Natuurlijk komt het gelegen. Jij altijd.

Nee. Ik zou net even gaan zitten met een kop koffie. Gezellig.

Dat? De meisjes, ja.
Die kunnen wel even wachten. Ik zit net.
Het is hier ook zo gehorig. Ik zit gewoon in de woonkamer, maar ze blèren zo hard dat jij ze door de telefoon kunt horen. Niks mis met die longetjes.

Nee, echt, ik kijk straks bij ze. Ze moeten maar wachten. Ik ga echt niet op elke kik bij ze kijken. Dan leren ze het nooit.
Zo.
Weet je wat het is? Je komt er nooit meer vanaf. Het blijven toch je kinderen. Jouw kinderen. Voor altijd.

Prachtig? Ja. Oh. Prachtig. Jazeker, prachtig. Heel, heel prachtig.
Prachtig mooi.
Ik heb het altijd gewild ook, moeder worden. Ik wilde niets liever.
Maar dat gejank. Als iemand me dat van tevoren -

Nee, je hoeft niet straks terug te bellen. Ik ga bij ze kijken als we uitgepraat zijn.
Dit is normaal. Of, normaal -
Zíj vinden het normaal. Het ís natuurlijk niet normaal.
Het is om gek van te worden. Geen moment rust gunnen ze me. Ik heb ook een leven.
Of – ik hád een leven. Ik zou verhalen schrijven, gedichten, een boek. Oh – ik had zoveel plannen.

Schrijven? Tussendoor? Had je gedacht. Ik word geleefd door die grietjes. Ik kan nauwelijks een kop koffie drinken en met jou kletsen. Dacht je dat ik aan schrijven toekwam? Met dat gejank?

Ik vraag me soms af van wie ze het hebben.
Niet van mij. Ik heb sinds de kleuterschool geen traan meer gelaten. Daarvoor ook niet veel.
Neem ik aan. Ik kan het moeder niet meer vragen.

Wat? Nu gaan ze tegen elkaar in, hoor je? Doen ze altijd.

Nee. Als ik er heen ga, beginnen ze nog harder te krijsen. Soms zet ik even de stofzuiger aan, als ik het zat ben, maar dat praat nu niet zo lekker.

Ben je er nog?
Wat zei ik – Van wie ze het hebben, geen idee. Henk is ook geen jankerd. Helemaal niet.

Henk? Gevoelig? Vind je?

Emotioneel, soms? Nee. Nee, hoor. Henk is geen jankerd.
Ja. Als hij klaarkomt. Ja. Dan jankt ie. Gebeurt trouwens niet vaak meer. Niet waar ik bij ben. Zeker geschrokken van wat ervan komt. Een paar goed janken en je krijgt het in stereo terug.
Twee was niet de bedoeling.

Ja, mij leek het wel leuk, twee kinderen. Of meer. Maar Henk was duidelijk: een was genoeg. Hij had er ook al drie.

Nee, die janken niet, maar hij heeft er evengoed veel werk van.
Henk zegt dat het komt omdat ik zo nodig twee kinderen wilde. Maar je doet het samen, toch? Vind ik wel. Hij deed net zo hard mee. Hij heeft wat afgejankt om die twee mijn buik in te rammen.
Oh. Ik zou er wat voor geven om –

En nóg een toontje hoger. Het is net een stel sirenen.

Sirenes? Sirenen, sirenes, weet ik veel.
Verder zijn het schatjes, hoor. Echt. Los van dat gejank ben ik heel blij met ze. Meestal zijn ze lief, en mooi. Of – mooi.

Ja. Sterre wel. Ja. Sterre is heel mooi.
Ongelooflijk eigenlijk, als je allebei wat gewoontjes bent, dat er dan zo’n mooi kind uit komt.
En Maantje – Nou, Maantje is lief. Heel lief.  Dat is ook mooi.

Ik heb me wel eens afgevraagd - Als ik een zusje had gehad, net als jij - Zou ik dan de mooie zijn geweest? Of de lelijke? Zoals – Nou ja, zoals je wel vaker ziet. Bij zusjes.
Het schijnt trouwens dat er een zusje onderweg was, toen moeder –

Nee. Ja, we gaan zo hangen. Dan ga ik bij ze kijken. Jij hoeft je niet schuldig te voelen. Ze houden het gewoon lang vol vandaag.

Als ik je één goede raad mag geven – Begin er nog niet aan. Het moederschap is prachtig, maar je komt er nooit meer vanaf.
En als je dit gejank erbij krijgt -

Nee, ik zeg alleen dat je goed moet nadenken. Wat je wilt. Of je dit wilt. En wanneer.
Nog even genieten van je vrijheid. Nu het nog kan.

Ja, ja. Ik loop naar ze toe. Daarom hoor je ze nu harder. Maar waarvoor belde je eigenlijk?

Zwanger? Echt?
Goh. Gefeliciteerd. 

Wat? Ik versta je niet. De meisjes -
 Ik spreek je later, OK?