De VPRO-serie Himmlers hersens heten Heydrich, over de moordaanslag op nazikopstuk Reinhard Heydrich in 1942, is gebaseerd op de bestseller HhhH van Laurent Binet. 'Het is altijd mijn hoop geweest dat anderen zouden voortborduren op de lijnen die ik uitzet in HhhH.'

De zevendelige VPRO-documentaireserie Himmlers hersens heten Heydrich (regie Roel van Broekhoven) is gebaseerd op de bestseller HhhH uit 2010 over de door twee Tsjechen uitgevoerde moordaanslag op Reinhard Heydrich, rechterhand van SS-leider Heinrich Himmler. Laurent Binet oogstte veel lof met zijn boek, ook omdat hij op welhaast ludieke wijze het verhaal van zijn eigen research vermengde met de historische passages. In de serie is ook Binet te zien, als zichzelf: de schrijver die een spannend én kloppend boek wil schrijven over een cruciale, maar onderbelichte episode uit de geschiedenis.

Inmiddels zijn van HhhH meer dan 600.000 exemplaren verkocht, vertelt Binet in zijn woonkamer in het voorstadje Boulogne, net over de ringweg van Parijs. Die woonkamer is eigenlijk meer een studeerkamer met een bank. De boekenplanken zakken door onder de boeken, waaronder veel vertalingen van HhhH. Het boek won de Prix Goncourt voor beste debuutroman en verscheen in 32 landen. Dit jaar verschijnt de Hollywood-verfilming.

U woont nog niet in een paleis, zie ik. U hebt toch een internationale bestseller geschreven?

Laurent Binet (lachend): ’Ik ben geen Hollywoodster, hè! En de verfilming is nog niet uit. Maar ik was leraar Frans en dankzij het succes van HhhH kan ik me nu wel echt op het schrijven toeleggen, dus dat is mooi.’

Nu dus een serie over HhhH – was u niet bang dat televisie een te oppervlakkig medium zou zijn?

‘Helemaal niet! Het enige wat ik eng vond was om mezelf terug te zien. Ik ben een schrijver, geen acteur. In de serie vertel ik soms dingen over mijn boek of ga ik op zoek naar het huis van Heydrich nabij Praag, maar soms moest ik ook “acteren” dat ik zat te schrijven aan de typmachine of dat ik een ontbijtje stond te maken. Dan had ik echt le trac [plankenkoorts], haha.’

Bent u tevreden met het resultaat?

‘Ja ik vind het heel mooi geworden. Het is altijd mijn hoop geweest dat anderen zouden voortborduren op de lijnen die ik uitzet in HhhH, want zoals ik ook in het boek vertel is die geschiedenis net als de geschiedenis nooit af! Dus ik ben heel blij met deze serie, waarin bepaalde aspecten van het verhaal veel beter belicht worden. Zo is er een mooi gedeelte over de uitvinding van de peniciline die Heydrich had kunnen redden, maar die de Duitsers niet hadden – omdat de uitvinder ervan een Jood was die ze naar Engeland hadden gestuurd! Die ironie stip ik in mijn boek wel aan, maar in de serie wordt dit aspect prachtig uitgewerkt.’

Ik hou niet van psychologische romans. Ik vertel de zaken hoe ze zijn en vaak valt daaruit al genoeg af te leiden over de innerlijke drijfveren van de personages.

Laurent Binet

In HhhH schakelt u steeds tussen het perspectief van de Tjechische verzetshelden die de aanslag op Heydrich beramen naar dat van Heydrich zelf, op dat moment de ‘Reichsprotektor’ van Bohemen en Moravië, en ten slotte dat van uzelf, de schrijver die tot ergernis van zijn vriendin geobsedeerd is door dit verhaal.

‘Dat is toevallig een procedé dat ik heb afgekeken bij televisie: hoe series schakelen tussen verschillende verhalen. Zo blijft het afwisselend. Ik zie literatuur niet als een verheven kunstvorm – tegenwoordig kunnen we als schrijvers juist veel leren van film en tv. Er is wel gezegd dat ik cinematisch schrijf. Nou, des te beter. Hoe ik de aanslag inderdaad beschrijf, om maar wat te noemen: hoe de auto van Heydrich de bocht in de weg nadert waar het gebeurt, terwijl de parachutisten hem op staan te wachten… daar zit iets filmisch in. Ik vind dat regisseur Roel van Broekhoven dat ook heel mooi in beeld gebracht heeft.’

In uw boek geeft u aan dat u niet houdt van ‘historische romans’ in de zin van romans waarin de schrijver allerlei details verzint om een verhaal ‘tot leven te wekken’. Waarom niet?

‘Ik denk dat de geschiedenis zelf al interessant genoeg is. In HhhH probeer ik me aan de feiten te houden, voor zover ik die heb kunnen achterhalen. En ik vertel over mijn eigen gevecht met de feiten en de verschillende versies die van een verhaal in omloop zijn. Soms schrijf ik dus “nee, ik heb het net verkeerd verteld, zo zit het niet.” Daarom word ik weleens als “postmoderne” schrijver gekenschetst: eentje die de feiten op losse schroeven zet. Maar eigenlijk ben ik juist geobsedeerd door precisie.’

Is het nadeel niet dat u uw hoofdpersonages onvoldoende psychologie meegeeft en te veel in feitelijke details blijft steken?

‘Ik hou niet van psychologische romans. Ik vertel de zaken hoe ze zijn en vaak valt daaruit al genoeg af te leiden over de innerlijke drijfveren van de personages.’

In uw nieuwe boek De zevende functie van taal tapt u uit een heel ander vaatje: in deze virtuoze, satirische roman vertrekt u opnieuw van historische feiten, ditmaal het kringetje van Franse filosofen van de jaren zeventig en tachtig met figuren als Roland Barthes en Michel Foucault, maar hier fantaseert u er juist lustig op los!

‘Haha, dat is waar, ik had nu zin om iets anders te doen dan in HhhH. Het boek is wat mij betreft niet een pure satire maar ook een liefdesverklaring aan de semiologie, de nieuwe tak van wetenschap die toen in zwang was met Barthes en Umberto Eco als boegbeelden. Neem nu deze huiskamer: hieruit kunt u al zoveel afleiden over wie ik ben. Daarom gaat de detective in mijn boek, die moet onderzoeken wie Roland Barthes vermoord heeft, op pad met een jonge semioticus die de tekenleer en het duiden van tekens zo goed verstaat dat hij meteen alles van iemand weet: waar hij woont, wat voor werk hij doet, wat zijn vader en moeder voor mensen waren en ga zo maar door.’

De vraag was eigenlijk: waarom doet u in uw tweede boek iets wat u in uw eerste boek zegt te verfoeien: fantaseren op basis van historische feiten.

‘Nee, ik zeg ook in HhhH dat ik hou van what if-scenario’s: stel dat Hitler de oorlog had gewonnen, hoe had de wereld er in de jaren zestig dan uitgezien? Of: stel dat Roland Barthes vermoord zou zijn, wie zou het dan gedaan kunnen hebben en waarom? In mijn nieuwe boek is duidelijk dat het uitgangspunt fictief is.’

Maar het gaat wel over bestaande personen die deels nog leven, zoals filosoof Bernard-Henri Lévy en schrijver Philippe Sollers. Die worden flink belachelijk gemaakt.

‘Haha ja, vooral die twee. Maar zij kunnen wel tegen een stootje hoor.’

U behoort samen met Emmanuel Carrère en Michel Houellebecq tot de mensen die de Franse literatuur uit een zeker elitarisme getrokken hebben en internationaal terug op de kaart hebben gezet.

‘Dank u wel.’

Wat doet u anders dan een vorige generatie schrijvers?

‘Nou, het heeft misschien te maken met de mix van feit en fictie die je ook bij Carrère en Houellebecq wel ziet. En ik heb zowel in HhhH als in De zevende functie van taal geprobeerd om ritmisch te schrijven en taaiere gedeelten af te wisselen met wat luchtiger passages.’

Dat lukt wonderwel.

‘Ja, dat is nou net de hele uitdaging en daarom duurt het ook zo lang voordat zo’n boek af is!’

U werkte tien jaar aan uw eerste boek, vijf jaar aan uw tweede boek. Is er alweer een nieuw boek op komst?

‘Zeker, ditmaal gaat het over de zestiende eeuw. Ik ben er alweer twee jaar mee bezig en heb net vorige week de eerste pagina’s geschreven.’

Ah, wederom iets historisch dus. Bent u nou eigenlijk een historicus of een romanschrijver?

‘Ik zie geen tegenstelling tussen die twee. Ik heb geschiedenis en Franse literatuur gestudeerd. Het gaat om het vertellen van een verhaal en hoe je dat doet.’

Aan het einde van HhhH citeert u Roland Barthes die ooit zei: ‘probeer vooral niet volledig te zijn’. Wist u toen al waarover uw volgende boek zou gaan? 

‘Nee, dat is puur toeval. Maar zoals ik ook in HhhH laat zien: de geschiedenis hangt ook grotendeels van toevalligheden aan elkaar.’