nrc.next artikel

Ook al brengt WikiLeaks weinig ‘hard’ nieuws, toch verandert de samenleving er ingrijpend door. Zeggen kenners.

We weten nu dat Wouter Bos het grote struikelblok vormde voor de verlenging van de Nederlandse missie in Afghanistan. En dat de Amerikanen grote druk uitoefenden om hem van gedachten te laten veranderen.

We weten nu dat de missie veel gevaarlijker was dan het kabinet destijds deed voorkomen. En dat koningin Beatrix achter de schermen over dit soort gevoelige kwesties sprak. We weten nu ook dat Shell tot in de hoogste regionen van het Nigeriaanse bestuur geïnfiltreerd is. En dat deze oliemaatschappij ook in Europa voor een groot deel het regeringsbeleid dicteert.

Allemaal dankzij WikiLeaks.

Maar wisten we dit eigenlijk niet al?

Deze bijlage hoort bij de volgende afleveringen

De trouwe krantenlezer zal de afgelopen weken weleens een déjà-vugevoel hebben gehad. Dat de wederopbouwmissie in werkelijkheid een eufemisme voor vechtmissie was – daar stonden de kranten in 2006 ook al mee vol. En dat Shell en Amerika de touwtjes in handen hebben op het politieke wereldtoneel – daar hoef je geen politicologie voor gestudeerd te hebben. Zoals columniste Rosanne Hertzberger dat gevoel in deze krant al samenvatte: „Is dit het nou?”.

Van een 'ownership based' naar een 'access based economy'

Maar wie uitsluitend afgaat op nieuwswaarde, onderschat de mogelijke betekenis van WikiLeaks als cultureel en politiek fenomeen. Dat is het voornaamste inzicht dat ik heb opgedaan in de gesprekken met drie kenners: de Amerikaanse internetgoeroe Kevin Kelly, de Belgische mediasocioloog Derrick de Kerckhove en de Britse arts Theodore Dalrymple. Voor het VPRO-programma Tegenlicht vroeg ik hun de actualiteit even te laten voor wat ze is en WikiLeaks in een breder technologisch en maatschappelijk perspectief te plaatsen. Of preciezer geformuleerd: ik vroeg hun een beeld te schetsen van ‘de wereld na WikiLeaks’, zoals de titel van de aflevering luidt.

Die wereld wordt volgens Kevin Kelly, medeoprichter van het internettijdschrift Wired en auteur van het recent verschenen boek What Technology Wants, bovenal gekenmerkt door de verschuiving van een ownership based economy naar een access based economy. Anders gezegd, ons economisch systeem is steeds minder gebaseerd op het verwerven van eigendom en steeds meer op het verwerven van toegang. Dat is een fundamentele verandering. Eeuwenlang werden status, macht en identiteit ontleend aan bezit: in het feodale tijdperk maakten de landeigenaren de dienst uit; na de Industriële Revolutie stonden de fabriekseigenaren aan het roer – en ook nu nog concentreert de macht zich bij de eigenaren van kapitaal (banken) en energie (oliemaatschappijen).

Maar door technologische ontwikkelingen brokkelt dat model beetje bij beetje af. Je koopt niet langer een muziekalbum van de platenmaatschappij, maar luistert liedjes via iTunes of YouTube; je koopt geen boek meer van de uitgever, maar bladert het door via Google Books; je koopt geen elektriciteit meer van de centrale, maar produceert het zelf met een zonnepaneel. Toegang, niet eigendom is hierachter de drijvende kracht.

In dat patroon past ook een fenomeen als WikiLeaks, zegt Kelly, omdat het steeds moeilijker wordt om ‘eigenaar van kennis en informatie’ te zijn. Overheden, instituties en bedrijven verliezen hun monopolie op de informatie en kennis die wordt verspreid. Bepaalde niet zo lang geleden de staat nog wanneer de archieven van de politieke besluitvorming werden ontsloten (pas na dertig jaar), in het post-WikiLeaks-tijdperk is dergelijke geheimhouding praktisch onmogelijk. „De tijdsspanne van de claim op informatie zal kleiner en kleiner worden”, aldus Kelly – en daarmee ook de macht van ‘de eigenaar’.

Deze ontwikkeling wordt nog eens versterkt door de vorm die de overdracht van informatie tegenwoordig heeft aangenomen, zegt Derrick de Kerckhove. De mediasocioloog onderscheidt hierin drie tijdperken. Allereerst was er het orale tijdperk, waarin informatieoverdracht hoofdzakelijk geschiedde via het gesproken woord. De spreker had daarin volledige zeggenschap over zijn woorden: hij bepaalde de betekenis ervan en kon misvattingen bij de ontvanger direct corrigeren. Daarna volgde het schriftelijke tijdperk, waarin communicatie steeds meer via drukwerk plaatsvond. De schrijver deelde nu zijn zeggenschap met de lezer, die betekenis en intentie voor een deel zelf kon interpreteren.

Maar inmiddels zijn we aanbeland in het digitale tijdperk, waarin communicatie de vorm heeft aangenomen van elektriciteit. Daarin, zegt De Kerckhove, is niemand meer eigenaar: informatie wordt nu in een oogwenk, op talloze verschillende manieren, in eindeloos variërende contexten en in een onbeperkt aantal interpretaties verspreid. In het digitale tijdperk is, kortom, niemand meer ‘de baas van betekenis’. Dat zou kunnen verklaren waarom Julian Assange bij zijn meest recente onthullingen de ‘traditionele media’ gebruikte als interpretatiemonopolies: had hij de kwart miljoen documenten via internet aan iedereen ter beschikking gesteld, dan was de betekenis, boodschap en relevantie ervan waarschijnlijk verloren gegaan.

Niemand de baas

Het tanende belang van eigendom heeft op zijn beurt grote invloed op een ander fundament onder onze westerse samenleving: privacy. De muren waarbinnen overheden, bedrijven én individuen hun informatie bewaken worden steeds gemakkelijker door onszelf (Facebook, Twitter) en door anderen (WikiLeaks, OpenLeaks) omvergeworpen. De vraag die zich opdringt is of deze afbraak van het privédomein een goede ontwikkeling is of niet. Op dit punt is de scheiding der geesten veruit het grootst. Ja, zeggen progressieve denkers als Kelly en De Kerckhove, want openbaarheid gaat automatisch gepaard met verantwoordelijkheid. Gedrag dat het daglicht niet kan verdragen wordt in een transparantere wereld veel sneller afgestraft.

De conservatieve denker Theodore Dalrymple zet daar echter grote vraagtekens bij. Volgens hem hebben progressieven het namelijk precies verkeerd om begrepen: niet transparantie en openheid, maar geheimhouding en privacy zijn de noodzakelijke voorwaarden voor eerlijkheid, stelt hij. Want, “mensen spelen in zekere zin altijd een rol: wat je zegt tegen de ene persoon, is nooit precies hetzelfde als wat je zegt tegen een ander – simpelweg omdat het onmogelijk is altijd en overal consistent te zijn. […] Wat je krijgt als iedere vorm van sociaal verkeer openstaat voor controle door derden, is dat uiteindelijk niemand nog open en eerlijk is tegenover wie dan ook.” Alleen iemand “die niks te zeggen heeft”, zegt Dalrymple, “heeft niks te verbergen.”

De Kerckhove onderschrijft deze kritiek, maar voegt er aan toe dat Dalrymple hier wel volledig redeneert “vanuit het perspectief van een privépersoon”. Je moet echter niet uitsluiten, zegt hij, dat dat perspectief in een toekomstige wereld enorm aan belang zal inboeten. Het zelf als ‘privépersoon’ is immers een uitvinding uit de Verlichting, toen de mens zich sterker dan ooit bewust werd van zijn individualiteit. Maar in een wereld waarin iedereen met iedereen kan communiceren en – in potentie – iedereen alles over elkaar weet, verandert ook hoe we onszelf zien: wie je bent wordt dan in toenemende mate bepaald door wat je met anderen deelt.

Daarmee zijn we bij de derde ontwikkeling in ‘de wereld na WikiLeaks’ aanbeland: naast de verschuiving van eigendom naar toegang, en de beweging van privacsy naar openheid, ondergaat ook de vorming van onze identiteit een transformatie. „Dat zie je nu al bij kinderen die hun hele leven leiden en delen op Facebook en Twitter”, zegt De Kerckhove. Niet zozeer het ‘private zelf’ is de basis voor hun identiteit, maar de ‘netwerken’ waartoe ze behoren. WikiLeaks past in die ontwikkeling: nu mensen zich meer en meer definiëren in termen van wat ze met anderen delen, eisen ze dezelfde openheid van de instituties die hen vertegenwoordigen. Simpel gesteld: als iedereen alles openlijk met elkaar kan bespreken op Facebook, inclusief genante ontboezemingen, waarom zou premier Rutte dan geheimzinnig moeten doen over wat hij zegt tegen een Amerikaanse diplomaat?

Dat overheden als door een bij gestoken op WikiLeaks reageren, verraadt een dubbele moraal in de politiek: aan de ene kant verzamelen overheden immers steeds meer informatie over haar burgers (vingerafdrukken, gezondheidsdossiers, DNA), maar tegelijkertijd willen ze niet dat het andersom gebeurt. De keuze voor een evenwichtigere verhouding tussen burger en overheid, zoals WikiLeaks die gecreëerd heeft, is volgens Kevin Kelly dan ook “op zichzelf een vooruitgang” – ook als het voor de gevestigde orde een achteruitgang betekent. Of die vooruitgang zich voortzet, kan alleen de tijd ons leren.