Volgens het Amerikaanse communicatiebureau Edelman is er momenteel sprake van een ‘wereldwijde implosie van vertrouwen’. Socioloog Paul Dekker van het Sociaal en Cultureel Planbureau is minder somber.

‘Ménsenkinderen. Het heeft zo’n vijf-voor-twaalf-toontje.’ Die verzuchting ontsnapt aan de mond van politicoloog Paul Dekker (1954). Hij heeft net het eerder dit jaar verschenen persbericht gelezen van het Amerikaanse communicatiebureau Edelman, dat rept over een ‘wereldwijde implosie van vertrouwen’. Elk jaar peilt Edelman in 28 verschillende landen het publieksvertrouwen in instituties, zoals het parlement, de media en het bedrijfsleven. De balans wordt opgemaakt in de eigen Trust Barometer.

En die balans is desastreus, aldus het bedrijf uit Seattle, dat ook een vestiging op de Zuidas in Amsterdam heeft. We zouden leven in ‘een wereld van wantrouwen’. In landen als Frankrijk, Spanje, Colombia en Argentinië, Polen en Brazilië heeft de meerderheid van de bevolking het vertrouwen in de pijlers van de samenleving verloren, nog het sterkst in ‘media’ en ‘overheid’. Opmerkelijke uitzonderingen op dit publieke cynisme zijn landen als China, India, Indonesië en Singapore. Ook Nederland doet het overigens lang niet slecht.

Toch is het Edelmanrapport aanleiding voor een Tegenlicht-uitzending over de toenemende achterdocht. Een van de sprekers tijdens de Meet Up na afloop in Pakhuis de Zwijger in Amsterdam zal Paul Dekker zijn. Hij is een van de mensen achter de Burgerperspectieven-rapporten die het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) elk kwartaal uitbrengt. In deze onderzoeken wordt consequent de gemoedstoestand van de Nederlanders gepeild.

Goedgemutst

Signaleert hij in ons land een groeiend wantrouwen? ‘Daar ben ik een beetje dubbel in,’ zegt Dekker. ‘Onze onderzoeken vanaf 2008 kun je zo samenvatten: bij de meeste instituties die door ons worden genoemd – de Tweede Kamer, de regering, de kranten, de televisie, de grote bedrijven en de vakbonden – zie je inderdaad een trendmatige daling, maar wel heel zwak. Die trend zie je overigens niet bij het vertrouwen in de rechtspraak. Dat is stabiel. Uit andere onderzoeken over die periode weet ik dat het vertrouwen in de politie ook stabiel is of zelfs stijgt. Bovendien is die periode van 2008 tot en met 2016 een periode geweest van crisis. Die moet je niet per se uitvergroten tot een langetermijntrend. Ik zou voorzichtig zijn met dramatische uitspraken.’

Ruim zestig procent van de Nederlanders is tamelijk goedgemutst als het gaat om de institutionele pijlers en geeft hen voldoende vertrouwen. Alleen politiek Den Haag wordt met meer argwaan bekeken: door de jaren heen heeft gemiddeld zo’n 55 procent voldoende vertrouwen in de kaasstolp daar. Die behoedzaamheid ten aanzien van politiek is er altijd, zegt Dekker. ‘Bovendien, je kunt ook zeggen dat er niks goeds aan is als mensen vol van politiek vertrouwen zijn. We proberen iedereen toch op te voeden tot kritisch staatsburger? Is het zo vanzelfsprekend dat hoge rapportcijfers goed zijn?’

Historicus James Kennedy, die de Nederlandse geschiedenis als zijn expertise heeft, zei ooit dat Nederland een high-trust society is. Dat klopt, zegt Dekker. Hij verwijst naar de halfjaarlijkse Eurobarometer, die wordt uitgevoerd in opdracht van de Europese Commissie. ‘Nederland zit altijd in de hoek van de high-trust societies, nu ook weer meer dan na Fortuyn het geval was. Fortuyn heeft het institutionele vertrouwen in Nederland wel een opdondertje gegeven. Het politiek vertrouwen – tot die tijd zaten we heel hoog – is toen gedaald. Daarna was het nogal fluctuerend, maar nu zitten we vaak goed in de groep met de Zweden, Denen en Finnen. Waar James Kennedy, denk ik, ook op doelt, is het ‘sociaal vertrouwen’: hoeveel vertrouwen heb jij in andere mensen? Dat fluctueert ook een beetje, maar is in Nederland traditioneel hoog.’

Revolver

‘Daar moet ik wel een kanttekening bij maken,’ vervolgt Dekker. ‘In internationale onderzoeken naar sociaal vertrouwen wordt vaak een keuze gegeven tussen: ‘in het algemeen zijn de meeste mensen te vertrouwen’, of: ‘je kunt niet voorzichtig genoeg zijn in je omgang met mensen’. Veel Amerikanen kiezen voor het eerste en veel Japanners kiezen voor het laatste. Maar terecht is weleens gezegd: ga je in die landen rondkijken, dan zul je constateren dat veel Japanners hun auto met het sleuteltje erin voor de deur laten staan, terwijl de Amerikanen, die zo vreselijk positief zijn, bij wijze van spreken de deur ’s avonds met een geladen revolver open doen voor een enquêteur. Beide uitspraken kunnen tegelijk waar zijn en het is maar net of je je meer laat leiden door optimistisch zelfvertrouwen of door je kwetsbaarheid.’

Want wat meet je eigenlijk als je mensen naar hun ‘vertrouwen’ vraagt? Dat is minder simpel dan het lijkt. Van de 28 landen die Edelman peilde, gelooft van een op de twee bevolkingen de meerderheid niet langer in ‘het systeem’. In Nederland wil 56 procent ‘het systeem’ omverwerpen. Maar wat bedoelen ze dan? Is de revolutie aanstaande als tegelijkertijd alle Nederlandse instituties voldoende vertrouwen genieten, aldus cijfers van het scp? Ook in andere gevallen is de ontevredenheid zo groot niet: maar 21 procent van de Nederlanders vindt het slecht dat zijn land lid is van de Europese Unie.

De vertrouwenscrisis die het Amerikaanse marketingbureau beschrijft, herkent Paul Dekker absoluut niet. Belangrijk is wel de kloof tussen hoger en lager opgeleiden: het institutioneel vertrouwen van de eersten is een stuk groter dan dat van de laatsten. Maar dit verschil neemt niet wezenlijk toe.

‘Het gevaar bestaat dat zo’n verhaal over een vertrouwenscrisis een eigen leven gaat leiden doordat zo’n bureau dit zo benadrukt en zo sterk aanzet,’ zegt Dekker. ‘Door voortdurend “vijf voor twaalf” te roepen, gaan mensen op den duur ook gelóven dat het allemaal slechter wordt.’