Charl Landvreugd is kunstenaar, curator, schrijver en onderzoeker. Sinds september is hij Hoofd Onderzoek & Curatorial Practice bij het Stedelijk Museum in Amsterdam. In zijn werk gebruikt Landvreugd ‘zwart’ als een instrument om te spreken over de gezamenlijke wereldwijde inspanningen om culturele verschillen te overbruggen. Wie inspireerde zijn ideeën en aanpak? Op welke schouders staat Charl Landvreugd?

#1 Grace Jones

‘Begin jaren tachtig zag ik als jonge jongen de One Man Show van Grace Jones. Op het affiche van die muziekvideocollectie was ze helemaal blauw en droeg ze dat kenmerkende, strakke jongenskapsel. Dat maakte een enorme indruk op mij omdat ze schijnbaar een vrouw was, maar eruitzag als een man. Later ontdekte ik dat het ook dus de One Man Show heette, met de nadruk op Man. Daar werd dus ook al mee gespeeld.

In mijn tienerjaren raakte ik gefascineerd door het nummer Do or Die. Dat is eigenlijk altijd mijn motto en lijflied gebleven: gewoon doen, en dan zien we wel wat er gebeurt. En natuurlijk Slave to the Rythm. Ik bedoel: kom op, dat nummer zit zó goed in elkaar. Voor mij zit dat nummer echt op dezelfde hoogte als het Requiem van Mozart. En geloof me, dat heb ik ook hoog zitten.’ 

#2 Edgar Cairo

‘In de Nederlandse literatuur kennen we de Grote Drie: Hermans, Mulisch en Reve. Eigenlijk had de schrijver Edgar Cairo daar ook nog bij gemoeten. Wat me erg aanspreekt in zijn werk is dat hij over de zwarte subjectiviteit in de metropool schrijft en daar betekenis aan probeert te geven, maar dan wel vanuit zijn eigen zwartheid. Hij ontwikkelde tijdens zijn schrijverscarrière als het ware een eigen taal: het Cairoiaans.

Wat bij Cairo centraal stond, was dat je nooit moet vergeten wie je bent. Hij gebruikte zijn eigen zwartheid als spiegel. In mijn eigen kunst en schrijfwerk probeer ik dat ook te doen. Wat als ik naar mezelf kijk vanuit mijn eigen zwartheid en niet vanuit het koloniale denken dat we als Nederlanders hebben meegekregen? We zijn allemaal kinderen van het kolonialisme, maar we kunnen wel ons best doen om dat perspectief om te buigen.

Cairo heeft mij de handvatten gegeven om mijn werk en leven vanuit dat opzicht te bekijken. Bij Cairo en Baldwin is dat de zwartheid, bij Reve bijvoorbeeld juist de queerheid. Ik hoop dat ik met mijn ideeën in die lijn van kunstenaars geplaatst kan worden. Nu zijn dat natuurlijk wel namen van formaat, maar ik probeer op zijn minst op hun schouders te staan. Do or Die, toch?’ 

#3 Italo Calvino

‘Lezen doe ik al zolang ik het me kan herinneren. Als kind hield ik ontzettend van sprookjes en fantasieverhalen, maar in de Our Ancestors-trilogie van Italo Calvino leken de vreemdste gebeurtenissen bijna echt te worden. Dat magisch realisme vond ik prachtig; je wist eigenlijk niet meer wat wel en niet echt was. Dat sloot heel erg aan bij mijn fantasiebeleving en creatieve geest. Ik denk dat je als kunstenaar en wetenschapper die fantasie moet behouden. Die nieuwsgierigheid naar het: ‘wat als…?’.  

Neem bijvoorbeeld het tweede deel van die trilogie, The Baron in the Trees. De hoofdpersoon besluit daarin om in de bomen te gaan wonen en de rest van zijn leven daar te blijven. Wie wil dat nou niet? Als tegenhanger daarvan heb je dan de dagboeken van Hans Warren, die zo langzaam zijn en absoluut nergens over gaan, dat ze eigenlijk de complete treurnis van het bestaan aan je openbaren. Het doet me denken aan hoe thuis zijn voor me voelt: Nederland, veertien graden, een beetje miezerregen, een dikke trui. Hans Warren.’