In het vierdelige Cuba na Castro wordt de Cubaans-Nederlandse Yuri Capetillo Hardy gevolgd tijdens de beladen terugkeer naar zijn geboorteland. Hij verliet op negentienjarige leeftijd een land dat nog ferm in de greep van Fidel zat, waar hij in armoede leefde en uitkeek op een uitzichtloos bestaan.
Maar het Cuba van toen is niet meer. Zo is het Cubanen nu toegestaan te ondernemen en werkt dus niet iedereen voor de staat. Mensen worden rijker maar de verschillen tussen arm en rijk groeien ook. De honger die Yuri zich vooral herinnert uit zijn jeugd is verdwenen maar het voedselvraagstuk, mede een gevolg van het Amerikaanse embargo tegen Cuba, is nog steeds een heikel punt. Biedt het steeds minder geïsoleerde eiland nu wél perspectief? En hoe denken de Cubanen zelf over deze ontwikkelingen?