Dit zijn de vragen van de twintigste editie van de Nationale Wetenschapsquiz, uitgezonden in 2013.

Hieronder alle 15 vragen. Meteen naar de antwoorden? Klik hier.

Vraag 1: In de zeventiende eeuw gingen de Britten flessen produceren die de druk van mousserende wijn aankonden. Wat was een belangrijke aanleiding hiervoor?

  • A. Er was te weinig hout om schepen te maken
  • B. Hun ervaring in het maken van glazen crucifixen
  • C. Een grote overstroming

Vraag 2: Wanneer kinderen naar een 3D-film kijken, ontvangen zij in vergelijking met volwassenen beelden op hun netvlies met:

  • A. Minder diepte
  • B. Evenveel diepte
  • C. Meer diepte

Vraag 3; Hoe kun je een waterdruppel minutenlang laten stuiteren op een wateroppervlak?

  • A. Door het wateroppervlak op en neer te bewegen
  • B. Door het wateroppervlak te laten stromen
  • C. Door het wateroppervlak te verwarmen

Vraag 4: Max en Bello weten dat ze gevlekte oren hebben als Rakker ze ook heeft, en Max en Bello weten dat Bello gevlekte oren heeft als Max ze ook heeft. Rakker weet of hij gevlekte oren heeft, Max en Bello niet. Alle drie de honden kunnen alleen de oren van de andere zien. Wat klopt?

  • A. Max en Bello hebben gevlekte oren, Rakker niet
  • B. Rakker en Max hebben geen gevlekte oren, Bello wel
  • C. Ze hebben alle drie gevlekte oren

Vraag 5: Toeritdosering reguleert de instroom van auto's vanaf de toerit naar de snelweg. Waardoor zorgt toeritdosering per auto gemiddeld voor minder vertraging?

  • A. Auto's houden minder afstand als ze nog niet in de file hebben gestaan
  • B. Binnen dezelfde tijd zal een auto op de snelweg meer afstand afleggen dan een auto op de toerit
  • C. Op de toerit lopen minder auto's vertraging op dan op de snelweg

Vraag 6: Een goochelaar vraagt je te raden welke kaart hij blind getrokken heeft uit een spel kaarten. Voordat je raadt, mag je één vraag stellen. Welke vraag geeft de grootste kans op succes?

  • A. Is het een zwarte kaart?
  • B. Is het een ruiten twee?
  • C. Het maakt niet uit of je vraag A of B stelt

Vraag 7 stap 1

Vraag 7 stap 2

Vraag 7: Je knoopt de uiteinden van een touw aan elkaar. Dan haal je het touw door een karabijnhaak heen zoals op het eerste plaatje. Met een tweede karabijnhaak verbind je de uiteinden als op het tweede plaatje. Wat moet je doen om het touw los te krijgen?

  • A. Een lus in het touw maken en die door een van de karabijnhaken halen
  • B. De ene karabijnhaak door de andere duwen
  • C. De ene karabijnhaak in de andere klikken

Vraag 8: Krokodillen kunnen een deel van hun bloedsomloop afsluiten. Wat is hier het voordeel van?

  • A. Ze hoeven dan minder vaak te eten
  • B. Ze kunnen dan langer onder water blijven
  • C. Ze raken dan minder snel oververhit

Vraag 9: In neonbuizen kan soms een patroon ontstaan van lichte en donkere banden die elkaar afwisselen. Wat is hiervan de reden?

  • A. Fluctuaties in het gas veroorzaken een staande golf in het gas
  • B. Het licht interfereert omdat er maar één golflengte is
  • C. Elektronen moeten een bepaalde snelheid hebben voordat het gas licht uit gaat stralen

Vraag 10: Je kunt met behulp van licht en een zwart watje een luidspreker maken. Dit werkt alleen als het licht:

  • A. Knippert
  • B. Blauw is
  • C. Uit een laser komt

Vraag 11: Wat is waar over nicotine?

  • A. Het vermindert stress
  • B. Het verhoogt je bloeddruk
  • C. Je kunt het gebruiken als pesticide

Vraag 12: Als je cornflakes laat drijven op melk trekken ze elkaar aan. Waardoor komt dat?

  • A. Het ijzer in de cornflakes is een klein beetje magnetisch
  • B. De ene cornflake trekt het water omhoog en de andere wil daar bovenop drijven
  • C. Er ontstaan stromingen doordat de temperatuur door de cornflakes lokaal anders wordt

Vraag 13: Voor een ziekte waar 1 op de 1000 mensen aan lijdt, is een 99% betrouwbare test ontwikkeld. Wat is de kans dat je ook echt ziek bent als de test dat uitwijst?

  • A. 99%
  • B. 50%
  • C. 9%

Vraag 14: Wat gebeurt er als het op aarde plotseling zou stoppen met waaien?

  • A. De lengte van de dag wordt korter
  • B. De lengte van de dag wordt langer
  • C. De lengte van de dag blijft gelijk

Vraag 15: Een balansweegschaal met links een zilveren kroon en rechts een gouden kroon is in evenwicht. Wat gebeurt er als je de weegschaal onder water plaatst?

  • A. De gouden kroon stijgt en de zilveren kroon daalt
  • B. De gouden kroon daalt en de zilveren kroon stijgt
  • C. De weegschaal blijft in balans