Heimwee naar de eenheidsstaat Joegoslavië en oude, verroeste fietsen – hoe die twee samenhangen, ontdekte Chris Kijne tijdens zijn laatste vakantie.

Zoals veel van mijn generatiegenoten ben ik begin jaren zeventig twee keer uitgebreid op vakantie geweest in het toenmalige Joegoslavië. In de hoogtijdagen van het eigenzinnige socialistische land dat Maarschalk Tito er toen van had gemaakt. Met een vorm van arbeiderszelfbestuur die ook hier in Nederland onder linksmensen veel bewondering oogstte en een internationale positiebepaling – als voortrekker van de Beweging van Niet-Gebonden Landen  – die al evenzeer een welkome derde weg bood aan iedereen die zich verloren voelde tussen doorsluimerend stalinisme in het oosten en imperialisme in het westen.

Go south, young man...

Dat deden we, mijn schoolvrienden J, E, H en ik. In de gele Ford Taunus van H, die de middelbare school grondig had aangepakt door twee keer te doubleren en zo al voor zijn eindexamen in het bezit was van een rijbewijs.

Ergens onder München stegen er verontrustende rookwolken op vanonder de motorkap. De te hulp geroepen beambte van de Allgemeiner Deutscher Automobil-Club, de Duitse ANWB, tilde de klep op, wierp één blik op het rokende gevaarte en zei gedecideerd: ‘Friedhof!’

En zo was, toen we uiteindelijk liftend en treinend de badplaats Rijeka aan de Kroatische kust hadden bereikt, een fiets best van pas gekomen. Vooral nadat de roodharige E zich op ons advies had ingesmeerd met olijfolie om sneller bruin te worden. Het was nog best een eind lopen naar de Eerste Hulp.

terrasfiets

Maar nee, aan de Partizan-fiets heb ik geen herinnering. Ik maakte er pas dit voorjaar kennis mee, tijdens een Balkantocht van Belgrado via Srebrenica, Sarajevo en Mostar, naar Dubrovnik , Kotor en Sveti Stefan aan de kust, en uiteindelijk door de Zwarte Bergen in Noord-Montenegro terug naar Sarajevo. Het hartland van Tito’s Joegoslavië, het toneel ook van de gruwelijkste oorlog op Europees grondgebied sinds de Tweede Wereldoorlog en het imploderen van datzelfde Joegoslavië begin jaren negentig.

En eerlijk gezegd: toen ik naast een terras voor het eerst het karkas van zo’n fiets, de Partizan dus, in een boom zag hangen, was ik al zo geconditioneerd door een stad als Sarajevo, met flatgebouwen vol kogelgaten, de vervallen verffabriek in Potocari waar Dutchbat zich terugtrok, met ertegenover het ereveld met de duizenden witte grafstenen en de hoeveelheid kapotgeschoten huizen overal in het landschap, dat dit mijn eerste gedachte was: vast door krijgsgeweld in een boom terechtgekomen, die fiets, en nooit opgeruimd.

En wat voor fiets! Een fiets die stond voor alles waar Joegoslavië voor had gestaan: sterk en toch licht, degelijk en toch modern, flexibel en toch onverwoestbaar. Dat onverwoestbare is dus een illusie gebleken.

Pas bij het tweede, derde en vierde terras-met-oude-fiets begrepen we dat het om decoratie ging. En pas in Kotor, in het noorden van Montenegro, durfden we te vragen waarom zoveel horecaexploitanten in voormalig Joegoslavië gecharmeerd waren van een oude fiets als opluistering van hun terras.

De jonge uitbater legde uit dat de Partizan de enige fiets was die ooit werd geproduceerd door Joegoslavië. En wat voor fiets! Een fiets die stond voor alles waar, in zijn herinnering, ook Joegoslavië voor had gestaan: sterk en toch licht, degelijk en toch modern, flexibel en toch onverwoestbaar.

Dat onverwoestbare is dus een illusie gebleken.

Joegonostalgie

En vandaar dat de fiets – voor zover ik heb kunnen nagaan is de producent in 2006 failliet gegaan, maar ik hou me aanbevolen voor betere informatie – niet meer gemaakt wordt en vooral in bomen naast terrassen hangt. Als uitdrukking van een Joegonostalgie die wij veel meer tegenkwamen dan ik had verwacht.

Die terrassen zijn geen betrouwbare steekproef. En ook de gesprekken die we gevoerd hebben kunnen geen enkele statistische toets doorstaan. Maar het kan ook bijna geen toeval zijn dat wij uitsluitend mensen spraken met een diepe heimwee naar de eenheidsstaat Joegoslavië. En die, anders dan je zou verwachten na het zien van al die vrolijke blauwe borden met gele EU-sterren naast net opgeknapte wegen of bruggen, een diepe weerzin koesteren tegen de EU en vooral tegen de Verenigde Staten.

Want waar wij denken dat heel de Balkan nog steeds verlangend in onze richting kijkt, was het best schokkend om daar vooral deze analyse tegen te komen: natuurlijk, wij hadden foute nationalistische leiders die uit opportunisme een vernietigende oorlog hebben gevoerd. Maar dat is allemaal begonnen omdat de Verenigde Staten Joegoslavië kapot wilden hebben. Omdat ze geen sterke, socialistische, onafhankelijke staat meer duldden in Europa. Omdat ze er een nieuw wingewest bij wilden voor hun neo-liberale strooptocht.

En de EU was hun handlanger.

Onze zegsman in Kotor wees ons op de documentaire The Weight of Chains. Tells it all. Wanneer het Westen niet uit economisch eigenbelang Joegoslavië had vernietigd, zei hij, zou het nu een sterk onafhankelijk land zijn geweest. Waar niet de waarde van het geld, maar de waarde van de mens centraal had gestaan.

En waar iedereen nog op een Partizan reed.