In deel twee van 'Het Duitsland van mijn moeder' leidt het spoor naar Gdansk, destijds Danzig, en naar de zeebodem.

Als Britta’s familie halsoverkop vlucht, blijven er vrienden en familieleden achter die niet weg willen, zoals de oud-tantes van haar moeder die dan in Cranz wonen. Het Rode leger laat in die dagen een spoor van verwoesting achter, vrouwen worden massaal verkracht. Er is nooit meer iets van de oude dames vernomen.

Via Cranz, het huidige Zelenograd, komen we aan in Dantzig, het huidige Gdansk. Daar is de hele stad gerestaureerd, het is weer een mooie Hanzestad. In Polen is de oude generatie nog steeds sterk anti-Duits. We varen met een duiker de zee op, op zoek naar het gezonken schip de Wilhelm Gustloff. Op 31 januari 1945 werd dit cruiseschip met aan boord vele vluchtelingen getorpedeerd. Men schat dat van de tienduizend opvarenden er zo’n 9000 zijn omgekomen. Maar er zijn nog meer schepen door torpedo’s ten onder gaan. Britta’s familie wil in 1945 op een van deze schepen de vlucht naar het westen wagen.

Op de Poolse tv zien we hoe vluchtelingen weer Europa proberen te bereiken op boten, weer mensen op de vlucht voor een gruwelijke oorlog.

Ook gaan we in Polen op zoek naar de Poolse familie die op het landgoed van mijn grootouders dwangarbeid moest verrichten. Onderweg komen we langs een plaatselijke militie, die militaire oefeningen houdt. ‘Je kunt maar beter voorbereid zijn op oorlog, als je de vrede wilt behouden,’ zegt de leider.