Opnieuw blijkt de vermogensongelijkheid veel groter dan gedacht. Hoog tijd voor het basisinkomen, zegt de jonge schrijver Koen Bruning. Experimenten zijn er inmiddels wel genoeg geweest.

De vermogensongelijkheid in Nederland nog groter is dan we al dachten. Dat werd begin juli in een langverwacht rapport bekend gemaakt. De meest vermogende 1 procent van de bevolking bezit maar liefst 26 procent van het totale particuliere vermogen. En dankzij het Nederlandse fiscale stelsel groeit de ongelijkheid gestaag door. 

Die vermogensongelijkheid is een ramp voor onze samenleving, vindt ook Bruning. Bruning is jong, 22, maar schreef het boek Samen rijk, waarin hij pleit voor een ‘vrijheidsdividend’ als oplossing voor de groeiende ongelijkheid in onze samenleving. Geef iedere Nederlander 1000 euro per maand, zegt Bruning, die PPE (politics, philosophy, economics) studeert aan de VU. Dat zal leiden tot een samenleving waarin burgers een vuist kunnen vormen tegen de macht van het vermogen. Bruning, een snelle en enthousiaste prater, is geen gevestigde expert maar haalt daar misschien juist zijn kracht uit. ‘Ik heb een frisse blik, sta open voor nieuwe ideeën.’ 

Het vrijheidsdividend

In zijn boek Samen rijk gebruikt Bruning de term ‘vrijheidsdividend’ in plaats van het basisinkomen. Bruning: ‘Er wordt veel over het basisinkomen gesproken en dat is goed. Maar het beperkt zich niet tot één idee. Er zijn veel verschillende varianten van het basisinkomen. Door een nieuwe term te gebruiken kun je er je eigen invulling aan geven en het debat in een nieuwe richting trekken.’

Het vrijheidsdividend komt voort uit het idee dat de verhouding tussen inkomsten uit kapitaal en arbeid scheef is. ‘In dit systeem zie je dat werken niet loont. En dat de collectieve welvaart die je samen opbouwt niet eerlijk verdeeld wordt. Met het vrijheidsdividend keer je dit verschil in welvaart uit, iedere maand, onvoorwaardelijk. Dit leidt tot vrijheid in de zin dat mensen meer ruimte hebben om bijvoorbeeld hun eigen eisen op tafel te leggen wat betreft werkomstandigheden, maar ook wat betreft het overheidsbeleid.’ 

Voorbij Bregman

Bruning hoorde voor het eerst over het vrijheidsdividend in 2019, toen hij de Amerikaanse presidentskandidaat Andrew Yang erover hoorde praten. ‘Hij waarschuwde toen op heel veel punten al voor de ongelijkheid die we later zagen ontstaan tijdens de pandemie. Rutger Bregman heeft een geweldig boek geschreven, maar ik wilde een paar jaar later de boodschap van Yang aan het debat in Nederland toevoegen.’

Het vrijheidsdividend kan volgens Bruning een tegenmacht vormen. ‘Het is niet zo dat het een utopie creëert, maar het biedt burgers de tijd en de vrijheid om actief bij te dragen aan de samenleving. En zo een tegenmacht te vormen tegen de macht van het vermogen. Dit kan bij veel problemen waar we nu als maatschappij tegenaan lopen een oplossing bieden. De wooncrisis, zorgcrisis of het gebrek aan actie tegen klimaatverandering: veel komt voort uit de ongelijkheid in onze maatschappij.’

'Het vrijheidsdividend kost veel geld, maar dat is de bedoeling'

De oplossing waar Bruning voor pleit is een universele versie van het vrijheidsdividend. ‘Met een onvoorwaardelijk inkomen, voor iedereen dus, neem je de complexiteit weg. Andere varianten van het basisinkomen hanteren vaak een inkomensgrens. Als je inkomen boven die grens komt, veranderen de voorwaarden. Zo creëer je twee duidelijke groepen, een die ontvangt en een die bijdraagt, dit kan tot spanning en polarisatie leiden. 

Ook zorgen al deze controles en regels voor stress, schaamte en een zware druk op de Belastingdienst. Het vrijheidsdividend kost veel geld, maar dat is de bedoeling, zegt Bruning. Het gaat er om dat de vermogens en passieve inkomens van de allerrijksten weer worden herverdeeld. 

Werken aan wat we belangrijk vinden

Ook kan zo’n dividend de zaken die ons menselijk maken weer meer op de voorgrond zetten, meent Bruning. ‘Ons systeem van ongelijkheid heeft geleid tot een soort verwrongen blik op de mens en natuur. Winst op de korte termijn, betaald werk en lage vermogensbelasting zijn belangrijk gemaakt. Terwijl sectoren als de zorg of het onderwijs minder gewaardeerd worden.’ 

Neem onbetaald werk, zegt Bruning. Het maatschappelijk belang van dit werk wordt nu nog maar weinig erkend. Het is niet terug te zien in de economische cijfers en wordt daarom gezien als ‘onproductief’.

‘Maar onbetaald werk is juist heel maatschappijgericht. Door daar meer ruimte voor te creëren kunnen mensen dingen doen die zij belangrijk vinden. Dat zie je in de ouderenzorg. Als mensen het zich kunnen veroorloven, besteden ze meer tijd aan het verzorgen van onze naasten. Dat kan de druk op onze zorginstellingen sterk verminderen.’

‘Mensen kunnen allerlei dingen doen. Je kan bijvoorbeeld met je buurt investeren in een netwerk voor duurzame energie. Het vrijheidsdividend biedt ruimte voor allerlei vrijwilligerswerk en burgerinitiatieven die een grote toegevoegde waarde hebben voor de maatschappij.’ 

'Ik wil niet meegetrokken worden in een wereld waar over politiek gesproken wordt maar niet meer wordt gevoeld’ 

Genoeg geëxperimenteerd

Wereldwijd wordt er volop geëxperimenteerd met het basisinkomen. Moeten we die experimenten niet eerst afwachten? Bruning: ‘Er zijn in principe genoeg testen geweest om te bewijzen dat het idee werkt. Karl Widerquist, een bekende onderzoeker van basisinkomenexperimenten, gaf aan dat we nu reeds voorbij de fase van experimenten zijn. Er is namelijk al, op grote en kleine schaal, aangetoond dat mensen onvoorwaardelijk geld geven werkt.’ 

Bruning: 'Vanuit experimenten en berekeningen loop je al snel vast op vragen als: “wat kost het?” En “wat levert het op?” Je ziet dan de maatschappelijke verandering die het teweeg kan brengen al snel over het hoofd. Als je je beperkt tot experimenten, zullen de machtsverhoudingen niet veranderen. Het wordt pas een overtuigend verhaal als je de urgentie niet vergeet. Het vrijheidsdividend is niet het doel, het is een middel om maatschappelijke problemen aan te pakken. Het constant terugvallen op experimenten zorgt eerder voor vertraging, waardoor je het momentum verliest.’ 

Weer durven veranderen

Bruning hoopt dat de pandemie, de wooncrisis en de klimaatcrisis ons opnieuw doen nadenken over die urgentie. Er moet weer ruimte komen voor gedurfde visies voor de lange termijn, zoals die van het vrijheidsdividend. ‘Tijdens corona werd in veel landen op grote schaal onvoorwaardelijk geld weggegeven. Dat was heel krachtig, maar die geboden vrijheid kan nog veel structureler.’ 

We hebben politieke durf nodig om het systeem echt te veranderen, vindt Bruning. Maar hij ziet ook dat onze samenleving niet meer gewend is om leiders te hebben die politieke durf tonen en risico’s nemen. ‘Ondanks de groeiende ongelijkheid, de wooncrisis of het falende beleid tijdens de pandemie werd Rutte herkozen. Je hebt een boodschap nodig die over scheidslijnen heen herkenbaar is.'

Of hij zelf de politiek in zou willen, weet Bruning niet. Met vrijwilligersprojecten probeert hij nu vooral in zijn woonplaats Kampen iets bij te dragen. Zo werkt hij aan een lokaal collectief voor duurzame energie en een buurtbus. ‘Ik vind het belangrijk te blijven kijken naar wat ik bij kan dragen aan mijn lokale omgeving. Ik kan wel stukken schrijven en met allemaal intellectuelen naar borrels gaan. Maar de basis van verandering ligt heel ergens anders. Ik wil niet meegetrokken worden in een wereld waar over politiek gesproken wordt en waar politiek niet meer wordt gevoeld.’