Hoe een reeks tegenslagen Roel van Broekhoven naar zijn imposante serie Himmlers hersens heten Heydrich leidde.

Stel, je bent Roel van Broekhoven, gelauwerd regisseur en televisiemaker, bedenker van of betrokken bij onder andere Tegenlicht, In Europa, O’Hanlon’s helden en Onze man in Teheran. In je handen heb je HhhH, de razend spannende literair-historische roman van Laurent Binet. Net als duizenden anderen, grijpt ook jou het verhaal van de nazi Heydrich en verzetsstrijders Kubiš en Gabčík je bij de keel.

En dan vooral de overpeinzingen van schrijver Binet, die zijn eigen zoektocht door de geschiedenis in het verhaal verwerkt, beschrijft en herschrijft. ‘Wat ik spannend vond, was hoe die man geprobeerd heeft het iets heel anders te maken, hij heeft er een heel persoonlijk verhaal van gemaakt. Zijn vriendin wordt er bijgehaald, zijn vader, zijn Joodscommunistische voorouders, hij springt van de hak op de tak. Ik herkende zijn zoektocht, die worsteling met de vraag: hoe vertel je een verhaal het beste? En dat spannende, dat speelse wilde ik graag vertalen naar televisie.’

Goed, een leuk idee, maar nu is nog de vraag: hoe ga je dat in hemelsnaam verfilmen?

I. De film

Wat een pech. Je bent niet de enige. In Frankrijk speelt men met de gedachte HhhH tot speelfilm te bewerken. De rechten zijn zelfs al verkocht. ‘We zijn twee jaar op en neer naar Parijs gegaan om te praten. Laurent en de uitgever vonden het leuk, maar die jongens wilden die rechten niet kwijt. Toen heb ik een paar In Europa’s laten zien en waren ze ineens heel enthousiast. Een film en een documentaireserie hoefden elkaar helemaal niet te bijten, vonden ze.’

Schreef ik hier nu eerder ‘wat een pech’? Wat een mazzel. Het werk blijkt grotendeels al gedaan door ijverige scriptschrijvers, de beste scènes zijn er al uit geplukt. ‘Ik stelde mij al voor dat we konden beginnen op de set, bijvoorbeeld bij een van de vreselijkste scènes, een massa-executie in Oekraïne, waarbij dertigduizend mensen in twee nachten werden vermoord. Daar moeten heel wat figuranten bij komen, die dan tussendoor sigaretjes zitten te roken en een beetje staan te kloten en dan lopen wij daartussen met mensen die het overleefden, die daadwerkelijk onder die lijken zijn uitgekropen. Dan zet je Hollywood af tegen wat echt gebeurd is, want dat is ook een van de thema’s van het boek: ons beeld van de oorlog is zo verkleurd door de Hollywoodversie, dat is zo vettig, dat moet eraf. Dus ik dacht, mooier kun jij mij niet bedienen. Alles was in kannen en kruiken, maar toen was er te weinig geld en kwam er een Amerikaanse producent bij. En die Amerikanen wilden ons er helemaal niet bij op de set. Die vonden het onzin. We mochten de titel niet meer gebruiken, helemaal niets meer.’

Himmlers hersens heten hoe?

Heydrich, Reinhard Heydrich, in nazi- en verzetskringen beter bekend als ‘het blonde beest’ en ‘de slager van Praag’: de ‘Reichsprotektor’ van Protectoraat Bohemen en Moravië, rechterhand van Himmler, gedoodverfde opvolger van Hitler. Sommige geschiedschrijvers noemen hem zelfs de ‘architect van de jodenvervolging’. Op 27 mei 1942 is hij het doelwit van een tweetal Tsjecho-Slowaakse verzetsstrijders.

De aanslag verloopt amateuristisch en gebrekkig, maar slaagt wel: Heydrich overlijdt op 4 juni 1942. Himmlers hersens heten Heydrich is het verhaal van deze bijna vergeten nazi, ijzingwekkend gespeeld door de Duitse acteur Detlef Bothe en van voiceover voorzien door Harmke Pijpers, de verzetsstrijders Jan Kubiš en Jozef Gabčík (begeleid door Martin Simek) en vele anderen.

II. De schrijver

Daar zit je dan, een flinke streep door je plannen. Wat nu? De schrijver misschien? Kun je daar iets mee? Ervaring op dat vlak heb je genoeg: nu reis je alleen niet met Geert door heel Europa, maar met Laurent door Tsjechië, Duitsland, Engeland en Slowakije. Je hebt eigenlijk maar één probleem. ‘De schrijver is een ontzettend aardig en beminnelijke jongen, maar wel een Franse intellectueel. En ik weet niet hoeveel Franse intellectuelen jij kent, maar dat zijn niet de meest begenadigde televisievertellers.’

Moeite heeft de auteur daarnaast ook nog met de voice-over. Dat is niet zijn eigen stem, maar de jouwe. Een ‘ik’ die voor hem spreekt en hem gedachten aanpraat. ‘Dat vond hij helemaal niet leuk. Ik. Dat vind ik helemaal niet, dat denk ik helemaal niet enzovoort. Dus wat we met Geert allemaal hadden gedaan in In Europa, kon hier niet.’

Even speel je daarom met de gedachte hem in te ruilen voor een ander, als je de kleinzoon van Heydrich op het spoor bent gekomen. ‘Hoe vaak we daar wel niet zijn geweest in Duitsland, praten, soebatten, drankjes weggeven. Maar op het eind zei hij: ik vind het zo’n goed idee, maar ik ga die film denk ik zelf maken. De boef, haha.’

III. Niet ik, maar jij

Inmiddels heb je al wel door dat dit geen traditionele documentaireserie meer kan worden. Met een proefaflevering ben je helemaal niet tevreden. Het lijkt te veel op In Europa, te veel bewegend Wikipedia, te gewoontjes. Opnieuw beginnen dus en als je eerlijk bent tegen jezelf vind je dat ook eigenlijk helemaal niet erg (‘Ik had toen eigenlijk moeten stoppen, dacht ik wel eens, maar dat was mijn eer te na. Nu ben ik wel tevreden, maar het is een bijzonder narrow escape geweest’).

Gelukkig leest een van je researchers, Maren Merckx, op het juiste moment het juiste boek: Un homme qui dort (De man die slaapt, van Georges Perec), ook al een Frans boek, geheel in de je-vorm geschreven. Eureka. ‘”Stel, je bent Heydrich”: dan ben jij dat als luisteraar, terwijl als je ‘je’ zegt het ook over iemand anders gaat. Zo kun je van perspectief wisselen. Het ene moment ben je Heydrich, een andere keer ben je de aanslagplegers en dan ben je iemand in de tegenwoordige tijd.’

Je vindt Harmke Pijpers bereid om namens Heydrich te spreken, Martin Simek – nog zo’n geluk, de enige Tsjech met een beetje emotie in zijn stem, ‘het zijn allemaal binnenvetters in dat land’ – spreekt namens de aanslagplegers. ‘En ik ben daarnaast een vrij soort neutrale commentator en heb mij het recht voorgenomen om namens de schrijver te spreken. Daar moest hij eerst wel om lachen, want toen was het wel goed. Hij zei: ja, als jij het zegt kan ik er niks aan doen.’

Ook je vertrouwde editor, JP Luijsterburg, met wie je hele dagen doorwerkt (‘wij zijn praktisch een jaar lang getrouwd geweest’) en aan wie je bergen materiaal hebt gegeven zonder enig idee van wat je er mee wil, is blij. Op 22 juni 2016 hebben jullie samen het wiel uitgevonden: niet ik, maar jij, en dat driemaal. ’s Middags zitten jullie in de tuin, een triomfantelijk wijntje erbij.

Natuurlijk begint dan het echte werk pas: alles uitzoeken en op de juiste plek zetten, dan weer verzetten en tussendoor ook nog de (speciaal gemaakte) soundtrack van muziekstudio Big Orange erin verwerken. Op het eind heb je wel elf versies van dezelfde aflevering gemaakt. Maar goed, dan heb je ook wat – en laten we eerlijk zijn, die je-vorm werkt best goed, toch?

(tekst gaat verder onder afbeelding)

IV. De acteur

Dan toch nog even Detlef Bothe, want zonder hem is het verhaal natuurlijk niet compleet. Je hebt nu alle ingrediënten voor je serie, maar nog een ding ontbreekt: Heydrich zelf. Met alleen het archiefmateriaal – een paar foto’s en wat bewegend beeld – zul je er niet komen. Niet tenzij je dezelfde beelden vijftig keer wil laten zien.

Zie daar Detlef binnenkomen in zijn nazikostuum. Een acteur met een weinig indrukwekkend cv: een paar Duitse krimi’s en een naamloze, tekstloze bijrol in de James Bondfilm Spectre. En ja, Anthropoid, de 2016-verfilming van de aanslag op Heydrich, waarin hij de man vertolkt. Mag ik weer schrijven wat voor een geluk je hebt gehad?

‘We hadden hem gebeld voor een interview, omdat we wilden weten hoe is het om Heydrich te spelen en toen viel het samen, want hij lijkt ook toch wel heel erg op Heydrich. Die kop, zeg. Toen dachten we, we gaan eens iets meer met hem proberen, een beetje lopen, en toen sloeg de fantasie op hol.’

De gouden vondst: plots leeft Heydrich weer en beweegt hij door het Duitsland en Tsjechië van nu als een geruisloos spook. ‘Als je heel ver gaat zou je kunnen zeggen dat heel veel dingen zo weer kunnen gebeuren. De vergelijking met de jaren dertig gaat in veel gevallen niet op, maar ook nu gaat het over de angst van mensen, het fout informeren en het meelopen achter de verkeerde mensen. Goed, daar kun je eindeloos een boom over opzetten, maar het stelt je wel in staat een universeel verhaal te vertellen over macht en onverdraagzaamheid en de vraag wanneer moet je je verzetten en hoe moet je je verzetten.

‘Weet je, en dat besefte ik onlangs: normaal gesproken heb je aan het begin een maker die zegt: ik heb toch zo’n leuk idee, we gaan een serie maken met drie verschillende stemmen, een man in nazikostuum die in de tegenwoordige tijd loopt en allerlei speelfilm- en archieffragmenten er tussendoor. En dan weet je als researcher wat je moet doen. Maar met mij ben je dan dus van slechte huize. De redactie heeft het razend moeilijk gehad. Dan keken ze mij vragend aan en zei ik: ik weet het ook niet. Ik weet het pas als ik film, of nou ja, eigenlijk pas in de montage.’