Frits Schiller

Frits Schiller (1886-1971) was de oudste zoon van Georg Schiller (1854-1907), een Duitse economische emigrant, en werd net als zijn broer en zus opgevoed in een horecaomgeving. Zijn vader schonk goedkoop Duits bier in de Kuil van Schiller op het Damrak, dat later de Roode Leeuw werd. Dankzij de kookkunsten van zijn vrouw kon hij hier heerlijke maaltijden serveren. 'Wie kent de Bierkuil van Schiller op 't Damrak niet?' schreef het Nieuwsblad van het Noorden in 1906. Georg 'tokkelde' daar op de gitaar en was de man die 'de eerste halve liter glazen voor een dubbeltje schonk'. Ondertussen zong hij met zijn prachtige stem Duitse liederen, zoals zijn favoriet: het Weverlied.

Georg hield van Wagner. Als de dirigent en oprichter van de Wagnervereniging Henri Viotta een voorstelling gaf bezochten de grote zangers vaak de Bierkuil. Ondertussen ging Frits Schiller in de leer bij Grand Hotel Krasnapolsky. Maar hij wilde ook kunstschilder worden, dus volgde hij daarna de Kunstacademie.

Na de dood van zijn vader (in 1907) heeft hij samen met zijn broer Hein het hotel opgebouwd. In de lobby van het hotel is anno 2018 nog steeds een portretbuste van de markante Georg te vinden. Het hotel opende officieel in 1913 en Frits had de gastvrijheid van zijn vader overgenomen: hij was een geboren gastheer.

Hij schilderde vaak zijn artistieke publiek. Een aantal van deze portretten hangen nu  nog steeds in café Schiller en in het hotel. Ook hingen twee van zijn werken in 1929 in het Stedelijk Museum in Amsterdam, tijdens de tentoonstelling van kunstenaarsvereniging Sint Lucas: een portret van de beroemde Louis Davids en een zogenaamde 'negerstudie', waarbij Frits een zwarte man afbeeldde. Dit schilderij hangt nog steeds in het hotel.