Wellicht was u het alweer vergeten, maar wij bevinden ons nog steeds in het Michiel de Ruyter Jaar. Vierhonderd jaar na zijn geboorte is deze zeeheld terug van weggeweest. Vergeet eventuele misstanden - het waren immers andere tijden -, De Ruyter kan ons Nederlanders nog heel wat leren.

Althans, dat lijkt de boodschap van de regering te zijn. Dat er een grote persoonlijkheid uit de hoge hoed van de vaderlandse geschiedenis getoverd wordt is geen toevalligheid, want Nederland is op zoek: op zoek naar haar wortels, haar identiteit. In een samenleving die gekenmerkt wordt door onderlinge verschillen lijken vragen over wie wij zijn en wat ons bindt relevanter dan ooit. Nationale identiteit staat dus hoog op de politieke agenda en om die reden heeft ook de Wetenschappelijk Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) zich op dit onderwerp gestort. Het resultaat hiervan is het rapport "Identificatie met Nederland", dat op 24 september werd gepresenteerd.

Het WRR rapport “Identificatie met Nederland”
Nederland bevindt zich in roerige tijden. Globalisering, individualisering, europeanisering en migratie hebben de samenleving de afgelopen decennia danig veranderd. Volgens de WRR vormen deze vier processen de aanleiding voor de recente belangstelling voor de nationale identiteit. Ze hebben ertoe geleid dat onze samenleving versnipperd is, waardoor er behoefte is aan houvast. De laatste jaren is men ervan overtuigd geraakt dat dit houvast geboden kan worden door een duidelijk gedefinieerde, vaderlandse identiteit. Vandaar het Michiel de Ruyter Jaar, de canon van de vaderlandse geschiedenis en het plan om een Nationaal Historisch Museum op te richten. Al deze initiatieven zouden een min of meer vaststaande nationale identiteit moeten bevorderen; een identiteit die bovendien voor alle burgers als richtlijn zou kunnen dienen. Het resultaat? Meer houvast en meer eensgezindheid tussen de inwoners van Nederland. De cirkel lijkt rond.

Toch pleit de WRR in haar rapport voor een andere aanpak. De huidige benadering van het identiteitsvraagstuk draait volgens de Raad te zeer om aanpassing: nieuwe Nederlanders moeten zich aanpassen aan een al vastgelegde identiteit en wanneer ze hier niet aan kunnen voldoen, vallen ze sociaal en juridisch buiten de boot. Identificatie met Nederland gaat echter niet zozeer om aanpassing, als wel om de inpassing van bepaalde groepen, meent de WRR. Om die reden wordt er voorgesteld om niet het begrip identiteit zelf, maar "processen van identificatie" een centrale plek te geven in het denken over wie wij zijn. Identificatie wordt omschreven als "een dynamisch proces van het leggen, onderhouden en verbreken van verbindingen". Door de focus te verschuiven naar processen van identificatie, is het voor de overheid mogelijk om de verschillen in de Nederlandse samenleving een plek te geven binnen haar beleid. In een globaliserende wereld identificeren individuen zich namelijk niet met één, maar met verschillende groepen. Bovendien zijn deze identificatieprocessen aan verandering onderhevig.

De WRR onderscheidt in haar rapport drie vormen van identificatie. De eerste, "functionele identificatie", behelst het behoren tot een groep of gemeenschap op puur functionele gronden. Nederlandse en Turkse personen, die op het eerste gezicht misschien weinig met elkaar gemeen lijken te hebben, kunnen bijvoorbeeld een eenheid vormen doordat ze collega's of buren zijn. De etnische dimensie van hun identiteit verdwijnt naar de achtergrond en maakt plaats voor een functionele identiteit, gebaseerd op wat men gemeenschappelijk heeft.

Ten tweede is er sprake van "normatieve identificatie". Normatieve identificatie heeft te maken met het samen delen en beleven van normen en waarden. De mogelijkheid om deze normen en waarden te articuleren, uit te dragen en waar nodig te bediscussiëren, speelt hierbij een belangrijke rol. Als voorbeeld noemt de Raad seksualiteit, een onderwerp waarover in onze multiculturele samenleving verschillende ideeën bestaan die met elkaar kunnen botsen. In sommige gevallen zullen normen moeten worden aangepast, iets wat veel inspanning vergt.

Ten slotte onderscheidt de Raad "emotionele identificatie", een emotionele verbondenheid met en loyaliteit aan, in dit geval, Nederland. Meejuichen met het Nederlandse elftal, meehuilen op de bruiloft van Willem Alexander en Máxima, maar ook een abstracter gevoel van verbondenheid met 'Nederland als vaderland' zijn hier voorbeelden van. De WRR stelt dat het belangrijk is om een onderscheid te maken tussen loyaliteit en nationaliteit, twee zaken die ten onrechte met elkaar worden verward. Het hebben van een dubbele nationaliteit doet niets af aan iemands loyaliteit jegens Nederland, omdat het mogelijk is om je met meerdere groepen te identificeren. "Identiteit is geen kwestie van kiezen maar van delen", zo is er in het rapport te lezen.

Volgens de WRR wordt er op dit moment teveel waarde toegekend aan emotionele identificatie en loyaliteit, terwijl de twee andere vormen van identificatie soms lijken te worden vergeten. In haar rapport pleit de Raad dan ook voor een overheidsbeleid dat de voorwaarden en mogelijkheden voor functionele en normatieve identificatie bevordert.

Pas wanneer aan deze voorwaarden tegemoet wordt gekomen, kunnen wij onze aandacht vestigen op emotionele identificatie. Deze vorm van identificatie kan bevorderd worden door het vieren van onderlinge verbondenheid door middel van festiviteiten, rituelen en symbolen, waar naturalisatieceremonies een voorbeeld van zijn. Ook de oprichting van een Nationaal Historisch Museum biedt volgens de WRR mogelijkheden. Wat vooral van belang is dat er wordt gekozen voor een breed perspectief, zodat álle Nederlanders, ook nieuwe Nederlanders, worden betrokken bij en hun aandeel hebben in dit soort initiatieven.
Zoals al eerder gezegd: waar het om gaat is inpassing, niet aanpassing.

Het WRR rapport "Identificatie met Nederland" werd maandag 24 september 2007 gepresenteerd in de Oude Zaal van de Tweede Kamer in Den Haag. Om de website van de WRR te bekijken, klik op de link hiernaast.

Door Jolien Linssen