In ‘India in tijd van woede’ staan de slachtoffers van globalisering centraal. Twee uitgesproken opiniemakers, Maarten Boudry en Seada Nourhussen, bekeken de VPRO Tegenlicht-aflevering alvast en geven commentaar.

Mashobra, een dorp in de Indiase Himalaya, de plek waar de Brits-Indiase denker Pankaj Mishra zich terugtrekt om zijn boeken te schrijven, en ook de plek waar massa’s jongeren zich verdringen voor Engelse les, zo laat VPRO Tegenlicht deze week zien in ‘India in tijd van woede’. Het is hun eerste stap om eventueel in aanmerking te komen voor een felbegeerde baan bij een internationaal bedrijf in de grote stad, om een positie te vergaren op de zogeheten opportunities market. De realiteit: er is maar een zeer beperkt aantal banen. De meerderheid van de jeugd blijft gedesillusioneerd achter in het oude bergdorp. 

Dit is het fenomeen waarover Mishra’s boeken gaan: de niet ingeloste belofte van de globalisering, en de wereldwijde onvrede, teleurstelling en woede die hieruit voortvloeien. Vrije wereldhandel en democratie zouden geluk en voorspoed brengen voor iedereen, van Amsterdam tot aan Mashrobra, maar klopt deze belofte wel? Jongeren in Nederland kunnen geen woning betalen, werken onverzekerd als zelfstandige en zitten opgescheept met een enorme studieschuld. In India zien we dat jonge mensen teleur­gesteld zonder perspectief in hun bergdorp vastzitten, ondanks jaren van economische groei – niks carrière bij een internationaal bedrijf in de grote stad. De zegeningen van kapitalisme en globalisering gelden lang niet voor iedereen, zo ervaren de gele hesjes hier in het Westen en de Indiërs die op de nationalistische Modi-regering stemmen.

Twee opiniemakers bekeken de VPRO Tegenlicht-documentaire alvast: de Vlaamse filosoof en polemist Maarten Boudry en de Nederlands-Ethiopische journalist Seada Nourhussen, tegenwoordig hoofd­redacteur van OneWorld. Boudry legt op dit moment de laatste hand aan zijn boek Waarom de wereld niet naar de knoppen gaat, dat in maart verschijnt, Nourhussen beschreef in dagblad Trouw als Afrika-redacteur acht jaar lang de verschillende gezichten van het verschijnselAfrica Rising: net als India zouden ook Afrikaanse landen profiteren van vrije wereldhandel en democratie, er zou een nieuwe middenklasse oprukken. Gaan alle Afrikanen erop vooruit of is het systeem een loterij met winners en losers?

'De wereldwijde rijkdom is nu eenmaal geen taart waaruit je voor iedereen een even grote punt kunt snijden'

Maarten Boudry

Schadelijke onzin

Boudry’s nieuwe boek heeft niet voor niets zijn prikkelende titel meegekregen: hij betoogt dat wij niet tegen beter weten in optimistisch hoeven te zijn, maar we moeten onze handen dichtknijpen dat we nu leven en niet honderd jaar geleden. ‘Als je kijkt naar de geschiedenis zie je dat vooruitgang niet gelijkmatig is gegaan,’ stelt hij. ‘Tot 1800 zie je op wat fluctuaties na nagenoeg stilstand. Epidemieën kwamen en gingen, oorlogen werden uitgevochten, maar verder bleef alles hetzelfde. Vanaf de wetenschappelijke en technologische revolutie na 1800 zie je dat we door de enorme groei van kennis over de wereld beter in staat zijn om de wereld naar onze hand te zetten. De liberale democratie heeft hetzelfde raamwerk als de wetenschap: we proberen steeds nieuwe ideeën uit en corrigeren dat met trial-and-error. Een proces van voort­durende verbetering door vrije competitie. Pankaj Mishra schetst een volkomen feitenvrij en onnodig pessimistisch beeld, ook van zijn eigen land. India is er namelijk de afgelopen dertig jaar wel degelijk enorm op vooruitgegaan. Sinds 2006 zijn er 271 miljoen mensen uit de armoede getild – dat zijn VN-cijfers. En Modi, de huidige minister-president, heeft sinds 2014 tachtig miljoen nieuwe toiletten gebouwd, de grootste hygiënecampagne ooit.’

De bevlogen Boudry kaart het allemaal aan met stemverheffing, hij windt zich hoorbaar op. Waarom zo emotioneel? ‘Pankaj Mishra doet in de uitzending smalend over de jonge mensen die hoopvol in de rij staan voor Engelse les, en vindt dat zij die hoop beter kunnen laten varen om terug te vallen op de oude traditionele Indiase levenswijze,’ legt hij uit. ‘Terug naar de tijd toen kinderen stierven en de levensverwachting veel lager was! Mishra verkondigt dit al jetsettend tussen Engeland en zijn vertrekje in de Himalaya, terwijl hij zelf enorm profiteert van de globalisering. De reden dat ik me er boos over maak: wat Mishra zegt, is net zulke schadelijke onzin als wat mensen beweren die klimaatverandering ontkennen. De verliezers van de globalisering zitten in het rijke Westen: hier zijn de banen van de lagere klasse verhuisd naar lagelonenlanden als India. Maar in India heeft de lagere klasse juist geprofiteerd van de vrije wereldhandel. Het is kwalijk om de hoop van deze mensen de kop in te drukken.’

Individualisme

Ondanks deze optimistisch stemmende waarnemingen kijkt Nourhussen net als Pankaj Mishra kritisch naar het systeem van globalisering en kapitalisme, en herkent ze de teleurstelling van de Indiërs in de VPRO Tegenlicht-uitzending. Boudry mag dan hameren op cijfers van erkende instituten die wijzen op wereldwijde vooruitgang, statistieken zeggen lang niet alles en zijn ‘politiek’, nuanceert ze. Zo was Nourhussen in 2015 vier maanden in Nigeria. ‘De Wereldbank bestempelde het land als een “lageremiddenklasseland”. En volgens de Afrikaanse Ontwikkelingsbank was iedereen die tussen de twee en twintig dollar per dag te besteden had een middenklasser – dat was hun nogal ruime definitie,’ vertelt ze. ‘Ik heb toen portretten gemaakt van mensen die tot die groep zouden behoren aan de hand van hun huishoudboekje. Wat heb je te besteden en hoe ziet je leven eruit? Ik sprak een dertiger die als kind nooit elektriciteit had gehad en nu in een gated community leefde met een flatscreen aan de muur, maar ook een oudere taxichauffeur die twee dollar per dag te besteden had. Hij kon zich geen drie maaltijden per dag veroorloven. Je kunt dus honger lijden en onderwijl door de Wereldbank tot de middenklasse worden gerekend. Structureel gezamenlijk optrekken en vooruitgaan is niet het doel van kapitalisme en globalisering. Deze systemen zijn loterijen, gericht op individualisme en niet op het verheffen van een volk. Mensen die op een bepaald moment weten te profiteren van het systeem schieten erdoor omhoog. Hier in Nederland ook. Als je een huis kon kopen voor de crisis ben je crazy rich geworden, maar de rest komt er nu niet meer tussen. Al die mensen die mee­liften op de huizengekte hebben geluk gehad. Het is niet zo dat ze allemaal een vooruitziende blik hadden en een bijzondere prestatie hebben ze er al helemaal niet voor geleverd. Daarnaast bestaat kapitalisme niet zonder lijden en onderdrukking. Denk aan al die mensen die wegkwijnen in de fabrieken waar onze h&m-kleren worden gemaakt. Over het algemeen hebben arme mensen liever een baan dan geen baan, maar de combinatie vrije wereldhandel en uitbuiting blijft cruciaal en onacceptabel.’

Condominium

De in Gondar (Noord-Ethiopië) geboren Seada Nourhussen bekeek de uitzending ook. Zij reisde de afgelopen acht jaar voor dagblad Trouw veelvuldig en soms langdurig door verschillende Afrikaanse landen en nam daar de ontwikkeling waar die Boudry zojuist omschreef. In 2007 was ze voor het eerst sinds haar derde terug in haar geboorteland. Ze ontmoette er veel remigranten van haar eigen leeftijd: jonge volwassenen, eind twintig, begin dertig, die carrières in Londen en Parijs hadden opgegeven omdat zij meer kansen zagen in het bewegende Ethiopië dan in het stilstaande Westen. Nourhussen: ‘Voor het eerst zag ik er schaamteloos kapitalisme. De toplaag reed in dikke auto’s. Kinderen uit de groeiende middenklasse gingen naar betere scholen en deden kostbare naschoolse sportactiviteiten. Wie geld had verdiend in de grote stad had een jacuzzi in de badkamer en een fontein in de hal van zijn nieuwe villa. Het zit niet in de Ethiopische cultuur om te pronken met rijkdom, maar bij jonge mensen was dat aan het kantelen. Het land was tot begin jaren negentig communistisch, maar kende toen ik er terugkwam al enkele jaren een door de staat gecontroleerde vrijemarkt­economie. Mensen die vijftien jaar terug nog in een huisje van leem en takken woonden, hadden nu een zogeheten condominium. Wie eerst een eenvoudig huis in de stad had op een stukje grond, bouwt nu de hoogte in en verhuurt kamers aan Chinese arbeidsmigranten, die er ook massaal opkomen. Je ziet aan de randen van de stad rijen eentonige flats, in veertig jaar tijd is de bevolking verdriedubbeld. De politieke hervormingen leveren minder repressie op, iets meer veiligheid voor middenklassers en wat ruimte om je economisch-cultureel te ontplooien.’

Schokdempers

Vrije wereldhandel heeft twee gezichten, weet Nourhussen na al die jaren dwars door Afrika reizen. ‘Onwaarschijnlijk grote stukken land worden er door grote corporaties ingenomen om bijvoorbeeld rijst of sperziebonen te telen, en individuen die daar toevallig een stukje grond hebben, moeten daarvoor aan de kant,’ licht ze toe. ‘Een dilemma: moet je als land dat wil groeien investeerders afwijzen omdat er in een bepaald gebied 250 mensen wonen? Is het oké dat individuen offers moeten brengen voor the greater good? De slachtoffers die ik sprak zeiden niet altijd te zijn verjaagd, zoals je vaak in China hoort, ze hebben een aanbod gekregen. Maar toch zijn ze niet tevreden met hun nieuwe situatie. Er was iets verloren gegaan en daar waren ze teleurgesteld over. Ik vond het lastig om daar een oordeel over te vormen. De economische keuze van een almaar groeiend land snap ik: door investeerders komt er geld binnen en daar zou je infrastructuur of andere voor­zieningen mee kunnen bekostigen. Maar door de opschaling van landbouw verdwijnt ook een cultuur, ambachtelijkheid en de trots van mensen, en je krijgt er soms milieuverontreiniging voor terug. Daarbij worden die 
hele grote investeerders vaak gelokt met zogeheten tax holidays; ze betalen vaak nauwelijks belasting. Dus wie profiteert er nu werkelijk?’

Dat zal allemaal wel, vindt Boudry, die zijn ogen niet sluit voor de schaduwzijden van vrije wereldhandel, maar de slachtoffers van het systeem toch ‘relatieve verliezers’ noemt. ‘Er zijn mensen extreem rijk geworden door het systeem, maar ik verkies ongelijkheid als probleem boven armoede en kindersterfte. Ongelijkheid is niet per se een moreel kwaad. De wereldwijde rijkdom is nu eenmaal geen taart waaruit je voor iedereen een even grote punt kunt snijden. Wat de feiten aantonen: ieders taartstuk wordt groter, maar bij sommigen wordt het wel erg veel groter. Geen reden om het hele systeem omver te werpen, maar wel een goede aanleiding om schokdempers in te bouwen die de excessen van het systeem beter kunnen opvangen.’