De EU telt steeds meer ‘werkende armen’: mensen met een vaste baan, die desondanks niet kunnen rondkomen. En dat terwijl de EU ooit is gebouwd op de belofte van armoedebestrijding. Kan Europa alsnog die belofte waarmaken?

De bestaanszekerheid in de EU staat onder druk. Volgens de meest recente statistieken loopt een op de vijf Europeanen het risico om onder de armoedegrens terecht te komen. Dat is evenveel als in de jaren tachtig. Ook neemt het aantal ‘werkende armen’ al jaren toe.

Een cruciaal inzicht is: armoede in heel Europa zouden we makkelijk kunnen uitroeien. Alleen, het is wel mega saai. Het vereist op z’n minst dat je dit stuk, over Europese regels en ministerraden, helemaal uitleest, en liefst ook nog doorstuurt naar vrienden en familie. Dat is eigenlijk het belangrijkste: aandacht voor één van de saaiste maar ook machtigste instituten op aarde. Zit je er klaar voor?

Inwisselbare mensen

Toen de Europese Unie werd opgericht, was dat niet alleen om veiligheid te garanderen en mensen te beschermen tegen dreigingen van buitenaf. De Europese integratie waarborgde nog een tweede belofte: individuele bestaanszekerheid. De EU zou zich hard maken voor de bestrijding van armoede op het continent. 

Volgens Mathieu Segers, hoogleraar Europese geschiedenis aan de Universiteit Maastricht, hebben een heleboel bewoners van EU-lidstaten het gevoel dat de EU die belofte niet heeft waargemaakt. ‘Een heel groot deel van de bevolking voelt zich vergeten. Zij zeggen: wij zijn inwisselbare mensen geworden op die gigantische Europese interne markt. Met alleen maar minder bestaanszekerheid in plaats van meer. Brandstof en eerste levensbehoeften zijn veel duurder geworden. De kosten voor ons gezin lopen de spuigaten uit.’ 

De armoede is groot, stelt Segers, en de verschillen zijn alleen maar toegenomen. ‘Tussen mensen die zaken bezitten en mensen die die zaken niet bezitten. Tussen huizenbezitters en huurders, tussen de stadskernen en de wijken eromheen. Wijken waaruit mensen soms helemaal niet meer tot in die stadskernen kunnen komen vanwege de kosten die daaraan verbonden zijn.’

‘Veel sociale beloften zijn voor een grote groep in de samenleving onvoldoende waargemaakt op de interne markt. Die groep ziet juist die Europese integratie in de vorm van de interne markt als één van de oorzaken van hun problemen, omdat ze daar alleen worden beschouwd als een consument of werknemer, in plaats van als een burger met burgerrechten en een verantwoordelijkheid voor bijvoorbeeld een gezin.’

Win-Win?

Segers wijt de gevoelens van zorgen rondom bestaanszekerheid in Europa grotendeels aan de West-Europese kant. ‘Op de interne markt wordt in de West-Europese economieën veel geprofiteerd van arbeidsmigranten. Tegelijkertijd vindt er weinig verzorging plaats van diezelfde arbeidsmigranten, waardoor het verschil vaak verscherpt wordt.’

Wat kunnen we hieraan doen? Die vraag houdt ook Jan Cremers al tijden bezig. Hij was jarenlang ambtenaar bij het Ministerie van Sociale Zaken en tegenwoordig specialiseert hij zich als socioloog in arbeidsmigratie aan de Universiteit van Tilburg. Ook was hij kortstondig europarlementariër in 2008.

Toen de interne markt in 1993 werd ingevoerd, werd die sterk gedomineerd door een economische gedachtegang, vertelt Cremers. ‘Het idee was: als we de markt maar het werk laten doen, dan komt het verder wel goed.’ Arbeidsmigratie zou een win-win situatie zijn waarbij mensen in het ene land konden werken om de productiviteit omhoog te helpen, en geld naar huis konden sturen om daar de economie te stimuleren. Sociaal beleid was de verantwoordelijkheid van afzonderlijke lidstaten.

de migratie binnen de EU wordt gedicteerd door de zoektocht naar goedkope arbeid

‘Inmiddels hebben we kunnen zien dat in de achterliggende jaren de mobiliteit en migratie binnen Europa vooral gedicteerd werd door de zoektocht naar goedkope arbeid. Zonder dat daarbij gekeken werd naar wat dat betekent voor de verhoudingen tussen de landen waar mensen vandaan komen, en de landen waar ze gaan werken.’

Neem Bulgarije. Dat land had vijftien jaar geleden nog negen miljoen inwoners. Nu zijn het er nog maar zeven miljoen. ‘Vooral kinderen en ouderen zijn achtergebleven, terwijl de jonge mensen die nodig zijn om de welvaartsstaat op te bouwen, zijn vertrokken.’ Onder andere naar Nederland, waar ze vaak ook aan de onderkant van de arbeidsmarkt terechtkomen. ‘Als je in het nieuws ziet dat mensen worden uitgebuit, moet je je afvragen: hoe hebben we dit nu weer georganiseerd? Hebben we wel voldoende garanties in het sociale stelsel?’

Het grote knelpunt

Voorstellen om meer sociale zekerheid te bieden en armoede tegen te gaan, zijn er volop vanuit de Europese Commissie, stelt Cremers. Maar een groot knelpunt in de EU waar veel sociale regelgeving wordt tegengehouden, is de ministerraad. Daar ligt in de EU de wetgevende macht. In die raad komen ministers van alle 27 lidstaten per terrein samen om wetsvoorstellen te bespreken en goed te keuren.

Het waren die ministers die eind tachtiger jaren besloten om de markt voorrang te geven, net als in de VS. Dat kwam er destijds makkelijk door. Maar voor sociale zaken gold een heel ander verhaal. ‘Voorstellen van de Europese Commissie voor bijvoorbeeld minimumvoorschriften voor lonen belandden in de diepvries. De ministerraad plaatste het gewoon niet op de agenda.’ 

je hoort vaak: het is allemaal de schuld van Brussel. Maar het ligt aan onze eigen ministers

‘Er wordt vaak gezegd, het ligt aan Brussel. Maar het ligt vaak helemaal niet aan Brussel. Het ligt aan onze ministers die samen met een aantal andere ministers dingen blokkeren of mogelijk maken.’ Ook Nederland heeft regelmatig sociaal beleid geblokkeerd, vertelt Cremers. ‘Bijvoorbeeld eind jaren 90’, toen er plannen lagen om sociale eisen en milieuvoorschriften te stellen aan grote aanbestedingen. Destijds was Annemarie Jorritsma (VVD) de minister van Economische Zaken, en zat in die ministerraad. Zij zei het ook zelf: ik voel me nergens zo vrij als in de ministerraad, want het Nederlands Parlement ligt niet wakker van wat ik hier doe.’

De heilige graal: een sociale toets

Wat er ontbreekt in de EU volgens Cremers, is een sociale toets waaraan alle wetten en regels moeten worden beoordeeld. Nu profiteren grote bedrijven nog veel te veel van arbeidsmigranten, terwijl de arbeiders die van die bedrijven zouden moeten profiteren het onderspit delven.

‘Neem bijvoorbeeld Bol.com, dat een nieuw distributiecentrum opent in Waalwijk waarbij duizend arbeidsplaatsen vrijkomen. Maar daarvan blijken later achthonderd mensen uit Centraal en Oost-Europa te komen. Waar moeten die gehuisvest worden? Er is gewoon niet nagedacht over de sociale consequenties van zo’n beslissing.’

Zo staat er in Europese wetgeving over ruimtelijke ordening niets over waar werknemers van distributiedozen dan moeten gaan wonen. Daardoor ontstaan situaties waarbij uitzendbureaus in Venlo plaatselijke campings en boerderijen opkopen om de arbeidsmigranten in de plaatselijke distributiecentra te huisvesten. Dat belemmert de kansen van deze werknemers om zich verder te ontwikkelen, en iets op te bouwen in het land waar ze werken. Tegelijkertijd hebben ze geen uitzicht op een betere toekomst in het land waar ze vandaan komen. Ze vallen tussen wal en schip.

er wordt gewoon niet nagedacht over de sociale gevolgen van een distributiecentrum

‘Bij dit soort grote economische beslissingen, zoals zo’n groot bouwproject, moet je dus veel meer een sociale toets kunnen toepassen vooraf. Waarbij je kijkt naar wat het betekent voor de woon-, werk- en leefsituatie van de mensen die daar moeten gaan werken enerzijds, en anderzijds de mensen die daar al wonen.’

De grap is: het ontwikkelen van zo’n toets is helemaal niet zo ingewikkeld. Een soort assessment is namelijk al onderdeel van het wetgevingsproces in Europa. Er wordt al gekeken wat de consequenties zijn, wat het gaat kosten, en wat het betekent voor het midden- kleinbedrijf. Maar er is nog geen sociale toets die kijkt naar: wat levert dit nou voor sociale vooruitgang op?

Hoop voor de toekomst

‘Dat bijvoeglijk naamwoord “sociaal” is ongelooflijk belangrijk om in de toekomst en de bedreigingen van onze open samenleving het hoofd te kunnen bieden’, stelt ook Segers. Investeringen in veiligheid vereisen namelijk draagvlak: solidariteit. En dat is een uitdaging in tijden van toenemende schaarste, oplopende inflatie en verarming in de nasleep van de pandemie.

Maar als we naar de geschiedenis kijken, staat er veel op het spel, stelt Segers. ‘Tussen de Eerste en de Tweede wereldoorlog nam de armoede toe, de verschillen tussen rijk en arm namen toe, de verschillen tussen de bezittende klasse en de werkende klasse. Een groot deel van de bevolking werd uitgebuit. Dat heeft de voedingsbodem gelegd voor de radicaliserende politiek die uiteindelijk leidde tot het fascisme, nazisme en de Tweede Wereldoorlog.’

armoede is niet moeilijk om aan te pakken. Het vraagt politieke wil

‘Armoede is niet moeilijk om aan te pakken. Het vraagt politieke wil.’ Wat dat betreft mogen we volgens Segers best wat hoop hebben voor de komende vijf jaar. Armoedebestrijding past bij de agenda van de Fransen en bij het Duitse begrip ‘soziale marktwirtschaft’ - sociale markteconomie. Het past bij de omslag die gemaakt is door de huidige Nederlandse regering in het regeerakkoord. 

‘De grote projecten die nu worden aanbesteed op deze cruciale thema’s moeten we niet alleen overlaten aan de Frans-Duitse as. Het is juist van cruciaal belang dat die verbreed wordt, met West-Europese én met Oost-Europese landen, zodat het veel meer een integrale EU-agenda wordt.’

De ideale Unie volgens Mathieu Segers

De Europese Unie is volgens sommigen een moloch, een gedrocht met 27 ledematen. Maar in wezen is de EU permanent in ontwikkeling; het is een samenwerking ‘in wording’. Poetins brute overmeestering van de Oekraïne leidde in eerste instantie tot snelle eensgezindheid onder de landen die momenteel de Europese Unie vormen. Sancties tegen Rusland volgden direct. Maar eensgezindheid is nog geen integratie. Nu de oorlog aan onze Europese Oostgrens langer duurt rijst de vraag: hoe zal de Unie van morgen eruitzien?