Marathoninterview Maarten van Rossem

Maarten van Rossem

Maarten van Rossems kinderdroom is uitgekomen. Hij wilde als kleine jongen professioneel krantenlezer worden en met kranten lezen vult hij al geruime tijd zijn leven.

Djoeke Veeninga

De hoogleraar Geschiedenis aan de Universiteit van Utrecht is al jaren graag geziene gast in nieuws- en actualiteitenprogramma's om over zijn specialisme, de Verenigde Staten, te praten. Al daalde zijn populariteit na 11 september 2001, toen ze in Hilversum en op de burelen van de landelijke dagbladen even geen zin meer hadden in zijn relativeringen en nuances.

Maar inmiddels is het tij gekeerd en is hij weer in te huren voor feesten en partijen. Want naast zijn scherpe analyses van de slangenkuil die Washington D.C. is, staat hij ook bekend om zijn cabareteske uitspraken. Met Maarten van Rossem hoef je je nooit te vervelen. Dat zult u op deze eerste ochtend van het nieuwe jaar dan ook zeker niet doen. Djoeke Veeninga praat drie uur lang met de man in het zwart.

Biografie Maarten van Rossem

De 'aanschuifdeskundige' schuift aan

(geb. 24 oktober 1943 te Zeist)

"In het algemeen geloven journalisten absoluut niet dat je het gewoon leuk vindt om op tv te praten over dingen waar je iets van afweet. Dat daarbij het gevoel hoort dat je iets verstandigs zegt in een baaierd van onwetendheid."

Het is de eenvoudige verklaring van de historicus en 'aanschuifdeskundige' Maarten van Rossem over zijn veelvuldige media presence. En natuurlijk zijn het die journalisten zelf die hem zo regelmatig uitnodigen omdat het altijd fijn is hem erbij te hebben. Altijd wel een onverwacht nuchtere kijk op de zaken, altijd wel een geestige oneliner, or two or three, want als hij eenmaal het woord heeft, houdt hij het graag, en dan zien we hem mopperen op het oppervlakkige medium televisie dat ongeschikt is voor diepgang, op presentatoren die hem onderbreken als hij net op stoom is.

Maarten van Rossem wordt in 1943 geboren, hij groeit op in Wageningen, studeert geschiedenis aan de Universiteit van Utrecht en schrijft zijn doctoraalscriptie over de Amerikaanse rol in de Koude Oorlog. Aan diezelfde universiteit wordt hij hoofddocent en promoveert hij. Het grote publiek leert hem kennen als Amerika-deskundige.

Dr. Prof. Van Rossem: briljant, eigenzinnig, nieuwsgierig - maar toch wordt hij geen hoogleraar. Pas tien jaar geleden krijgt hij een bijzondere leerstoel - de Nederlandse Geschiedenis vanaf 1945 in Internationale Context.
Hij schrijft boeken: Amerika Voor en Tegen, Heeft Geschiedenis Nut?, De Wereld volgens Maarten van Rossem, bundels columns en artikelen.

Onlangs verscheen van zijn hand Drie Oorlogen, Een kleine geschiedenis van de 20e eeuw. Bovendien kan iedereen tegenwoordig in de aangename positie van student van de historicus zijn, want zijn hoorcolleges worden uitgegeven op CD. Amerika. Koude Oorlog. Hitler. Geschiedenis in het groot. Uren achtereen vertelt zijn kenmerkende stem ons de geschiedenis - met " humor als de omsingelende beweging voor de dingen die er echt toe doen", zoals hij het zelf ooit omschreef.

Samenvattingen

Eerste uur

Achteraf het grootste gelijk van de wereld

Eerst was er de bekentenis dat het gesprek – tegen de gewoonte in – van tevoren is opgenomen, op de valreep van het oude jaar. Niet vanwege Oud en Nieuw, maar omdat vroeg opstaan een ernstige verstoring zou betekenen van het bioritme van Maarten van Rossem. Er zou ook geen verstandig woord uit zijn gekomen, zegt hij zelf. Hij gaat immers laat naar bed om te lezen, samen met zijn vrouw. Of om naar CNN te kijken, een verslaving waar hij sinds de Golfoorlog aan lijdt. De ochtend slaat hij over, waardoor zijn studenten ook nooit voor 12 uur uit bed hoeven te komen.

Sinds kort is Van Rossem opa, een titel waar hij maar niet aan kan wennen, al is hij blij met de kwieke baby en hoopt hij dat zijn kinderen zich fluks blijven voortplanten. Zorgen over zijn kroost heeft hij zich nooit gemaakt. De opvoeding ging haast vanzelf, omdat de kinderen zich keurig gedroegen. Wellicht uit protest tegen hun vader, die ze aanmoedigde om vooral een roze hanekam te nemen.

Van Rossems laatste boek gaat over de grote oorlogen van de twintigste eeuw: de twee wereldoorlogen en de Koude Oorlog. Een samenhang zit er wel tussen, al die oorlogen, maar dat betekent niet dat ze allemaal onvermijdelijk waren. Uiteindelijk hangt alles immers van toeval aan elkaar. “Stel je voor dat de jonge Hitler op zijn driewieler onder de bus was gekomen? Dan was de geschiedenis toch wel iets anders verlopen. Hoewel… Had je toen eigenlijk wel driewielers in Braunau?” De zijpaden, waar van Rossems hoorcolleges om bekend staan, ze worden vrolijk ingeslagen.

Zijn drijfveer om over de Tweede Wereldoorlog te gaan schrijven, was dat hij zelf wel wilde weten hoe het allemaal precies is gelopen. Zelf denkt van Rossem dat de verloren slag van Duitsland tegen de Sovjet Unie het beslissende moment is geweest in de Tweede Wereldoorlog. Daarna kon Duitsland niet meer winnen. Dat D-Day die doorslaggevende rol zou hebben gespeeld, dat is de grootst mogelijke onzin.

Geschiedenis wordt in hoge mate bepaald door toeval. Dat is het terugkerende thema in het gesprek. En het toeval speelde ook een grote rol in Van Rossems eigen leven. Drie keer ontsnapte hij aan de dood: als baby in de kinderwagen tijdens het bombardement op Wageningen in september ‘44, en veel later toen hij dankzij de wonderen der medische wetenschap een zware hartaandoening overleefde. Die derde medische redding bleef onbesproken.

Wie dacht dat Van Rossem door zijn fantastische relativeringsvermogen vrij is van angst en zorgen: in elk geval niet in zijn dromen, die altijd heftig zijn geweest. Jarenlang had hij nachtmerries over een nucleaire ramp, compleet met paddestoelwolken. Het was dan ook Koude Oorlog, de periode waar Van Rossem zijn doctoraalscriptie aan wijdde. Niemand had daar uiteindelijk schuld aan: noch de Russen, noch de Amerikanen. Zeker als hij er nu op terugkijkt was het een onvermijdelijk conflict. “Dat is het mooie van historicus worden” zegt Van Rossem. “Achteraf heb je altijd het grootste gelijk van de wereld”.

Tweede uur

Zonder dat je het weet, ben je een product van de tijd waarin je leeft. Alle kritische ideeën die je vroeger had, blijken later on-origineel of volslagen lachwekkend te zijn. Sinds Van Rossem dat bij zichzelf ontdekte, probeert hij gepaste afstand te houden van wat zich in de wereld afspeelt. Die afstand en de bijbehorende ironie zijn dus een keuze, zegt Van Rossem. Al weet hij dat hij er ook in kan doorschieten, omdat het ook een vlucht kan zijn, zoveel ironie.

Maar meestal gaat het helemaal vanzelf, dat gevoel van afstand. Bijvoorbeeld bij de begrafenis van Lady Diana, de dood van prins Bernard en de moord op Theo van Gogh. Het zijn momenten waarop de wereld in zijn ogen “stapelkrankzinnig” werd.

En van krankzinnige toestanden komen we als vanzelf bij de oorlog tegen het terrorisme: een kapitale mislukking, zoals Van Rossem het noemt. Een beetje relativering probeerde hij de mensen bij te brengen, bij het begin van die oorlog. Maar het werd hem niet in dank afgenomen. Niet na 11 september en niet bij de inval in Irak. Hij kreeg hatemail, wat pas ophield toen stilaan duidelijk werd dat hij echt gelijk had. Maar al die deskundigen, die volledig opgingen in de oorlogshysterie, die zich op sleeptouw lieten nemen door de schandelijke leugens van de Verenigde Staten; ze hebben nooit hun excuses aangeboden. Nooit gezegd dat ze er faliekant naast zaten.

Van de hysterie belanden we terug in eigen land, bij Geert Wilders en de discussie over de Nederlandse identiteit. Die bestaat écht niet, al vindt Wilders dat reuze jammer. Hoogst zonderling overigens, vindt Van Rossem, dat juist iemand uit Venlo zich zo druk maakt over de Nederlandse identiteit. Zonder ondertiteling kan geen Nederlander de lokale bevolking van Venlo verstaan.

Ook hoogleraar Paul Scheffer krijgt ervan langs, met zijn kritiek op prinses Maxima, die de Nederlandse identiteit niet kon vinden. Scheffer is volgens Van Rossem gevangene geworden van zijn eigen neoconservatieve boodschap. En dat dikke boek van hem, Land van Aankomst, dat schreef hij alleen om zich te rechtvaardigen en van vage schuldgevoelens af te komen.

Maarten van Rossem was niet de eerste deskundige van de familie die ooit op televisie kwam. Vader Van Rossem, een insectenspecialist, mocht ooit figureren in een programma over de invasie van de tapijtkever, een kever die verzot was op de toen populaire Heugaveld-tapijttegels. Een afstandelijk man, zijn vader. En altijd maar praten. Inderdaad, net als hijzelf. En zijn zuster. En zijn broer. En nee, dat was niet bepaald makkelijk voor zijn moeder, “die voortlullende chaos” thuis. Pas na de scheiding trad de rust in.

Op school leerde Van Rossem zijn medemens wantrouwen. Want de lynchende menigte kan altijd overal opstaan. Maarten was de buitenstaander. De nerd die goed kon leren, maar niet sportief was. Het jongetje dat sneeuwballen in zijn nek kreeg en in elkaar werd geslagen. Die tijd bracht hem een belangrijke levensles: de vrede waarin we nu leven is niet de regel, maar de uitzondering. Maar al zijn mensen net apen, in de apenwereld had van Rossem het niet gered. Want hij kon tenminste vluchten in zijn studie.