Keer op keer houden politieke partijen hogere belastingen op vlees tegen, omdat ‘de gehaktbal wel betaalbaar moet blijven’ voor iedereen. Maar wat als zo’n vleestaks juist de sleutel is naar een veel goedkopere supermarkt?

Het meeste recente IPCC-rapport liegt er niet om: als we de aarde leefbaar willen houden, moeten we alle aspecten van ons leven op korte termijn fundamenteel veranderen. Wat we eten is daar onvermijdelijk onderdeel van. En dan kom je al snel uit bij een van de meest vervuilende voedingsbronnen: vlees.

Vorige week dinsdag kondigde landbouwminister Henk Staghouwer (CU) aan dat hij een onderzoek wil starten naar de invoering van een vleestaks. Hij wil uitvinden of hogere belastingen mensen er inderdaad toe zetten om minder vlees te eten. Als dat klopt, kan de taks op termijn voordelige effecten hebben voor het klimaat en de volksgezondheid.

Gevoelig onderwerp

Vlees is een gevoelig onderwerp in de Nederlandse politiek. Een ruime Kamermeerderheid wees Staghouwer’s plan dan ook direct af, waaronder zijn twee coalitiegenoten VVD en CDA. Zij vinden dat vlees voor de gewone Nederlander betaalbaar moet blijven. In het licht van de gestegen brandstof- en voedselprijzen moeten we boodschappen immers niet nóg duurder gaan maken. Aldus Derk Boswijk (CDA) via Twitter.

Maar dat hoeft helemaal niet zo te zijn. We zouden een aanzienlijk groter deel van de wereldwijde voedselproductie kunnen besparen door minder vlees te eten, dan wat er nu tekort is door de oorlog in Oekraïne. Zo kunnen we bovendien op tijd ruimte maken voor een nieuw voedselsysteem waarin er meer eten overblijft voor iedereen. Doen we dat niet, dan zullen de prijzen van al ons voedsel in de toekomst alleen maar blijven stijgen. 

als we geen ruimte maken voor een nieuw voedselsysteem, zullen de prijzen in de toekomst nog verder stijgen

Simpele rekensom

Een simpele rekensom laat zien dat dieren een behoorlijk inefficiënte manier zijn om de bevolking van eiwitten te voorzien.

Meer dan eenderde van de totale landoppervlakte op aarde wordt momenteel gebruikt voor landbouw. Dat komt neer op bijna vijftig miljard vierkante meter. Van al die grond wordt 70 procent gebruikt om vee te houden of op te laten grazen. De overige 30 procent wordt gebruikt om voedsel op te verbouwen, waarvan bijna de helft weer naar veevoer gaat.

Hongerige dieren

Dieren hebben een heleboel voedsel nodig. Tegelijkertijd zetten ze maar een fractie van dat voedsel om in iets eetbaars. Oftewel, van elke honderd calorieën die een varken binnenkrijgt, blijven er ongeveer negen over om te eten.

In termen van eiwit is alleen de kip nog relatief efficiënt: daar houd je 21 gram eiwit aan over voor elke honderd die je haar voert.

Het minst efficiënt is de koe. Die produceert slechts drie gram eiwitten voor elke honderd gram eiwitten die ze eet, en drie calorieën voor elke 100 calorieën die ze eet.

De vee-industrie gebruikt dus bijna 80 procent van alle landbouwgrond. Tegelijkertijd draagt de industrie maar 18 procent bij aan de wereldwijde calorievoorziening. Andersom geredeneerd: op minder dan twintig procent van alle landbouwgrond worden 82 procent van alle calorieën verbouwd.

We stoppen ons kostbare voedsel in dieren die ons daar een fractie voor teruggeven. Het meeste zetten ze namelijk om in warmte, afvalstoffen en broeikasgassen. Daarmee is de industrie ook nog eens verantwoordelijk voor 14 procent van de jaarlijkse totale uitstoot. Om nog maar te zwijgen over het fysieke en emotionele leed van de betrokken dieren.

we geven ons kostbare voedsel aan dieren die ons daar een fractie voor teruggeven

Ons dagelijks brood

Niet voor niets hamert het IPCC al jaren erop dat vooral de rijke landen hun vleesproductie snel moeten afremmen. Toch neemt die tot op heden nog steeds toe, onder andere doordat de EU nog altijd reclames subsidieert die vlees eten stimuleren. Bovendien zal de wereldwijde groei van de economische middenklasse - en de wereldbevolking in het algemeen - de mondiale vleesconsumptie tot 2030 nog met minstens 14 procent doen stijgen.

Zulke consumptiniveaus zijn des te onhandiger in een tijd waarin oorlog, klimaatverandering en verstoringen in de handelsketen de voedselzekerheid van mensen in gevaar brengen. Naar schatting gaat 35 procent van al het graan wereldwijd naar de veehouderij. De handel daarin staat momenteel onder hoge druk, omdat Rusland en Oekraïne tezamen een kwart van al het graan in de wereld produceren.

De stijgende prijzen en tekorten van graan zorgen nu al wereldwijd voor grote zorgen over de voedselzekerheid. Egypte, dat erg afhankelijk is van Oekraïne voor graan, is zich nu razendsnel in de schulden aan het werken om de bevolking van voldoende voedsel te voorzien. Volgens de VN zouden de voedselprijzen over de hele linie nog met 22 procent kunnen stijgen in bijna alle landen. Want ook droogte, overstromingen, insectenplagen en verzilting als gevolg van klimaatverandering leiden met ieder voorbijgaand jaar tot een hogere kans op mislukte oogsten.

als we stoppen met de veehouderij, kunnen we met een kwart van de huidige landbouwgrond voedsel voor de hele wereld produceren

De werkelijke prijs

Natuurlijk kan niet al het land waar dieren op worden gehouden meteen worden omgezet in vruchtbare grond, en is niet al het veevoer per definitie eetbaar voor mensen. Maar zelfs dan zouden we volgens berekeningen nog maar 25 procent van onze huidige landbouwgrond hoeven te gebruiken om de hele wereldbevolking van genoeg voedsel te voorzien. De overige 75 procent kunnen we met behulp van boeren bijvoorbeeld teruggeven aan de natuur of aan het water, gebruiken voor hernieuwbare energie, of gebruiken om zelf op te wonen.

De vuistregel van een vrije economie is dat hoe meer er van iets is, hoe goedkoper het wordt. En hoe goedkoper iets is, hoe meer het verkocht wordt. De huidige productie van vlees vormt een belemmering voor de productie van veel meer eten met veel meer voedingswaarde. Ja, als er een vleestaks komt wordt alles eventjes veel duurder. Maar het werkt wel, zo concludeerden onderzoekers in 2016 al. Het kan ervoor zorgen dat mensen niet iedere dag, maar misschien nog maar een of twee keer per week vlees eten. 

De bittere realiteit is dat vlees eigenlijk al heel duur is: de kosten voor milieu en maatschappij overstijgen de opbrengsten, en in de plaats ervan had er heel veel meer brood, groente, en soja kunnen worden geproduceerd. De prijs in de winkel is gewoon al die tijd onredelijk laag geweest. Als een vleestaks ervoor zorgt dat mensen minder vlees kopen, blijft er uiteindelijk meer land over om goedkoper voedsel te verbouwen dat direct naar mensen gaat.