'het zijn rotbeesten en ze moeten dood'

Door klimaatverandering zijn veel diersoorten al verdwenen, nog voordat we ze goed hebben leren kennen. Maar het is niet te laat om een betere band op te bouwen met de dieren die er nog zijn. Ook als we die een beetje eng of vervelend vinden.

Lotte Schuengel, 26 april 2023

Ze waren overal. Ze krioelden langs boomstammen omhoog, in clusters die zo dik waren dat het leek alsof de bomen een vacht hadden gekregen. Op het journaal stroopten mensen hun mouwen en broekspijpen op om te laten zien wat de beesten hadden aangericht: rode, jeukende uitslag. Wie hun haartjes inademde, kon longproblemen krijgen. En als ze in je oog kwamen was je al helemaal ver van huis. Uit wanhoop haalde de 69-jarige Attie uit Enschede haar vlammenwerper van stal om een einde te maken aan de overlast in haar voortuin. Tevergeefs, want als je een eikenprocessierups in brand steekt, verspreid je zijn giftige haartjes alleen maar verder. De oplossing was uiteindelijk dat gemeenteambtenaren met een soort stofzuigers de rupsenkolonies uit de bomen zogen. En als dat niet werkte, bonden ze een lint om de boom waarop stond: ‘pas op.’

We zouden het bijna zijn vergeten door de wolf, maar de laatste keer dat een dier ons land zo in zijn greep hield was in de zogeheten ‘horrorzomer’ van 2019. Droogte, hitte, een tekort aan natuurlijke vijanden en onze voorliefde voor het planten van eiken binnen de bebouwde kom hadden ervoor gezorgd dat het aantal eikenprocessierupsen explodeerde. Niet alleen de processierups, maar ook de rennende reuzenteek en de chinese tijgermug zorgden voor onrust en paniek bij de zomerse buitenrecreant. Waar de wolf nu tot discussie leidt, waren we bij de rups vrij unaniem over ons oordeel: dit zijn rotbeesten en ze moeten dood.

als we niet willen samenleven met de natuur

Er zijn maar een paar dieren waar we het als mens goed mee kunnen vinden. Charismatische dieren zoals honden en katten, die een succesvol beroep hebben gedaan op onze zorgzaamheid. Er zijn een heleboel dieren die ons weinig interesseren. Bijvoorbeeld spreeuwen of de berggeit. En er zijn heel veel dieren waar we bang voor zijn, die we vies vinden, die we niet begrijpen, die ons pijn doen. Spinnen, muggen, muizen, duiven, ratten, slakken, mieren, vliegen, de terror-oehoe. Het zijn plaagdieren, ongedierte. Rotbeesten die dood moeten.

De Britse filosoof Franklin Ginn bedacht er een andere naam voor: ‘Awkward Creatures’. Het zijn dieren waar we ons op de een of andere manier ongemakkelijk bij voelen. Bijvoorbeeld omdat ze onze gezondheid en voedselsystemen bedreigen. Maar ook omdat ze er simpelweg eng uitzien en met te veel zijn. Of omdat ze leven op een plek waar wij vinden dat ze niet horen. We willen hen niet zien, niet aanraken en niet met hen samenleven. 

Ongemakkelijke wezens roepen soms zulke heftige emoties op van angst, walging of boosheid, dat het mensen aanzet tot geweld. Er is inmiddels een uitgebreid wapenarsenaal tegen hen ontwikkeld: muizenvallen, mierendoosjes, rattengif, pesticiden, elektrische vliegenmeppers, stofzuigers, vlammenwerpers en geweren.

'we willen ze niet zien, niet aanraken, en niet met ze samenleven'

zo verandert een dier in een plaag

Zulke bestrijdingsmiddelen worden meestal ingezet als de populatie van een dier een grens overschrijdt, waarbij het overlast veroorzaakt voor mensen. Een plaag.

Een plaag is geen natuurverschijnsel, maar ontstaat pas als er te veel van een dier te dicht bij mensen leeft. Wat de acceptabele grenzen zijn, is arbitrair. Duizend muizen in het bos zijn geen plaag. Maar bouw je op die plek een huis voor een mens, en gaan die muizen vervolgens erin leven en eten, dan heb je ineens wel een plaag. Hetzelfde geldt voor onkruid: dat kan alleen bestaan op plekken die mensen hebben opgeëist. 

'als je hun leefgebied vernietigt, gaan ze proberen te leven op de plek die je ervoor in de plaats hebt gecreëerd'

Hoe meer natuur we vervangen door steden, parkeerplaatsen, wegen, fabrieken, gemaaide gazonnetjes en golfbanen, hoe hoger de spanningen oplopen tussen mens en dier. Wij zijn inmiddels gewend aan een beeld van natuur als iets wat we onder controle (kunnen) hebben. Maar de ongemakkelijke dieren trekken zich daar niets van aan. Als je hun leefgebied vernietigt of verandert, gaan ze proberen te leven op de plek die je ervoor in de plaats hebt gecreëerd.

Dat is bijvoorbeeld te zien bij de Australische witte ibis. Door klimaatverandering zijn daar de moerassen in rap tempo aan het opdrogen. Daardoor is dit dier genoodzaakt om naar steden in de oostkust te migreren, waar open water te vinden is in de zwembaden die mensen in hun achtertuin hebben. 

En dat zorgt voor conflict. De vogels stelen voedsel, maken bezittingen kapot en zorgen voor geluidsoverlast. Inmiddels worden ze gezien als plaag en hebben ze de bijnaam ‘bin chicken’ vanwege hun voorliefde voor voedsel uit afvalbakken. Tijdens de piek van de plaag, in 2007, waren gemeenten genoodzaakt om in te grijpen, middels de ‘eier-olietechniek’. Door de eieren van de dieren met een soort olie te besproeien, wordt de ontwikkeling van kuikentjes gestopt en broeden de ouders op een ei dat nooit uitkomt. 

hoe ‘veel’ steeds minder werd

Tot voor kort was het normaal dat er overal en altijd een veelheid aan dieren om ons heen leefden. In de Romeinse tijd zwommen er walvissen in de Noordzee. In 1700 woonden er duizenden wolven in Nederland. De bossen zaten vol elanden, marters, everzwijnen en ook de bruine beer is van oorsprong een inheemse diersoort. Zelfs nog in de jaren 70 was het normaal dat op de heide dikke wolken vlinders te zien waren.

Gedurende de biodiversiteitscrisis wordt ons bestaan op deze planeet steeds eenzamer. De reden dat we dat niet merken, heeft te maken met het zogeheten ‘shifting baseline syndrome.’ Iedere nieuwe generatie die wordt geboren, beschouwt de stand van zaken van dat moment als ‘normaal’. Zo verschuift het concept van hoe dingen horen te zijn geleidelijk in de geschiedenis. En dus ook de opvatting over wat 'veel' is.

een stillere natuur

In zijn boek A Sand County Almanac beschrijft de Amerikaanse ecoloog Aldo Leopold hoe hij zijn leven lang naast een ganzenkolonie in een moeras woonde. Als jongeman was het geschater van de ganzen soms zo oorverdovend, dat je ‘s nachts niet kon slapen. Maar in de loop der jaren werden steeds meer wegen en bedrijven gebouwd. De ganzen vertrokken of werden afgeschoten. Tegen de tijd dat Leopold als oude man zijn boek schreef, was het moeras muisstil. Een plek waar mensen naartoe zouden gaan om van de stille en kalme natuur te genieten. 

Een paar jaar geleden onderzochten wetenschappers de ‘akoestische eigenschappen’ van meer dan 200 duizend verschillende locaties in Europa en Amerika. Door de geluiden van vogels in de lente op te nemen, konden ze vergelijken hoe de geluidslandschappen gedurende 25 jaar zijn veranderd. Hun conclusie sluit aan bij Leopolds observatie: de natuur is stiller geworden.

De natuur was niet alleen stiller, merkten de onderzoekers op, maar de geluiden waren ook minder divers. Waar eerst nog talloze verschillende vogels en krekels (en zelfs vissen!) door elkaar heen schaterden, klinkt de stem van de natuur nu vermoeid en monotoon.

Het resultaat: zodra ze haar stem verheft, zijn we diep verontwaardigd.

een betere manier om te doden

Dat mensen zich soms moeten verdedigen tegen een dier hoort bij de natuur en is in veel gevallen noodzakelijk om te overleven. Knaagdieren gaven mensen de builenpest, sprinkhanen hebben veelvuldig hongersnoden veroorzaakt, de eikenprocessierups verpestte onze zomer en de terror-oehoe heeft de inwoners van Kwadijk in 2015 oprecht de stuipen op het lijf gejaagd. 

Ook zijn er dieren met wie we strijden om voedsel. Iedere doorgewinterde tuinier is weleens geterroriseerd door slakken die hun planten kaalvreten. Bovendien zorgt hun uiterlijk voor ongemak. Dat maakt dat weinig mensen er moeite mee hebben ze te bestrijden. Maar in interviews met tuiniers kwam Ginn erachter dat sommigen wel degelijk empathie hadden ontwikkeld voor de dieren. Dat gebeurde nadat ze met eigen ogen het effect van slakkenkorrels hadden gezien. Het waren niet langer de dieren zelf die ze gruwelijk vonden, maar de manier waarop ze dood gingen. Dus kozen deze tuiniers ervoor om de dieren voortaan te laten leven, ook als dat betekende dat ze een deel van hun planten moesten inleveren.

'sommige dieren zíjn nu eenmaal rotbeesten, en soms moet iets dood zodat iets anders kan leven. De vraag is: hoe?'

Maar dat is niet per se de oplossing, zegt Ginn. Sommige dieren zíjn nu eenmaal rotbeesten, en soms moet iets dood zodat iets anders kan leven. De vraag is: hoe? Kunnen we doorgaan met het hersenloos doodmaken of verjagen van elk dier dat geen beroep kan of wil doen op onze empathie? Of moeten we nieuwe manieren verzinnen om samen te leven - en sterven - in het Antropoceen? 

Een manier om niet alleen te co-existeren, maar zelfs te floreren met ongemakkelijke wezens, noemt Ginn ‘mindful killing’. Als je ‘bewust doodt’, schrijft hij, erken je het geweld waarmee je handelt. Je erkent dat er grenzen zijn aan de mate waarin je tijd en ruimte naar je hand kan zetten. Je erkent de kwetsbaarheid van niet-menselijke dieren. En misschien transformeert die erkenning hoe je over die ‘ander’ denkt.

de vicieuze cirkel van biofobie

Begin dit jaar publiceerden Japanse onderzoekers een paper waarin ze waarschuwden voor de vicieuze cirkel van ‘biofobie’: de angst voor natuur. 

Mensen die vanaf jonge leeftijd veel in aanraking komen met natuur, hebben doorgaans positieve associaties met natuur en zijn daardoor eerder geneigd om zich in te zetten voor haar bescherming. Maar andersom geldt precies hetzelfde. Mensen die vanaf jonge leeftijd weinig in aanraking komen met natuur, hebben een grotere kans om bij blootstelling aan bepaalde dieren en planten stress en angst ervaren. Dat leidt er weer toe dat mensen de natuur vermijden en zich minder inzetten voor haar behoud. Waardoor er dus steeds minder van is, waardoor ongemakkelijke dieren steeds dichterbij ons gaan leven, waardoor meer mensen er weer bang voor worden. Et cetera.

onze enge, rare, ongemakkelijke kameraden

De natuur was nooit een en al harmonie. Dat is wat mensen ervan hebben gemaakt door het te reduceren tot een omheind recreatiegebied waar de vogeltjes fluiten en de bloemetjes bloeien. Echte natuur is ook gevaarlijk, vies, onvoorspelbaar, rommelig, ziek, eng, ongemakkelijk, lelijk, onbegrijpelijk, meedogenloos, lawaaiig, excessief en verzadigd van dood en verderf. En het leeft overal om ons heen. Als we dat ontkennen, blijven onze pogingen tot natuurherstel gebaseerd op valse verwachtingen.

Plagen en ongemakkelijke dieren zijn misschien wel onze laatste herinnering aan het feit dat overvloed de normale gang van zaken is in de natuur. Bovendien zijn de soorten die nu nog floreren, de dieren en planten die het beste passen in de wereld die mensen hebben gecreëerd. 

Duiven en ratten zijn geweldig in staat om onze rommel te verteren. Muizen onderhuren de ruimtes tussen onze verdiepingen. Onze betegelde tuinen zijn een perfecte plek voor paardenbloemen en pissebedden. Spinnen ontsnappen de kou door in een hoekje van ons huis te overwinteren. De dichtbevolkte studentensteden zijn een paradijs voor de schurftmijt. Zijn deze dieren parasieten, of zijn het onze laatste kameraden in een verschralende wereld?