Vluchtelingen

Toen Hitler in 1933 aan de macht kwam, konden de vluchtelingen uit Duitsland vaak nog in verschillende landen terecht. De stroom werd steeds heviger na de inlijving van Oostenrijk. Vanaf de Anschluss op 12 maart 1938, waarbij Oostenrijk geannexeerd werd door de Duitsers, gingen de nazi's steeds harder tekeer tegen de Joden en in Oostenrijk kregen ze te maken met een grote golf van geweld.
De nacht van 9 op 10 november 1938, de Kristallnacht, zorgde opnieuw voor een grote vluchtelingenstroom. Tientallen Joden werden deze nacht vermoord vermoord en nog eens dertigduizend opgesloten in kampen.

De Duitse machthebbers suggereerden dat de Joden dit zelf hadden uitgelokt, maar de waarheid was in veel landen bekend. Er wordt vermoed dat vanaf dit moment nog zo'n half miljoen Joden probeerden te vluchten. In Nederland werden alleen nog vluchtelingen toegelaten die hier familie hadden of die uit de grenszone kwamen en in levensgevaar waren. Het verblijf in een concentratiekamp werd niet beschouwd als levensgevaarlijk.
Vanwege de strenge controles aan de grens probeerden veel Joden illegaal Nederland binnen te komen. Als zij bij een controle werden opgepakt, bestond het risico om teruggestuurd te worden naar Duitsland.

Toch ontstond er na De Kristallnacht ook solidariteit in de buurlanden. Zo besloot Nederland tien dagen later dat alle Joden die illegaal in het land waren officieel konden blijven. Joodse liefdadigheidsorganisaties betaalden de opvangkosten.