Monologen uit het bijna toen (1)
‘Niemands verrader slaapt’. Heere Heeresma, geboren in 1932, groeide op in een gezin vol vrolijkheid, wonend naast de Willem de Zwijgerkerk in Amsterdam-Zuid, de kerk waar hij gedoopt werd. In het eerste deel vertelt Heere Heeresma het verhaal over de Joodse arts Kok die om de hoek woonde bij wie hij als jongetje wekelijks een zak zemelen haalde voor de Joodse onderduikers totdat Kok zelf uit de stad verdween. Om, als zovelen, nooit meer terug te keren. Aan de andere kant van de straat vestigde zich het opperkommando van de Duitse Kriegsmarine. Vreemd want het binnenwater aan de Pieter Lastmankade is altijd te ondiep geweest voor oorlogsvaartuigen. Ook vertelt hij over het tragische lot van juffrouw Sterrenheim, de mooie jonge vrouw op wie Heeresma als jongetje heimelijk verliefd was. Na de capitulatie verdronk ze zich, op nog geen honderd meter van Heere’s ouderlijk huis. Deel 1 van ‘Monologen uit het bijna toen’, een gesproken boek in vier delen van en door schrijver Heere Heeresma (1932-2011) geïnspireerd op zijn jeugdervaringen in Amsterdam-Zuid in het tijdvak 1939-1946.