Chris Kijne zag afgelopen weekend een ijsbaan in een kerk – en daarmee ook de weg vooruit.

Ze hebben elkaar bij leven net gemist, maar afgelopen vrijdag kwamen ze samen in de Volkskrant: Pieter Bruegel de Oude en Pieter Saenredam. De een vooral bekend van zijn overal in het land op placemats afgedrukte ‘Winterlandschap met schaatsers en Vogelknip’, de ander door zijn weergaloze kerkinterieurs, zoals dat van de St. Bavo in Haarlem.

Hollandser en traditioneler krijg je het niet: ijspret en godsvruchtige, sobere schoonheid.

En vrijdag troffen ze elkaar dus, in de Gouwekerk in Gouda. Of meer precies: op de spread op pagina 16 en 17 van de Volkskrant waar de beeldredactie de opmerkelijkste foto’s van de afgelopen week had afgedrukt. Overdonderend in het midden: de foto van Raymond Rutting van die kerk waar, bij hedendaags gebrek aan godsvruchtigen, de particuliere eigenaar een kunstijsbaan heeft neergelegd. In het middenschip, gezien vanaf wat ooit het altaar moet zijn geweest.

(tekst loopt door onder afbeelding)

De plaatselijke jeugd vermaakt zich prima op het ijs, links een moeder met een blaadje koude en warme dranken, rechts een stelletje: de vrouw op de rug gezien, de capuchon van de man een middeleeuwse kap. Zijn ongeschoren bakkes en sardonische grijns hadden, met kap en lichaamshouding, een detail bij Bruegel kunnen zijn.

En boven alles dat majestueuze kerkgewelf, voor de gelegenheid uitgelicht in pasteltinten.

woorden van herinnering

Een passender afsluiting van mijn week was niet te bedenken. Een dag eerder bezocht ik mijn oude tante, die afgelopen voorjaar na ruim zestig jaar huwelijk haar grote liefde heeft begraven. Waarna ze maandenlang radeloos en tevergeefs zocht naar zin in het leven.

‘Ik ben volkomen overbodig,’ bleef ze maar herhalen.

Nu was ze opgewekt. Ze was naar de kerk geweest. Naar de afsluitende dienst waarin de gemeente de dierbaren memoreert die haar het afgelopen jaar ontvallen zijn. Ook Oom Aart had er zijn hoekje gekregen, in het Liturgisch Centrum, met een mooie foto. En er waren warme woorden van herinnering.

‘Het heeft me zó goed gedaan,’ zei Tante Len, ‘daar had ik totaal niet op gerekend.’

Mijn oom en tante vonden elkaar kort na de oorlog. In een wereld waar de kerk centraal stond. In haar gezin de kerk van Ds. Geelkerken, de vrijzinniger dissident die bij het schisma rond de sprekende slang, in 1926, gebroken had met de Gereformeerde Kerken. Hij stamde uit een geslacht van trouwe, gereformeerde beroepsmilitairen. Ze ontmoetten elkaar bij het amateurtoneel van ‘Ons Leekenspel’, waar ze teksten als ‘Des Heilands tuin’ van Martinus Nijhoff ten tonele brachten.

In de loop van hun leven raakten ze steeds verder weg van kerk en geloof. Of eigenlijk: vertaalden ze de boodschap van de evangelisten steeds vaker in een door en door betrokken, linkse levenshouding. Niet in de laatste plaats in een vakbondspraktijk. Juist dankzij mensen als Oom Aart en Tante Len was de FNV ooit een politieke kracht van formaat. En een thuis voor heel veel werkenden.

Maar na de kerk, verdween de afgelopen jaren ook die vakbond langzaam achter de horizon.

lees ook: Hadden we maar naar Oom Aart geluisterd

5 april 2018

Op Stille Zaterdag hebben we Oom Aart begraven.

Mijn lievelingsoom. Omdat hij, eind jaren zestig, toen mijn ouders nog koppig het gezinsleven beschermden door de televisie te weren, op een dag onaangekondigd op de stoep stond met een grote doos. Hij had een televisie gekocht en kwam hem even brengen.

Oom Aart wist wat kinderen wilden.

Lees verder →

caleidoscoop aan verlies

Het is één verhaal uit die caleidoscoop aan verlies die de afgelopen decennia heeft gekenmerkt. Verlies van geloof, verlies van beschermende instituties, verlies van gemeenschap. Hoe hard dat verlies bij mijn oom en tante en een paar generaties na hen moet zijn aangekomen, werd vorige week opeens voelbaar toen hij weer even terug was, die gemeenschap. In dat Lithurgisch Centrum bij mijn tante om de hoek. Een foto met een kaars en een steen. Op de steen de naam van Oom Aart , gepenseeld door een medelevend gemeentelid van mijn allang van haar geloof getuimelde tante.

Uit dát gevoel van verlies wordt dezer dagen veel verklaard. De woede. De verleidingskracht van populisten. En vaak is de toon dat het verlies iets onvermijdelijks is. Dat we zitten met die woede waar geen oplossing voor is, anders dan een beetje meeheulen met de populisten. In de hoop de scherpste kantjes eraf te slijpen en grote politieke en maatschappelijke ongelukken te voorkomen.

Of er klinkt een haast wanhopige roep om toekomstperspectief, zoals hier bij de vertwijfelde sociaaldemocraat René Cuperus.

Geen socialere pret dan ijspret.

Chris Kijne

Laat mij dan, in deze toch al donkere dagen, dat perspectief eens bieden.

Want je zou de foto van Raymond Rutting kunnen lezen als definitieve teloorgang. De rücksichtslose ijsbaanuitbater graait zijn geld bij elkaar en vertrapt en passant een traditie. Symbolisch beeld bij het doemdenken waarin de kosmopolitische geld-elite en ‘het volk’ definitief lijnrecht tegenover elkaar zijn komen te staan. Met of zonder geel hesje. En waarin de politiek de handen machteloos ten hemel heft, niet in staat om grenzen te stellen aan al het onheil van buiten.

Als zelfs het Godshuis commercieel wordt uitgebuit, is alles wel verloren. Was men niet onlangs van plan een foodhall in te richten in een monumentale synagoge te Deventer?

Ik draai het beeld graag om. Die foodhall kwam er niet, want er kunnen nog altijd grenzen worden gesteld. En in de Gouwekerk komen twee vaste Hollandse waarden juist op een prachtige nieuwe manier samen. Het godshuis als brandpunt van een zorgende gemeenschap waarin iedereen kan genieten van de meest vaderlandse vorm van sociaal verkeer.

Immers, geen socialere pret dan ijspret.

Dat is de weg vooruit: niet meehuilen met het vroeger-was-alles-beter van de populisten, maar op zoek naar nieuwe gemeenschapsbanden in een moderne wereld. Het kan, als we het willen. De kerken staan er al, nu de ijsbanen nog.