De bevolking van Kosovo bestaat uit ongeveer tien procent Serviërs en meer dan 85% etnische Albanezen. Die laatste groep streeft al lang naar vergaande autonomie of zelfs onafhankelijkheid. Sinds het begin van de jaren ‘80 is het herhaaldelijk tot bloedige gevechten gekomen tussen de etnische Albanezen en de Servische politie. De etnische Albanezen en de Serviërs onderscheiden zich door hun taal, geschrift, etnische afkomst en geloof: de Albanezen zijn overwegend moslim, de Serviërs orthodoxe christenen. Hieronder een kort overzicht van de belangrijkste ontwikkelingen rondom het conflict.

Tijdlijn van ontwikkelingen in het conflict

1974:
Kosovo krijgt de status van een zelfbesturende en autonome provincie binnen Joegoslavië. Dit leidt tot meer spanningen tussen de Albanezen en Serviërs. De laatste klagen over onderdrukking als gevolg van de nieuwe grondwet. Kosovo is de armste provincie van de federatie.

1980:
President van Joegoslavië Tito overlijdt.

1981:
Eerste grote geweldsexplosie naar aanleiding van een studentenopstand. Gevolgen zijn nog meer etnische onrusten. Het federale leger wordt ingezet om opstanden de kop in te drukken.

1987:
Milosoviç wordt president van Joegoslavië.

1989:
Als gevolg van grondwetswijzigingen verliest Kosovo haar autonomie. Het gebied komt weer volledig onder Servisch bestuur, met Servisch als enige officiële taal. Honderdduizend Albanese Kosovaren verliezen hun baan en beginnen zich ondergronds te organiseren.

28 juni 1989:
Milosevic houdt een inmiddels beruchte toespraak op het slagveld van Kosovo Polje. Hij waarschuwt in harde bewoordingen dat niemand de Serviërs kwaad mag doen. Door deze toespraak worden de nationalistische gevoelens van de Serviërs fel aangewakkerd (zie link hiernaast).

1991:
Kroatië en Slovenië verklaren zich onafhankelijk. Kort hierop treden ook Bosnië en Macedonië uit de federatie. Servië probeert met geweld de staten bij zich te houden. Uiteindelijk accepteert het de Sloveense onafhankelijkheid, maar niet van de andere drie. Etnische zuiveringen over en weer zijn het gevolg. De internationale gemeensschap grijpt in, maar slaagt er niet goed in de oorlog af te wenden.

1995:
Vredesbestand wordt getekend door Servië, Bosnië en Kroatië.

1996:
Oprichting van het Kosovo Bevrijdingsleger, het UÇK.

1997:
Deel van de Albanezen in Kosovo radicaliseert, het UÇK neemt duidelijkere vormen aan.

1998:
Belgrado probeert met grof geweld een einde aan de onrust in Kosovo te maken. Dit resulteert in bloedbaden, etnische zuivering, honderdduizenden vluchtelingen en verwoestte dorpen. De internationale gemeenschap wordt gealarmeerd, de Joegoslavische tegoeden worden bevroren. In september dreigt de NAVO met bombardementen en het komt tot een akkoord. Dit wordt echter binnen een maand geschonden. Verdere bemiddelingspogingen mislukken.

1999:
Januari: Servische troepen trekken massaal Kosovo binnen en hervatten hun strijd met UCK.
Februari: Vredesbesprekingen tussen Albanezen en Serviërs in het Franse Rambouillet mislukken.
Maart: De NAVO geeft bevel tot bombarderen van Kosovo. Tot ieders verbazing houdt Milosoviç zijn poot stijf en gaat onverschrokken door met de etnische zuiveringen. Na 79 dagen bombarderen aanvaart Joegoslavië een vredesplan. Hierin staat onder meer:

- Het Servische leger staakt alle geweld en onderdrukking in Kosovo en trekt zich terug uit deze provincie.
- Stationering in Kosovo, onder auspiciën van de VN, van efficiënte, internationale, civiele en militaire eenheden.
- Terugkeer van Albanese vluchtelingen naar Kosovo.
- In Kosovo wordt een voorlopig bestuur ingesteld dat de Kosovaren intern zelfbestuur garandeert.
- Een deel van de Joegoslavische troepen mag later naar Kosovo terugkeren om mijnen te ruimen, het Servische erfgoed te bewaken en grensposten te bemannen.
- Er komt een politiek proces op gang voor de verwezenlijking van autonomie op basis van het akkoord van Rambouillet.
- Het Kosovo Bevrijdingsleger UÇK wordt ontwapend.

1999-Heden:
Kosovo staat onder bestuur van de Verenigde Naties.