Maar, hoe rijm je wetenschap dan met het geloof dat de aarde pas zesduizend jaar oud is? Consolmagno wuift de vraag weg als een vervelend insect. ‘Creationisten, dat zijn wacko’s. Veel gelovigen zijn het er wel over eens dat het universum 13,8 miljard jaar geleden met de oerknal ontstond.’ Ik sputter wat over de Bijbel, Adam en Eva. ‘Prachtige poëzie,' stelt hij. 'Mooie verhalen met een symbolische waarde, maar ze leren ons niks over wetenschap.’ De oerknal, de evolutie van het universum en het leven, God heeft het volgens hem allemaal zo bedoeld. Het is zijn creatie. De heer gaf het startsein – met de oerknal nemen we even aan – en kijkt sindsdien vanaf de zijlijn toe. Consolmagno wijst naar een marmeren plaat op een van de koepels. Deum creatorem venite adoremus, staat erin gegraveerd. 'Kom, laten we God de schepper aanbidden.'
‘Mijn geloof vertelt me dát God het universum schiep. Wetenschappelijk onderzoek vertelt me hóe hij dat deed. Wetenschap is een vorm van aanbidding. Het brengt me dichter bij God.’
De liefde voor God én de fascinatie voor de wereld om hem heen, in Consolmagno’s leven zijn die twee volledig met elkaar vervlochten. Hij groeide op in Detroit (VS) in een katholiek gezin als zoon van een Italiaanse vader en een Ierse moeder. Het katholicisme bood een vanzelfsprekende context. Op school leerden de nonnen hem over God én de oerknal. Als kind zag hij op tv Joeri Gagarin gelanceerd worden. Zo begon zijn fascinatie voor de ruimte. Hij studeerde planeetkunde aan het gerenommeerde MIT in Boston. Een gouden tijd. ‘Want ze hadden er flipperkasten, filmavonden en de grootste science fiction boekencollectie ter wereld.’