Ik ben aangesloten op het glasvezelnet. Het heeft lang geduurd, maar het is gebeurd.

Mannen uit Rotterdam hebben sleuven gegraven. Andere mannen uit Rotterdam hebben de vezels erdoorheen geblazen. Provinciale mannen hebben in het huis elektronische hocus pocus gemonteerd. Ze zijn weg, ik ben achtergelaten. De televisie doet het goed.

Ik was altijd aangewezen op de grillen van de natuur. Bij zware regen, storm en sneeuw had ik geen ontvangst. Ik moest mijn tv-gedrag aanpassen aan de natuur. Als ik naar een belangrijke voetbalwedstrijd zat te kijken of naar een prachtige Franse documentaire over Alexander de Grote en het beeld viel weg in het sombere geloei van de wind uit het noordwesten, had ik een kunstmatige houding ter beschikking. In de ontstane binnenhuisstilte legde ik uit aan de hogere macht die ik verzon dat ik dankbaar was voor deze onderbreking, omdat er in het leven warempel ook nog wel iets anders was te beleven dan televisie. Ik schaamde me natuurlijk voor deze uitvluchten, maar ik deed het ermee. Nu heeft ook de nieuwste techniek me in de steek gelaten.

De superieure glasvezel liet een helblauw scherm zien, dat was alles – geen beeld, geen geluid. Na drie dagen eenzaamheid kwam mijn vriendin op bezoek. Zij woont in Amsterdam, daar hebben ze al lang glasvezel. Haar tv komt ook van de KPN, net als de mijne. Ze belt de KPN en praat met een man die haar zorgvuldig bij de hand neemt. Na een kwartier verstop ik me, ik kan het niet aanhoren. Het avontuur duurt anderhalf uur, ik hoor haar scharrelen met batterijen, naar boven lopen voor een lantaarn, om uitleg vragen, excuus aanbieden. Anderhalf uur, anderhalf uur... en dan plotseling beeld en geluid. Het geduld heeft overwonnen, de ezel heeft de woestijn doorkruist. Ik kom tevoorschijn en schaam me.