Marathoninterview Jan Wolkers

Jan Wolkers

Op 19 december 1986 had de destijds 61-jarige schrijver en kunstenaar Jan Wolkers de reis van Texel naar Hilversum afgelegd om van acht uur 's ochtends tot één uur 's middags met Ronald van den Boogaard te praten.

Ronald van den Boogaard

Als er van de Grote Vier van de Nederlandse naoorlogse literatuur gesproken wordt, hoort Wolkers daar, naast Mulisch, Hermans en Reve, bij. Maar meestal hebben we het over de Grote Drie en dan valt Wolkers buiten de boot. Waarom de term 'Grote Vier' niet in het bewustzijn van de literatuurliefhebber is ingedaald, is nooit helemaal opgehelderd. Wolkers heeft bij herhaling gezegd dat hij zichzelf een groot schrijver vindt, al was het maar om de "calvinistische bescheidenheid, die Multatuli al op de hak heeft genomen" te hekelen. Veel van Wolkers' grootste successen waren in 1986 allemaal al geschreven. Vier van zijn boeken, waaronder Turks Fruit, waren al verfilmd. Theo van Gogh zou een jaar later Terug naar Oegstgeest als film regisseren. Wolkers' imponerende productie stokte ook de daaropvolgende jaren niet. In 2005, het jaar dat hij 80 werd, schreef hij het Boekenweekgeschenk Zomerhitte, dat verfilmd is door Monique van der Ven, die eerder de belangrijke rol van Olga speelde in de filmversie van Turks Fruit.

Biografie Jan Wolkers

Jan Hendrik Wolkers zag op 26 oktober 1925 het levenslicht in Oegstgeest. Hij werd geboren uit Amsterdamse, gereformeerde ouders, die een kruidenierswinkel hadden. Het gezin Wolkers telde elf kinderen en de zaak liep slecht. Toen hij met een slecht kerstrapport van de mulo naar huis kwam, zag zijn vader daarin een goede reden om hem van school te halen en in de winkel te laten helpen. Hij had ook baantjes als tuinman, dierenverzorger in het laboratorium van de Universiteit Leiden en landschapsschilder.

Wolkers eerste liefde was het schilderen. In 1943 dook hij onder en hield zich in leven door lampenkappen te beschilderen. Met het verdiende geld nam hij lessen aan de Leidse Schilderacademie. Na de oorlog verliet Wolkers Nederland en vestigde zich korte tijd in Parijs. Hij kwam terug om eerst in Den Haag en daarna in Amsterdam een opleiding als beeldend kunstenaar te volgen. In 1954 vertrok hij naar Salzburg om aan het door Oskar Kokoschka opgerichte Internationale Sommerakademie für bildende Kunst te studeren. Drie jaar later mocht de getalenteerde kunstenaar met een beurs van de Franse regering in Parijs bij Zadkine studeren.

Daar begon hij ook verhalen te schrijven. Dat leidde in 1961 tot zijn debuut Serpentina's Petticoat, dat geen enkele rimpeling in de vaderlandse kritieken veroorzaakte. Kort Amerikaans, de roman die een jaar later uitkwam, deed dat wel. Wolkers werd uitbundig als aanstormend talent gevierd. Hoewel het na een kleine grasduinsessie door zijn oeuvre niet moeilijk is te bedenken dat zijn boeken in hun tijd veel stof deden opwaaien. Vooral van de seksuele moraalridders kreeg Wolkers de wind van voren. Hun kritiek verstomde echter mettertijd; Wolkers boeken vlogen als warme broodjes over de toonbank.

Vanaf zijn eerste werk zijn er thema's te destilleren die in zijn hele oeuvre terugkeren (en die hem vaak op de beschuldiging komen te staan dat hij zichzelf herhaalt): Wolkers brengt de werking van het lichaam in al zijn facetten nogal plastisch in beeld. Of het nu om seksualiteit, aftakeling, dood of de spijsvertering gaat, hij noemt het beestje bij de naam. Daarnaast komt zijn kennis en liefde van de natuur vaak naar voren. Gezinssituaties zijn meestal belastend en de humor vaak bitter. Zijn boeken leunen voor een deel op autobiografische elementen, maar zijn nooit alleen maar uit zijn eigen leven gegrepen.

Wolkers trouwde twee keer. Van zijn eerste vrouw, Maria, scheidde hij nadat hun dochtertje Eva door een ongeluk thuis overleed. Het echtpaar kwam die klap niet te boven. Zijn tweede en huidige vrouw, Karina Gnirrep, kwam in 1963 als zeventienjarige bij hem langs om hem te interviewen en is vervolgens nooit meer van zijn zijde geweken. Het stel kreeg in 1981 een tweeling, Bob en Tom genaamd.

Zijn grootste literaire succes behaalde Wolkers met Turks Fruit, dat in 1969 uitkwam. Hij schreef het naar aanleiding van het einde van een hartstochtelijke relatie. De film werd in 1973 door Paul Verhoeven verfilmd met Rutger Hauer en Monique van de Ven in de hoofdrol. Zelf was hij maar tot zekere hoogte tevreden over de verfilming. Hij vond dat er iets teveel reclame werd genaamd voor condooms en fietsmerken, vertelde hij Ronald van den Boogaard.

Ten tijde van het Marathoninterview was Wolkers dus al een gearriveerd schrijver, al vond hij zelf dat hij mooi aan die betiteling was ontkomen; hij vond zichzelf niet tot de éminence grise van de Nederlandse literatuur behoren. Dat hij als beeldhouwer en schilder minder bekendheid had verworven, stelde hem soms wel teleur. Hij maakte onder andere het Auschwitzmonument in het Wertheimpark in Amsterdam. Dat beeld, gemaakt van glas, is door de jaren heen zeer vaak vernield door vandalen. Ook andere glazen beelden bleven niet lang heel, zoals het monument voor Ceres op Texel. Wolkers besloot daarop meer staal te gebruiken.

Jan Wolkers heeft een ambivalente houding tegenover (literaire) prijzen: hij wint ze veelvuldig, maar weigert ze bijna altijd. In 1982 had hij de jury van de Constantijn Huygensprijs voor de eer bedankt. Hij kreeg de prijs voor zijn gehele oeuvre, maar het stak hem dat de jury van de prijs - die bestond uit mensen die ook in allerlei andere jury's zaten - zijn afzonderlijke werken nooit hadden bekroond. "Dan kunnen ze hem beter aan een jonger iemand geven", vond Wolkers. Drie jaar na het interview, in 1989, weigerde hij de P.C. Hooftprijs. Naar eigen zeggen, omdat hij het onterecht vond dat Marten Toonder, de schepper van de strip Tom Poes, nooit een grote literatuurprijs had gewonnen.

Sinds 1980 woont Wolkers op Texel, omringd door zijn geliefde zee. De natuur is altijd een belangrijke inspiratiebron geweest voor Wolkers. Voor Villa Achterwerk maakte hij twee seizoenen afleveringen over alles wat er in zijn achtertuin groeide en bloeide. Het Boekenweekgeschenk van 2005, Zomerhitte, speelt zich ook af op Texel. Daarmee liet de schrijver ook zien om hoge leeftijd nog altijd zeer productief te zijn. Jan Wolkers stierf in de nacht van 18 op 19 oktober 2007. Onderzoek van eerder die week uitgewezen dat zijn lichaam op was en dat het einde niet lang meer zou duren.

Hoogtepunten uit het interview

"Ik wil hem graag horen tellen, dat vind ik heel mooi"

Ronald van den Boogaard begon het marathoninterview met Jan Wolkers met een reeks uitspraken die andere schrijvers over Wolkers hadden gedaan. Zo had Maarten ’t Hart hem ooit de André van Duijn van de Nederlandse literatuur genoemd. “Geschreven uit stinkende jaloezie”, riposteerde Wolkers. Het viel hem in ieder geval op dat mensen een verkeerd beeld van hem hadden: “Jan Lenferink van RUR zei laatst: Jan, jij bent de meest viriele man van Nederland. Wat een onzin! Ik heb juist hele vrouwelijke kanten. Je ziet mij altijd maar met de kinderen. Ik begrijp niet waar ze het vandaan halen. Ik geloof dat bij mij leven en werk, voor de mensen dan, samen schijnen te vallen. Als u de brieven ziet die ik op Turks Fruit gekregen heb, van vrouwen die schrijven: “meneer, die vrouw had er op een gegeven moment genoeg van om acht keer per dag met iemand naar bed te moeten, maar ik zou dat fantastisch vinden, kunt u niet bij mij aan komen”, dat soort rare dingen, dat ze wat jij in dat boek schrijft, meteen ervaren als werkelijkheid.”

Toch kwamen zijn ideeën over seksualiteit al snel tot uiting. Waarom vrouwen eerder zonder boe of ba met elkaar het bed induiken, was de vraag: “Vriendschap tussen mannen heeft natuurlijk altijd met biseksualiteit en homoseksualiteit te maken. Je moet maar eens kijken, als ze ‘s avonds het huis ontvluchten en in de kroeg met hun armen om elkaar gaan staan. En als je dan de deur opendoet en ‘homo’ roept, dan slaan ze je op hun bek. Vrouwen komen veel makkelijker tot vrijages met elkaar zonder dat ze homoseksueel zijn. Dat komt omdat ze het allereerste contact hebben gehad met een vrouw, ze hebben aan de borst van hun moeder gezogen. En mannen hebben niet aan de pik van hun vader gezogen, althans dat hoop je dan.”

Conflicten horen er volgens Wolkers bij, ook met de kinderen, hoe klein ze ook zijn. De tweeling Bob en Tom waren vijf ten tijde van het marathoninterview: “Er zijn altijd conflicten, kinderen willen veel. De eerste jaren van een kinderleven ben je aan één stuk bezig ze voor zelfvernietiging te behoeden. Als je kinderen aan hun lot overlaat, vernietigen ze zichzelf. Ze lopen in het water, ze springen uit het raam, want Bob heeft soms die neiging... Ze lezen ook allemaal dingen van He-Man, Batman, dat ze kunnen vliegen. Daar moet je ze wel voor waarschuwen, dat zulke wonderen niet kunnen.”

De kerst zat er aan te komen en Van den Boogaard wilde graag weten hoe Wolkers de feestdagen door zou brengen: “Er staat bij mij in de garage een grote kerstboom opgeslagen, met een kruis eronder. Er staat bij mij op het terrein voor de deur drie kerstbomen, waarvan er twee voor de jongens zijn en één komt dan weer in het huisje waar gasten van mij zijn. Mijn zoons komen, Maria komt, mijn eerste vrouw. Ik ga in de Beethovenstraat twee licht gezouten hammen halen, die ik in de oven rooster en die bereid ik, die serveer ik met allerlei vruchten, asperges. Ik kan geen wild eten, dat is een jeugdfrustratie, dat is het enige dat ik nooit te boven ben gekomen. Het heeft niets te maken met vegetariërschap, dat heb je aan die hammen wel gehoord, maar als iemand mij zou willen zien kotsen, dan moet ie zeggen, “dat wat je net gegeten heb, daar zat konijn in”, en dan kots ik.”

De laatste minuut van het marathoninterview breekt aan. Van den Boogaard vraagt of Wolkers het een lange zit vond. “Nee, als we op de helft waren zou ik nog doorgaan, ik geloof dat we nog heel wat te bepraten hebben. Ik wil hem [Cor Galis] eigenlijk horen tellen, dat vind ik heel mooi. Ik heb niet zoveel kerstgroeten, ik vind het altijd heerlijk met kerst als er sneeuw is, een beetje rauw weer.”

Ronald van den Boogaard over lang Interviewen

"Je houdt het geen vijf uur vol met iemand die je niet interessant vindt."

"Of ik er nog iets van weet? Ik ben er later nog vrij vaak aan herinnerd. Er hadden heel veel mensen geluisterd en er waren positieve reacties op gekomen. Ik weet nog dat toen hij de P.C. Hooftprijs won, dat was een paar jaar later, hij die weigerde. Dat had hij al met meerdere prijzen gedaan. Hij hield zich schuil op Texel, hij nam de telefoon niet op. Toen hebben ze mij gevraagd of ik hem niet wilde vragen waarom hij het had geweigerd. Ik heb een stagiair naar Texel gestuurd. Wolkers heeft toen een interview met ons gedaan, omdat hij goede herinneringen had aan het marathoninterview. Hadden we hem als enige en dat voegde toch wat toe. Hoewel hij wel geïrriteerd was geweest, dat we de bandjes van het marathoninterview destijds niet op hadden gestuurd. Misschien ben ik dat zelf wel vergeten."

"Ik kende Wolkers niet, had hem nooit eerder gesproken, maar ik kende zijn werk wel goed. Hij wilde wel graag een voorgesprek. Ik moest naar Leiden waar hij een expositie aan het voorbereiden was. Ik kreeg niet de indruk dat hij nou wilde weten waar we het over gingen hebben, maar hij wilde zien wat voor iemand ik was. Wie hij tegenover zich kreeg en of hij met een kenner van doen had. Ik had veel boeken al in mijn jeugd gelezen. Toen ik De Walgvogel had gelezen had ik wel door dat hij een groot schrijver was, prachtig. Voor het marathoninterview heb ik boeken gelezen en andere herlezen. Ik vond en vind hem een groot schrijver. Je houdt het geen vijf uur vol met iemand die je niet interessant vindt."

"Ik heb het marathoninterview nooit meer teruggehoord, maar ik weet nog wel dat ergens in het eerste uur de zon op een prachtige manier door de wolken brak en dat Wolkers dat zo mooi beschreef. Daaraan kon je zien dat hij zich op zijn gemak voelde, hij was niet zo met de vragen bezig dat hij nergens anders oog meer voor had. Toen dacht ik ook: "het komt wel goed met het interview". Het was ook ontzettend gezellig, we waren al lang en breed klaar, maar hij ging maar door. Zijn vrouw was er ook bij."

"Van de acht marathoninterviews die ik gedaan heb, neemt deze wel een bijzonder plek in. Het was natuurlijk bijzonder omdat het de eerste voor mij was en ik vond het ook heel erg leuk dat er zoveel positieve reacties op waren."

"We waren natuurlijk wel zenuwachtig over vijf uur interview. Het was het eerste seizoen, ik was toen eindredacteur van Het Gebouw en we hadden onze nek uitgestoken voor dat programma. Roel van Broekhoven had het bedacht en die wilde er nog even 24 uur marathoninterview van maken. Helaas hadden we niet zoveel zendtijd.
Nu vind ik het jammer dat de marathoninterviews maar drie uur duren en geen vijf meer. Hoewel het natuurlijk moeilijk is om een spanningsboog vijf uur vast te houden. Luisteren mensen wel zo lang? Er was onderling ook wel kritiek op het idee, maar ik kan me van alle interviews, waar ik altijd bij zat, eigenlijk geen stiltes herinneren. Daar waren we in het begin natuurlijk bang voor. Er stonden wel plaatjes klaar, maar die hebben we nooit in hoeven zetten."