Dit zijn de vragen van de vijfde editie van de Nationale Wetenschapsquiz, uitgezonden in 1998.

Hieronder alle 20 vragen. Meteen naar de antwoorden? Klik hier.

Vraag 1: Als je een fles champagne voorzichtig opent, ontsnapt er vaak een pluimpje mist. Wat is dat?

  • Most
  • Water
  • Koolzuur

Vraag 2: Je zet twee even grote stekjes van dezelfde plant op de vensterbank en geeft ze regelmatig met een gieter evenveel water. Eén van de twee stekjes aai je elke dag een beetje, het andere laat je onberoerd. Welk effect heeft deze behandeling na een paar weken op de groei van de planten?

  • Geen effect, beide planten groeien even snel
  • De vertroetelde plant groeit sneller dan de andere
  • De vertroetelde plant blijft in groei achter

Vraag 3: Twee balletjes hangen elk aan een touwtje. Het ene is glad, het andere heeft veel putjes in het oppervlak. De balletjes zijn even groot en even zwaar. Je blaast ze beurtelings, onder dezelfde condities met een bladblazer van je af. Welk balletje wordt het verst weggeblazen?

  • Het gladde balletje
  • Het oneffen balletje
  • Allebei even ver

Vraag 4: Je leert een hond een kunstje door hem te belonen met een koekje. Daarna wil je hem het kunstje weer afleren door juist geen koekje te geven. Wanneer duurt het afleren het langst?

  • Als je hem bij het aanleren willekeurig in de helft van de gevallen hebt beloond
  • Als je hem bij het aanleren willekeurig in driekwart van de gevallen hebt beloond
  • Als je hem bij het aanleren steeds hebt beloond

Vraag 5: Prins Willem-Alexander lijkt genetisch waarschijnlijk meer op zijn oma, Prinses Juliana, dan Juliana op haar opa van vaders kant, Friedrich Franz II, groothertog van Mecklenburg-Schwerin. Hoe komt dat?

  • Prinses Juliana heeft dominante genen
  • Door extrachromosomale overerving
  • Door maternale imprinting

Vraag 6: Een jongleur van 78 kilo heeft drie knotsen bij zich die ieder 2 kilo wegen. Hij komt bij een brug die niet meer dan 80 kilo kan dragen. Kan hij jonglerend de brug over zonder dat die instort?

  • Nee, dat kan niet
  • Ja, dat kan, mits hij de knotsen hoog genoeg opgooit
  • Ja, dat kan, mits hij steeds twee knotsen in de lucht houdt

Vraag 7: De volle maan lijkt aan de horizon groter dan wanneer hij hoog in de lucht staat. Hoe kun je deze illusie terstond opheffen?

  • Door met één oog naar de maan te kijken
  • Door te bukken en tussen je benen door naar de maan te kijken
  • Door met een verrekijker naar de maan te kijken

Vraag 8: Bij het onthouden van een route oriënteren mannen zich anders dan vrouwen. Klopt dit?

  • Ja, dat is volledig sociaal bepaald
  • Ja, dat is een kwestie van hormonen
  • Nee, dat is een achterhaalde behavioristische opvatting.

Vraag 9: Een auto van 750 kilo rijdt met een vaart van 72 km per uur een schans op en suist vervolgens precies over zeven geparkeerde autobussen heen. De auto wordt verzwaard tot 1500 kilo en de stunt wordt onder dezelfde condities herhaald. Wat gebeurt er?

  • De verzwaarde auto suist ook over de zeven autobussen heen
  • De verzwaarde auto stort neer op de vierde bus
  • De verzwaarde auto komt anderhalf maal zo ver

Vraag 10: Deze vraag heeft slechts één correct antwoord. Welk antwoord is dat?

  • Antwoord a of b
  • Antwoord b of c
  • Antwoord c

Vraag 11: Stel: Je zet de aarde stil, je boort een rechte tunnel van de noordpool naar de zuidpool, dwars door het midden van de aarde. Je bekleedt de tunnelwand met een hitte-isolerend materiaal en zuigt de tunnel vacuüm. Vervolgens stap je in een capsule en de capsule wordt in de tunnel gegooid. Wat gebeurt er?

  • Je komt niet verder dan het middelpunt van de aarde
  • Je zult gewichtloos heen en weer gaan tussen beide openingen
  • Je zult aan de andere kant uit het gat schieten en in een baan om de aarde terechtkomen

Vraag 12: Een groenteboer zet 's ochtends 200 kilo komkommers in kisten buiten. De komkommers bestaan voor 99 procent uit water. De groenteboer verkoopt die dag geen enkele komkommer. Aan het eind van de dag zijn de komkommers wat uitgedroogd en bestaan ze nog maar voor 98 procent uit water. Hoeveel kilo komkommers heeft hij dan over?

  • 100 kilo
  • 196 kilo
  • 197,77 kilo

Vraag 13: Je kijkt, met een sticker op je achterhoofd, in een grote spiegel. De afstand van de sticker tot de spiegel is precies 40 centimeter. Je wilt zien wat er op de sticker staat, en daarom houd je een handspiegel op 10 centimeter achter de sticker. Hoe ver terug in de grote spiegel staat het beeld van de sticker in de handspiegel?

  • 50 centimeter
  • 60 centimeter
  • 100 centimeter

Vraag 1: Pijlinktvissen doen het met hun armen. Wat doet een verliefd pijlinktvismannetje nog meer?

  • Hij verschiet van kleur
  • Hij begraaft zich in het zand
  • Hij gaat op zijn rug zwemmen

Vraag 15: Volgens recent wetenschappelijk onderzoek is aan de vorm van je handen af te lezen:

  • of je een neiging tot verslaving hebt
  • hoe het gesteld is met je vruchtbaarheid
  • of je een verhoogde kans hebt om een hartaanval te krijgen

Vraag 16: Ongeveer 300 miljoen jaar én ongeveer 100 miljoen jaar geleden waren er veel grotere vliegende dieren dan in andere tijdperken. Hoe kwam dat?

  • Er was toen meer zuurstof in de lucht, dus was de dichtheid groter en was vliegen gemakkelijker
  • Er was toen meer kooldioxide, dus was de atmosfeer gemiddeld warmer en daarom was vliegen gemakkelijker
  • De vliegende dieren hadden toen veel dunnere vleugels, waardoor ze naar verhouding lichter waren en dus groter konden zijn

Vraag 17: Er wordt gezegd dat lapjeskatten (rood, wit en zwart) altijd vrouwtjes zijn. Is dat zo?

  • Nee, dat is een fabeltje, er zijn evenveel mannetjes- als vrouwtjeslapjeskatten
  • Nee, maar het is wel zo dat 75 procent van de lapjeskatten vrouwtjes zijn
  • Er zijn wel mannetjeslapjeskatten, maar die zijn steriel

Vraag 18: Er staat een heerlijk kopje koffie op je te wachten. Helaas, net als je de koffiemelk erbij wilt doen, wordt er aangebeld. Hoe zorg je er nu voor dat de koffie zo warm mogelijk blijft?

  • Door er nog snel koffiemelk bij te doen voordat je naar de deur loopt
  • Door te wachten met de koffiemelk totdat je weer terug bent
  • Doe wat je wilt, het maakt voor de temperatuur van de koffie geen verschil

Vraag 19: Je hebt een blok ijs waar een bijl in vastgevroren zit. Het ijsblok drijft in een teil met water. Het water staat precies tot de rand. Als het ijs gesmolten is, zal het water:

  • over de rand gestroomd zijn
  • nog precies tot de rand staan
  • lager dan de rand staan

Vraag 20: Je hebt twee even grote eieren. Het ene ei is hardgekookt, het andere is ongekookt. Je laat ze tegelijk van een helling rollen. Welk ei is het eerst beneden en waarom?

  • Het ongekookte ei
  • Het gekookte ei
  • Ze komen tegelijk aan