Daniël Rovers
Zo vanzelfsprekend het katholieke geloof begin jaren vijftig was, zo vanzelfsprekend leek het om twintig jaar later de kerk vaarwel te zeggen. In 'Walter' beschrijft Daniël Rovers minutieus hoe een vrome seminarist toch liever zijn eigen weg zoekt. De twaalfjarige Walter, tweede zoon in een Brabants boerengezin, gaat in 1952 naar het seminarie om tot priester te worden opgeleid. Hij voelt zich er thuis, ook al keren begin jaren zestig steeds meer medestudenten de opleiding de rug toe. Walter blijft, maar schuift zijn priesterwijding op de lange baan. Wanneer hij het seminarie verlaat, is de wereld buiten de muren compleet veranderd. Hij is daar niet voor toegerust. Jeroen van Kan spreekt met Daniël Rovers over 'Walter', zijn tweede roman.