! Ik zie iets heel belangrijks.

De Plantage Van Onze Voorouders is een Prospektor / VPRO productie voor NPO Radio 1, in samenwerking met Peggy Bouva. Met steun van het NPO Fonds en Fond voor Journalistieke Projecten en het matchingfonds Gedeeld Cultureel Erfgoed. Eefje Blankevoort is eindredacteur en allround rots in de branding, zakelijk bijgestaan door Laura Verduijn. Rory Ronde maakte de muziek en Wederick de Bakker deed in Brussel op afstand de mixage. Advies kwam van Emma Lesuis en Laura Stek en Okker ten Hove hielp bij het archiefonderzoek. Carmen Fernald verzorgt een randprogramma na te praten over vragen als: van wie is dit verleden en wie voelt de gevolgen in het heden? Kijk op vpro.nl/deplantage. Je leest daar ook de overwegingen om het woord slaaf of slaafgemaakte te gebruiken. Als je wilt dat meer mensen deze podcast horen deel hem dat op sociale media. En reaguurders, wees een beetje lief voor mijn moeder, OK? Zij is ook maar een mens. Dankjewel.