Een coryfee en een aanstormend talent praten over hun vak. Aflevering 1. Adelheid Roosen (62) en Eline Arbo (34). Allebei geëngageerde regisseurs met een rotsvast geloof in theater als drijvende kracht van verandering.

Eline Arbo studeerde Theaterwetenschappen aan de Universiteit van Oslo en Regie aan de Theaterschool Amsterdam. Ze gooide hoge ogen met haar eerste voorstelling Het lijden van de jonge Werther, volgens de persadembenemenden ‘een groot theaterfeest’, en bekroond met de BNG Bank Theaterprijs 2018. Daarna volgde De Revolutionairen, gebaseerd op het gedachtegoed van Albert Camus. Haar grootste succes tot nu toe is Weg met Eddy Bellegueule, over de worsteling van een outsider met zijn identiteit. Het stuk is bekroond met de Haagse Toneelkijkerprijs 2019/2020, is zowel door NRC als de Volkskrant gekozen tot Beste Voorstelling van seizoen 2019/2020 en geselecteerd voor het Theaterfestival 2020. Vanaf 2021 is Arbo benoemd tot vaste regisseur van Het Nationale Theater. Eline Arbo was te gast in de door Hans Kesting samengestelde aflevering van Mondo.  

Waaraan werk je momenteel? 
‘Ik maak een bewerking van Drie Zusters van Tsjechov. In oktober is de première bij de Toneelschuur in Haarlem.’

Drie Zusters geldt zo’n beetje als de Mount Everest van de toneelstukken. Waarom juist dit stuk? 
‘Omdat het past bij een onderwerp dat me bezighoudt momenteel, emancipatie. Ken je de Bechdeltest, om fictie te testen op seksisme? Een stuk slaagt voor de test als er minstens twee vrouwelijke personages in voorkomen met een naam, die met elkaar spreken over een ander onderwerp dan het onderwerp “mannen”. Maar het merendeel van het klassieke repertoire voldoet daar niet aan. Drie zusters is een uitzondering.’ 

Wat spreekt je erin aan? 
‘Het gaat over vrouwen die dromen van Moskou, maar ze gaan nooit. Dus ze dromen over een beter leven, maar doen niks om dat ook te creëren voor zichzelf. Punt is, ze hebben geen eigen geld, hun broer heeft het geld. Drie Zusters is ruim een eeuw oud, maar nog steeds zijn veel vrouwen niet financieel onafhankelijk. Ik heb de cijfers opgezocht: in Nederland is om en nabij de helft van de vrouwen niet financieel onafhankelijk. Dat betekent dat hun inkomen uit werk lager is dan het wettelijk minimumloon. Net als in dit stuk van Tsjechov huist er ook veel passiviteit in onszelf, niet per se alleen in vrouwen, maar in ons allemaal. Wakker worden, denk ik dan. Kiesrecht voor vrouwen kwam er ook niet vanzelf, er is voor gevóchten. Maar dan móeten we ook vechten, en niet berusten. Ik denk niet dat de barricades opgaan de enige manier is; hoe we bijvoorbeeld nu omgaan met (seksueel) grensoverschrijdend gedrag na #MeToo, laat zien dat zelfs een Twitter-revolutie mogelijk is. Dat we over ongemakkelijke onderwerpen durven praten, en hóe we erover praten, kan tot grote verandering leiden. En daarin kan theater zeker ook iets betekenen.’

Je groeide op in Noorwegen in een maatschappelijk betrokken gezin. Hoe heeft je dat beïnvloed?
‘Wij gingen in het weekend altijd demonstreren met de andere families uit de 'Communistenstraat', zoals onze straat bekend stond. Als kind was dat voor mij vanzelfsprekend. Na de demonstratie was er koffie met cake bij de leider van de socialistische partij. Net als na een kerkdienst.’

Dus het was eigenlijk een ritueel? 
‘Ja, achteraf gezien wel. Het was een gemeenschap van mensen die allemaal in iets groters geloven en die samenkomen om dat te delen. Eigenlijk was dit ook een soort geloof. Een heel hechte community in elk geval. Als puber kreeg ik daar grote weerstand tegen, zoals strenggelovig opgevoede kinderen dat vaak ook hebben. Ik wilde mijn eigen weg vinden. In die tijd ontdekte ik het theater. Toen ik elf was zag ik Een Poppenhuis, een revolutionair stuk van de beroemde Noorse toneelschrijver Henrik Ibsen waarin een vrouw wegloopt van haar gezin omdat ze haar eigen leven wil leiden. Een schandaal! Ik was ook woest: je kinderen verlaten, dat kán niet! Theater maakte altijd sterke emoties bij me los, en dat bleef hangen. Als tiener begon ik zelf stukken te schrijven en te spelen met een stel vrienden. Dat groeide uit tot een groep van zo’n 50 man.’  

Je verruilde de ene community voor de andere.   
‘Met het verschil dat het theater, meer dan de kerk of de socialistische beweging, ook ruimte biedt om te twijfelen en vragen te stellen.’

Hoe maakte je de overstap van Noorwegen naar Amsterdam?
‘Ik koos voor Amsterdam omdat ik veel over de Nederlandse en Vlaamse theatergeschiedenis en cultuur had geleerd op mijn opleiding Theaterwetenschap in Oslo. We hadden een professor die obsessed was met Nederlands en Vlaams theater, vandaar.’

Waarom werd je regisseur, en niet acteur of toneelschrijver? 
‘Ik voelde me thuis in die rol, ik voelde me veilig en in m’n kracht staan. Dat geeft veel zelfvertrouwen.’

Je afstudeervoorstelling Manifesten is geïnspireerd door Cabaret Voltaire. Dat was een beroemd café in Zürich, waar jonge kunstenaars op de vlucht voor de Eerste Wereldoorlog naar hartenlust konden experimenteren. Jouw stuk gaat over deze artistieke vluchtelingenWat wilde je overbrengen? 
‘Wij zien deze kunstenaars nu als grootheden, we hebben ze ingedeeld in allerlei -ismes en ze hangen in de grootste musea ter wereld. Maar wanneer je hun geschriften leest, zie je hoe onzeker ze eigenlijk waren. Ze deden maar wat. Dat inspireerde me, want ook ik tast in het duister. Maar zij hebben toen wel mooi de kunstwereld veranderd. Marcel Duchamp die een pispot in het museum neerzette - het bracht een revolutie op gang in ons denken over kunst en wat kunst kan doen. Deze kunstenaars gingen dingen abstraheren, en dat is zó’n radicale gedachte, dat je de wereld ook kunt weergeven zoals jíj die ervaart. Zij lieten zien dat er niet maar één waarheid is. Belangrijk dat we ons dat realiseren, nu alom de roep klinkt om maatschappelijke verandering.’

Wat voor regisseur wil je zijn?    
‘Ik wil theater maken dat echt wat te maken heeft met de wereld waarin we nu leven. Aan Weg met Eddy Belleguele hebben we een eigen monoloog toegevoegd over arbeiders, onrecht en klassenverschillen. Dat stond niet in het boek van Édouard Louis waarop het stuk is gebaseerd, maar ik vond dat belangrijk. Sommige toeschouwers vonden het verschrikkelijk, sommigen vonden dit het beste van het hele stuk, maar dat is allemaal ok. Ik wil het toch vertellen. Ik zal bestaande stukken en klassiekers altijd bewerken, zodat ze passen bij de thema’s die mij op dat moment bezighouden, en niet andersom.’ 

Welke onderwerpen zijn dat?  
‘Eerst idealisme, en nu emancipatie. Kun je in deze tijd nog een idealist zijn, of wordt dat gezien als naïef en onhaalbaar? Die vraag heeft me lang beziggehouden. Het opvallende is, dat sinds mijn afstuderen vier jaar geleden de kijk daarop zo is veranderd. Er is nu meer bewustzijn, activisme en politiek engagement. Ik ben blij dat dit een trend is geworden. Momenteel ben ik vooral geïnteresseerd in emancipatie. In de huidige wereld zijn de bestaande structuren nadelig voor minderheden, dat moeten we veranderen. Witte mannen hadden alle macht toen de samenlevingen werden ontwikkeld, dus niet zo gek dat alles is gestoeld op het patriarchaat. Weg met Eddy Belleguele gaat daar over. Behalve een verhaal over een jonge homo die zichzelf probeert te zijn, gaat het zeker ook over mensen die slachtoffer zijn van het systeem.’   

Wat is je sterkste drijfveer?   
‘Ik denk toch dat ik zo graag wil dat de wereld verandert. En ik geloof echt heilig dat theater daar een bijdrage aan kan leveren.’ 

Hoe dan?
‘Door mensen op andere gedachten te brengen. Neem het Sinterklaasfeest met Zwarte Piet.  Door naar een theaterstuk te gaan waarbij ik me inleef in iemand die Zwarte Piet kwetsend vindt, snap ik dat het ook echt kwetsend ís. Zo kom je tot andere gedachten. En als je éen persoon kunt veranderen, kun je er ook 50 of 150 veranderen. Theater is een oefening in inlevingsvermogen; de emotionele laag ervan is heel belangrijk. Met tekst, muziek en beelden samen creëer je een krachtige ervaring, een totaalervaring. En daarom is theater voor mij de ultieme politieke kunstvorm. Je kunt er begrip mee kweken. Bij een goede regisseur voel je de noodzaak van wat diegene te vertellen heeft op toneel. Dat is niet makkelijk, niet alleen om die overtuiging zelf aldoor te voelen maar ook om die door middel van acteurs, decor en licht te vertellen in plaats van een op een in een gesprek. Dat is eigenlijk een hele gekke omweg.’ 

Wat helpt jou daarbij?
‘Ik channel vaak de 16-jarige Eline. Die had schijt aan alles, en was klaar om de wereld aan te gaan. Die positieve kracht probeer ik op te roepen. Misschien is dat ook de reden dat ik vrij veel stukken heb gemaakt over jonge mensen, zoals Eddy. Positieve energie en kracht is voor mij heel belangrijk, daar drijf ik op om over te brengen wat ik te zeggen heb, ook aan de acteurs en de crew.’ 

Je hoofdpersonen zijn niet alleen vaak jong, maar ook opstandig. Heb je speciale affiniteit met rebellen? 
‘Met outsiders, ja. Figuren die radicaal anders denken over hoe we zouden moeten leven. Daarover gaat De Revolutionairen. Camus beweert in zijn boek De mens in opstand dat we actief en bewust in het leven moeten staan en in opstand moeten komen tegen onrecht. Hij geloofde niet in grote ideologieën, want de geschiedenis laat zien dat het dan mis gaat. Waar het om gaat, is dat je idealist bent in het leven van alledag. Dat houdt in dat wanneer iemand op een feestje een racistische grap maakt, jij degene moet zijn die niet meelacht maar zegt dat het ongepast is. Je moet je uitspreken, en voortdurend laten weten hoe jij de wereld ziet.’

Tekst loopt hieronder verder. 

En, mee eens?
‘Ja. We moeten ons niet neerleggen bij discriminatie en machtsmisbruik, zo van dat hoort er nu eenmaal een beetje bij. Nee, eigenlijk niet, dat hoort er níet bij. Zo is #MeToo ook ontstaan: eeuwenlang zeiden vrouwen: ‘’ach, hij is gewoon zo.’’ Tot er iemand opstond die ‘’nee’’ zei. Dat laat zien hoe belangrijk het is je wél uit te spreken.’

Welke regisseurs inspireren je? 
‘Als vrouwelijke regisseur ben ik zeer geïnspireerd door Katie Mitchell. Een internationale grootheid, die een middag op de Toneelschool was. Er zijn erg weinig vrouwelijke regisseurs op dat niveau, en nóg minder vrouwelijke artistiek leiders. Zij sprak heel open over vrouw zijn, dat was totaal nieuw voor mij. Op de regieopleiding kregen we nog een cursus over jezelf presenteren, hoe je je moest kleden. Het ging in wezen over je aanpassen, achteraf gezien heel antifeministisch. En zij had het gewoon over haar menstruatiecyclus, en de invloed daarvan op haar functioneren. Ze blies die taboes wijd open. Dat vind ik indrukwekkend.’

Je werkt nu vier jaar in de Nederlandse theaterwereld. Wat is je belangrijkste inzicht tot nu toe?  
‘Veel is goed geregeld, zoals talentontwikkeling, daar heb ik veel steun aan gehad. Maar de geldstroom vind ik heel lastig: elke vier jaar een heel nieuw plan moeten schrijven met nieuwe ideeën vind ik heel gek. Steeds maar vernieuwing, vernieuwing, koste wat kost. Het lijkt wel marketing. De visie die ik heb, is voor de lange termijn.’ 

Waar droom je van? 
‘Ik wil graag mijn eigen gezelschap leiden. Ik zou het anders doen dan het bestaande model waarbij een persoon, de artistiek leider, alle macht in handen heeft. Maar ook als bedrijfsleider zou ik geen patriarchale structuur willen. Theater en ook film zijn kwetsbare sectoren, omdat het over mensen gaat en over mensenlijven. Daar moeten we heel bewust en zorgvuldig mee om gaan.’

Dit interview is onderdeel van de serie Oude Rot, Jonge Hond gemaakt door Ilse van der Velden met fotografie van Geert Broertjes. Lees ook het interview met Eline's vakgenoot en 'Oude Rot' Adelheid Roosen.