Met verdriet heeft de VPRO kennisgenomen van het overlijden van Kees Schaepman afgelopen zaterdag 5 maart. Als eindredacteur gaf hij jarenlang leiding aan het programma De Ochtenden (Radio 1), een functie die hij later combineerde met het hoofdredacteurschap van de VPRO-radio.

Hij leidde de VPRO-radio in een woelige tijd, waarin de aloude, anarchistische radio zich met vallen en opstaan staande moest zien te houden in een tijd waarin zendercoördinatoren, horizontale programmering en luchtige rubrieken in ras tempo opgang deden. Na het verdwijnen van het totaalmagazine De Ochtenden (2001-2008) viel het programma weer uiteen in de losse programma's Argos, Bureau Buitenland en aanvankelijk ook het binnenlandmagazine Villa VPRO

Toen Kees Schaepman – een Donald Sutherland-achtige verschijning met een bronzen stemgeluid waarin altijd ook iets voornaams doorklonk - in zijn leidinggevende functie bij de VPRO aantrad had hij al een imposante journalistieke carrière achter de rug. Als buitenlandverslaggever bij de VPRO-radio (Het Gebouw) en als redacteur van Vrij Nederland (1976-1998), het weekblad waarvoor hij ook werkte als eindredacteur, versloeg hij conflicten in onder meer Latijns-Amerika, het Midden-Oosten en de Balkan.

In 1998 werd hij hoofdredacteur van het Engelstalige maandblad Transitions waarvan de redactie in Praag was gevestigd. Een periode waarin hij naar eigen zeggen ‘ongezond hard’ werkte, maar waaraan hij met grote voldoening terugdacht. In 2000 werd Schaepman benoemd tot adjunct-directeur van de School voor de Journalistiek in Utrecht. Daarnaast was hij hoofdredacteur van het maandblad Vice Versa, over ontwikkelingssamenwerking.  

Behalve als journalist was Schaepman ook actief als belangenbehartiger van de beroepsgroep. Van 2003 tot 2006 was hij voorzitter van de Nederlandse Vereniging van Journalisten, en sinds 2014 vicevoorzitter van de auteursrechtenorganisatie Lira. Samen met Rudie Kagie was hij een van de initatiefnemers van het opinieblad Argus

Tijdens vergaderingen, die van hem geen minuut later dan op de afgesproken tijd dienden te beginnen, bediende Kees zich graag van metaforen die hij ontleende aan twee van zijn grootste fascinaties: de oorlog en het katholicisme. ‘De eenzame soldaat en de slag bij Hilversum’ was niet voor niets de slagzin bij de fictieve Argos-uitzending die bij zijn afscheid uit de speakers van de VPRO-kantine schalde.

Hij genoot er ook van om tegengestelde standpunten zo samen te vatten dat iedereen het eigenlijk eens leek over de oplossing. Een secretaris van de NVJ, schreef Kees later, beet hem een keer toe dat dat ‘een vuile roomse truc’ was. Boze VPRO-luisteraars die in de pen klommen konden rekenen op een uitgebreid antwoord van eindredacteur Kees Schaepman, die er een eer in stelde om vervolgens een mail terug te ontvangen waarin de opgewonden toon plaats had gemaakt voor een mild, vriendelijk dankwoord vol begrip over het zorgvuldig geformuleerde antwoord.

Maar als hij het nodig achtte, zeker in discussies met zendermanager Laurens Borst over de toekomst van Radio 1, kon hij er ook met gestrekt been ingaan. Zeker als het bijvoorbeeld ging om de vraag of je nu wel of niet in die piekuren over een land als Tsjaad moest berichten, of om de dreigende marginalisering van de VPRO op de nationale nieuwszender. 

In 2010, niet lang na zijn vertrek bij de radio, verhuisde hij met zijn geliefde naar een oude boerderij in Georgsdorf, vlak over de grens in Duitsland. Sinds zijn pensionering wijdde Kees zich met een ongekende productiviteit aan een niet aflatende reeks boeken. Boeken waarin drie levenslange fascinaties (journalistiek, oorlog en katholicisme) aan nader onderzoek werden onderworpen maar waarin hij ook consequent zijn eigen ideeën en opvattingen ter discussie stelde.

De diplomatenzoon die als jongetje met soldaatjes speelde, de onverschrokken journalist die brandhaarden versloeg, de echtgenoot die faalde in het leiden van een geregeld leven, en de afvallige die in het middenpad van de bioscoop nog altijd de neiging had een kruisje te slaan - allemaal kregen ze hun plek in een oeuvre dat behalve van engagement doordesemd is van autobiografie. 

Opmerkelijk is het boek Halabja waarin hij nog eenmaal verhaalt over wat hij aantrof in het door de gifgasaanval van Sadam Hoessein verwoestte Koerdische stadje in Irak. Indertijd was hij (voor het legendarische VPRO-programma Het Gebouw en Vrij Nederland) een van de weinige journalisten die verslag had gedaan van de verschrikkingen die die aanval aanrichtte - een reportagereis die zijn leven beïnvloedde.

Op de buitenlandredactie bij de VPRO zou hij later tijdens hevige discussies de enige zijn die begrip toonde voor de Amerikaanse ingreep in Irak. ‘Ik had in Halabja de gevolgen van de inzet van chemische wapens gezien,’ verontschuldigt hij achteraf in het boek, ‘en was maar al te graag bereid Colin Powell, een eerbaar man tenslotte, te geloven toen hij bewijzen aandroeg voor de massavernietigenswapens waarover Saddam Hoessein volgens de Amerikanen beschikte’.

Het boek laat zien hoe een doorgewinterde, linkse journalist van de ‘oude stempel’ ook niet helemaal ongevoelig is voor propaganda en uiteindelijk ook niet bestand is tegen al dat oorlogsgeweld. ‘Als journalist leer je in heftige situaties je emoties onder controle te houden, ze kunnen je waarneming beïnvloeden. Ik doe het werk waarvoor ik zelf heb gekozen en daarbij hoort professionele distantie. Maar toch. Wat mij ondanks mijn zelfopgelegde afstandelijkheid van mijn stuk bracht, was een dood katje, midden op de weg. De onverwachte confrontatie met dat arme beest bracht alle gruwelen die ik in mijn notitieblok genoteerd had tot hanteerbare properties terug.'

Ook zijn katholieke achtergrond botste soms met de klassieke principes van het journalistieke ambacht. Voor Kees, een verre nazaat van de roomse politicus Herman Schaepman maar sinds de jaren zeventig zelfbenoemd lid van de linkse kerk van Che Guevara, was iets aannemen zonder bewijs in strijd met alles waar hij in geloofde. Toch bleef er altijd een katholieke jongen in hem schuilgaan.

In het boek Afgedwaald hield hij zijn eigen religiositeit tegen het licht. ‘Ik ben journalist,’ schrijft hij daarin, ‘mijn leven lang is het uitgangspunt bij mijn werk geweest dat je minimaal twee bronnen moet hebben die onafhankelijk van elkaar hetzelfde verklaren, voor je voorzichtig kunt aannemen dat wat ze zeggen wellicht klopt. Maar ik loop vast in mijn eigen vragen. Mijn vrienden zijn bijna allemaal hardnekkige atheïsten, als ik met één van hen over mijn ongeordende geloof probeer te praten, reageren zij onthutst, alsof ik uit de kast kom met een lang verzwegen afwijking. 'Jij gelovig?' Maar zo meedogenloos is mijn eigen particuliere geloof niet, dat is juist helemaal niet vervuld van zekerheden. Zo blijf ik eenzaam dolen in mijn eigen woestijn.’ 

Afgelopen najaar nog presenteerde Kees zijn, naar nu blijkt, laatste boek, over de Nederlandse Zoeaven (soldaten van de Paus) en de vermeende overeenkomsten met de IS-strijders. Tijdens het werken aan het boek verloor hij achtereenvolgens zijn geliefde en zijn ex-vrouw.

De ziektes die hem teisterden namen de afgelopen maanden snel in hevigheid toe. Van het appartement dat hij in Haarlem betrok na zijn terugkeer in Nederland heeft hij niet lang mogen genieten. Hoewel hij snel achteruitging werkte hij alweer aan een nieuw boek, over de rol van dieren in beide wereldoorlogen. Totdat het schrijven echt niet meer ging.

Tot op de laatste dag bleef hij getuigen van een brede belangstelling, hij volgde het nieuws op de voet. Toen hij als gevolg van zijn ziekte nauwelijks nog expressie in zijn gezicht vertoonde, moest de bezoeker die typerende schalkse twinkeling in de ogen er zelf maar bij denken. Dat was nooit moeilijk.  

Kees Schaepman is 75 jaar oud geworden. Hij laat zijn drie kinderen en vier kleinkinderen na.