Anna Maria Geertruida Schmidt
SVS 6010 A
1 uit: «ik hen lekker stout» (De Arbeiderspers/Amsterdam); 2 uit: «Het hele schaap Veronica» (De Arbeiderspers/Amsterdam); 3 en 4 uit: «Weer of geen weer» (De Arbeiderspers/Amsterdam); 5 uit: «Huishoud-poëzie» (De Arbeiderspers/Amsterdam). 1 BENT U OOK UIT AMERONGEN? Bent u ook uit Amerongen? vroeg de theedoek aan de schort. Wel, daar heb ik ook gewoond. M'n hele leven, tot voor kort. Wat toevallig, wat toevallig, zei de schort, het geeft zo'n band! Vindt u Amerongen ook de mooiste plaats van 't hele land? Sssst... een beetje zachter praten, zei de theedoek tot de schort, anders zouden we riskeren, dat de rest afgunstig wordt; al die hemden en die broeken en die slopen aan de lijn zijn afgunstig, weet u, daar ze niet uit Amerongen zijn! Is het werkelijk? vroeg de schort. Dat is ontzettend geborneerd! Maar ze kunnen het niet helpen, want ze hebben niets geleerd. Kijk ze daar nou toch 's hangen, met die afgunst in hun ziel! Wat bekrompen, vindt u ook niet? Wat bekrompen, voor textiel! 'k Zou niet met ze willen ruilen, zei de theedoek. Voor geen goud! Toen werd al het goed gestreken, op de strijkplank, met de bout. Wat een bruut hè? riep de theedoek. Au! het sist! Hij doet me pijn! En hij heeft totaal geen eerbied; hij beseft niet Wie We Zijn! Ja, zo gaat het in de wereld. En het maakt ons weer iets wijzer: Al of niet uit Amerongen, men komt onder 't hete ijzer. 2 «KOM, ZEI HET SCHAAP VERONICA...» Kom, zei het schaap Veronica, ik ga de kopjes wassen. He ja, zeiden de dames Groen, maar doe een schortje aan, en zult u op de porseleinen eierdopjes passen? En al de aangekoekte pannen mag u laten staan. En ik, zo sprak de dominee, ik wil wel even drogen en daarna berg ik netjes al de kopjes in de kast. Het nederigste werk is ook Belangrijk in mijn Ogen maar maakt u dan wel eventjes mijn schort van achter vast? Ziezo, zei 't schaap Veronica, wij doen het met z'n allen en wat er afgedroogd is zet u maar op 't grote blad. Da's dat! zo sprak de dominee en liet de theepot vallen, de grote blauwe theepot lag in scherven op de mat. 0! 0! kermden de dames Groen. Ze jammerden en schreiden. Kom, zei het schaap Veronica, de rest is toch nog heel. O dames, zei de dominee, wanneer ik u zie lijden dan breekt mijn harte ook! En ik krijg brokken in de keel! Ik koop direct een nieuwe pot! Met kippetjes en hanen! Ziet u, zei 't schaap Veronica, de dominee heeft spijt! En toen droogde de dominee de dames Groen haar tranen met een geruite glazendoek en met veel tederheid. Ziezo, zeiden de dames Groen, we zijn het weer vergeten we gaan nu koffie drinken en amandelbroodjes eten. RAAD'S Neem nooit een dichter, m'n dochter. Zo een met een dichterskop, zo eentje met lange haren, zo een op een zolderkamer, zo een wordt er ook met de jaren niet monogamer op... Wat jij in hem liefhebt, dochter, dat staat al in zijn bundeltje «Donkere sneeuw». Daarin staat al het verhevene. De rest krijg je 's morgens bij zevenen thuis. Als een meeuw, Neem liever de kruidenier, dochter. Want alle tederheid die bij hem uitstijgt boven de kersenjam en boven de kleine zakjes blauw, dochter, is altijd voor jou. 4 VIER UUR 'S MORGENS Waarom is er geen club voor slapelozen? Men is zo eenzaam als men wakker ligt. Kijk, aan het voeteneind zit mijn neurose en ziet mij aan met een bedroefd gezicht. Ik heb 's nachts altijd zoveel te betalen! Veel meer dan overdag. En ik ben bang voor oorlog en voor ziekte en voor kwalen; ik tel de friemeltjes op het behang en ga vergeefs in mijn bewustzijn dreggen of ik daar iets pleizierigs vinden kan. Zou 't helpen als ik verzen op ging zeggen? Van Willem Kloos? Vooruit, daar gaat ie dan: «Ik ween om bloemen in de knop gebroken en voor den uchtend van hun rom tom tom... Ik ween om... dingen... die niet zijn ontloken.» En verder? Toe, waar weende Willem om? Op dit uur kan men zich tot niemand wenden, De telefoon slaapt, leunend aan de muur, de boeken slapen, moe van hun ellende en ook de mensen slapen op dit uur en alle kindertjes in hun pyama's en alle vogeltjes in het plantsoen, e zeehonden in Artis en de lama's, ze slapen en er is niets met ze te doen. De uilen slapen niet, heb ik gelezen, maar hoe krijg ik een uil in dit vertrek? n ook dan nog, al zou d'r eentje wezen, hebben we dan wel stof voor een gesprek? Wat ben ik wakker, o, wat ben ik wakker! «en om mijn herte dat niet werd verstaan»... Dat was het! Kloos was ook een stakker. Is het nou nog geen tijd om op te staan? 5 PARDON Wanneer ik loop in Oldenzaal of Middelburg of Stadskanaal, dan komt er altijd iemand aan die vraagt: Weet u de Lindelaan? Zo iemand vraagt dat met een blik vol blij vertrouwen. Dan zeg ik: Pardon, ik ben hier zelf vreemd. En zo ontmoet ik alle dagen figuren die maar blijven vragen: Waar gaan wij heen met de cultuur en waarom is de jam zo duur? Is er nog Hoop in deze Tijd? Dan moet ik zeggen, tot mijn spijt: Pardon, ik ben hier zelf vreemd. Komt er weer oorlog? vragen zij, komt er nog eens een tiende mei, en heeft het leven dan, wel zin? Zo ja, waar zit die zin dan in? En zijn wij op de goede weg? Waarop ik altijd treurig zeg: Pardon, ik ben hier zelf vreemd, maar om u heen zijn mensen zat ie altijd weten hoe of wat. Zij weten waar — in dit bestaan — de weg is naar de Lindelaan. SCHMIDT, ANNA MARIA GEERTRUIDA geboren 20 mei 1911 te Kapelle (Zeeland) enkele bibliografische gegevens: voor kinderen; 1950 Het fluitketeltje en andere versjes; 1951 Dti is de spin Sebastiaan; Het schaap Veronica; 1952 Veertien uilen; 1953 Kom, zei het schaap Veronica; Abeltje; Jip en Janneke; De toren van Bemmelekom; 1954 De groeten van Jip en Janneke; Ik ben lekker stout; 1956 Daar gaan Jip en Janneke; Op visite bij de resu; 1957 De graaf van Weet-ik-veel; Een zoentej van Ji en Janneke; 1958 Goed zo, Jip en Janneke; Het beertje Pippeloentje; 1959 Iedereen heeft een staart; Pas op, Jip en Janneke; 1960 Het hele schaap Veronica; Dag meneer de kruidenier; Eventjes lachen, Jip en Janneke. Alle uitgaven van De Arbeiderspers/Amsterdam. voor volwassenen: 1950 En wat dan nog? Gedichten, De Arbeiderspers; 1951 Impresseis van een simpele ziel, Querido/Amsterdam; 1952 Nieuwe impressies van een simpele ziel, Querido; Cabaretliedjes, De Arbeiderspers; 1954 Van schuitje varen tot Van Schendel, Ver. tot bev. v.d. bel. des boekh./Amsterdam; De familie Doorsnee, De Arbeiderspers; Weer of geen weer. Gedichten, De Arbeiderspers, 1955 In Holland staat mijn huis, Querido; samen met Henri Knap: De vrouw zo, de man zus, De Arbeiderspers; 1956 Doorsnee in doorsnee, De Arbeiderspers; 1957 Huishoudpoëzie, De Arbeiderspers. gegevens: Nederlands Letterkundig Museum fotocopyright: N. V. De Arbeiderspers Opname gesproken tekst 1961