Nutteloze reisinformatie
Noorderlicht
... met goede informatie lok je reizigers de trein in. “Fout”, concludeerde technisch-bestuurskundige Caspar Chorus: als je geen rekening houdt met de psyche van de reiziger, bereik je niets. En voor zijn onderzoek kreeg hij ook nog eens de BIVEC/GIBET Award voor het beste proefschrift in de transportwetenschappen in de Benelux. De technische mogelijkheden voor informatieverstrekking nemen bijna dagelijks toe (internet, sms-jes bij vertraging), maar het is de vraag of de reiziger die ontwikkelingen wel kan bijhouden. Maar de overheid kijkt te veel naar die technologie, zonder na te denken over hoe de reiziger omgaat met die informatie. De overheid gaat ervan uit dat reisinformatie ertoe leidt dat mensen betere keuzes maken en dat die leidt tot een betere spreiding van reizigers over verschillende vormen van vervoer. Maar is die aanname wel correct? Chorus meent van niet. Veel mensen negeren namelijk informatie, omdat het moeite kost die tot je te nemen. Automobilisten negeren informatie over openbaar vervoer, omdat ze gewoon liever in de auto zitten. Voor reclamemakers is dat gesneden koek, maar voor overheden vaak niet. Uit Chorus’ onderzoek blijkt dat de mens de hele dag aan onzekerheidsreductie doet. Als reiziger wil je niet weten hoeveel vertraging een trein heeft, maar wat de alternatieven zijn. Bijvoorbeeld een stoptrein van een ander perron, desnoods via een omweg. Of een bus of tram die vlak voor het station vertrekt. Vooral de reisinformatie van de Nederlandse Spoorwegen komt hieraan nauwelijks tegemoet. De verschillende categorieën reizigers staan alleen open voor informatie die op hen van toepassing is. Ook komt Chorus tot de conclusie dat door meer en betere informatie, mensen niet meer van het openbaar vervoer gebruik gaan maken. De enige manier is volgens hem om te laten betalen voor het rijden in een auto. Je moet beginnen bij de automobilist. Dan zouden ze kunnen overwegen hun gedrag te veranderen. Pas dan worden ze ontvankelijk voor informatie over openbaar vervoer en zouden ze eventueel willen overstappen naar het openbaar vervoer. ----- Nieuwe hersencellen De mens krijgt er steeds nieuwe hersencellen bij, vooral als hij jong is. In de hersenen ontstaan uit neurale stamcellen voortdurend nieuwe zenuwcellen. Die stamcellen kon je tot voor kort alleen aantonen door ze in dode hersenen een kleurtje te geven en vervolgens die hersenen in dunne plakjes te snijden. Daarin kun je onder een microscoop de stamcellen zien. Vanzelfsprekend is die kennis niet vreselijk nuttig voor de bezitter van de hersenen, want die is voor het onderzoek al overleden. Amerikaanse onderzoekers zijn er nu in geslaagd de cellen in levende proefpersonen aan te tonen. Neurale stamcellen bevatten een, overigens nog niet geïdentificeerd, stofje dat niet in andere typen hersencellen voorkomt. Met een scanner kan dat stofje zichtbaar gemaakt worden. Zo kun je zien in welke delen van de hersenen het stofje voorkomt, en dus ook waar zich neurale stamcellen bevinden. Zo weet je precies of er nieuwe hersencellen ontstaan en waar. Geheel naar verwachting bleken in kinderhersenen relatief de meeste stamcellen voor te komen. Dat is logisch, want kinderen leren veel makkelijker dan volwassenen en hun geheugen is beter. Daarom zijn kinderen zo goed in spelletjes als Memory. Deze ontdekking biedt hersenonderzoekers talloze nieuwe mogelijkheden. Je kunt nu ook bij levende mensen een diagnose stellen. Als je weet waar en hoe die nieuwe zenuwcellen ontstaan, zou je die ook kunnen manipuleren, bijvoorbeeld bij mensen met een ziekte als Alzheimer of Parkinson. Maar die toepassingen zijn muziek uit de hele verre toekomst. ----- Wetenschapsnieuws Ruimdenkende Woelpadden. Prehistorische chocola. ----- Binnenvetters Vijfentwintig jaar geleden begon medisch-psycholoog Johan Denollet te werken met hartpatiënten. Hij ontdekte dat mensen heel verschillend reageren op dezelfde behandeling, zelfs als ze dezelfde ziekte hebben en dezelfde behandeling kregen. Hij kwam tot de conclusie dat dat aan hun karakter moest liggen. Tobberige binnenvetters (“type D” in psychologische termen: mensen die zich snel druk maken en hun gevoelens onderdrukken uit angst voor de reacties van anderen) genezen langzamer dan anderen. Nieuwe behandelingen voor hart- en vaatziekten, zoals stents en dotteren, hebben bij type D-patiënten minder effect dan bij anderen, ook al is hun medische toestand vergelijkbaar. De volkswijsheid “Binnenvetters krijgen het aan hun hart” is nu geen bakerpraatje meer, maar een wetenschappelijk bewezen stelling. De manier van leven van mensen met een type D-persoonlijkheid is op zich al slecht voor het hart: ze hebben meer last van stress, roken meer en leven ongezonder. Ook maken type D-ers zich over dezelfde symptomen meer zorgen dan anderen, maar gaan ze er minder snel mee naar de dokter. Ze leven liever in onzekerheid dan dat ze slecht nieuws te horen krijgen. Maar hun karakter werkt ook op fysiologisch niveau door: ze hebben bijvoorbeeld al bij het opstaan een hogere cortisol-spiegel. Cortisol is een stresshormoon, dat het immuunsysteem aanjaagt. In normale situaties is dat goed: stress zorgt ervoor dat je beter reageert en je aanpast aan de situatie. Maar als die activatie te lang duurt, raakt het immuunsysteem ontregeld en doet het zijn werk niet meer goed. Denollet verwacht dat karakter een rol speelt bij alle ziekten die te maken hebben met het afweersysteem en met de stofwisseling, zoals reuma en met diabetes. Beide ziekten houden verband met stresshormonen. Vreemd genoeg is de ziekte zelf geen belangrijke stressfactor. Door de stress die een ernstige ziekte met zich mee brengt, verandert de patiënt niet van een extraverte optimist in een tobberige binnenvetter. Volgens Denollet moeten artsen bij de behandeling meer rekening houden met de persoonlijkheidsstructuur van de patiënt. Ze moeten meer doen dan wat puur medisch noodzakelijk is. Type-D patiënten moeten anders met stress leren omgaan. Daarom heeft hij een vragenlijst ontworpen waarmee artsen erachter kunnen komen of een patiënt een type D-persoonlijkheid heeft. Het zou door artsen standaard moeten worden gebruikt, naast vragen over roken en drankgebruik. Cardiologen zien het nut ervan in en beginnen de vragenlijst steeds meer te gebruiken. Andere specialisten zullen volgen, naar Denollets verwachting. ----- BV Ziekenhuis Vandaag het eerste deel van de nieuwe reportageserie BV Ziekenhuis. Verslaggever Guido Spring verbleef de afgelopen weken in het Slotervaart-ziekenhuis in Amsterdam en portretteert in BV Ziekenhuis het eerste algemene ziekenhuis in Nederland dat geheel in commerciële handen is. Het particuliere investeringsbedrijf Meromi van de Turks-Nederlandse ondernemer Aysel Erbudak (voorheen vooral bekend van callcenters) redde het ziekenhuis vorig jaar op het nippertje van een faillissement. In het eerste jaar van zijn privatisering zou het ziekenhuis er in geslaagd zijn uit de (grote) verliezen te komen. In interviews zinspeelt het bestuur op overnames in de toekomst. Hoe trekt het Slotervaartziekenhuis, dat nog maar kort geleden door vriend en vijand was opgegeven, zich onder de commerciële directie uit het slop? Wat kan in een commercieel gerund ziekenhuis wel, wat in een regulier ziekenhuis niet kan? Welke nieuwe producten en behandelwijzen biedt het ziekenhuis aan om zich van andere ziekenhuizen te onderscheiden? De vierdelige reportageserie start in deel 1 met een portret van de afdeling kindergeneeskunde, waar de nieuwe aanpak van integrative medicine voor het eerst in praktijk wordt gebracht. Afdelingshoofd Ines von Rosenstiel: 'Het is een nieuwe zorgvisie waarbij de arts de coach is en de patiënt de mederegisseur. Verder bieden we ook aanvullende therapieën aan die pijn en stress moeten verlichten. Dat zijn bewezen en veilige therapieën zoals babymassage, het gebruik van rustgevende muziek en geuren. Die zijn een aanvulling op de reguliere zorg. Die mensgerichte zorg past goed bij een commercieel ziekenhuis. Want de keuzevrijheid wordt groter'. In de andere delen komen onder meer aan bod: de behandeling van diabetes onder allochtone patiënten, geriatrie in het ziekenhuis, en de wijze waarop gebruik gemaakt wordt van bijvoorbeeld hypnose en ergotherapie.