Genie tussen hemel en hel

Ruud Meijer ,

Voor de een was hij een genie, voor de ander een bevlogen charlatan. George Willem Fred ‘Boy’ Edgar, het bijna vergeten enfant terrible van de Nederlandse jazz, werd honderd jaar geleden geboren

Who the hell is Boy Edgar? Breng de naamgever van meest prestigieuze jazzprijs van Nederland ter sprake en negen van de tien keer zie je de vraagtekens in de ogen van je gesprekspartner opwellen. Zijn naam is misschien wel eens voorbijgekomen in het Journaal, de muziek van een paar populaire winnaars – Benjamin Herman, Eric Vloeimans – trilt misschien nog prettig na op een eenzaam trommelvlies, maar voor velen zou Boy Edgar net zo goed de nieuwe linksback van Feyenoord kunnen zijn. Daar moest verandering in komen, vonden journalisten Marie-Claire Melzer en Marieke Klomp en stortten zich op het monnikenwerk dat het in letters vangen van het enigma Boy Edgar uiteindelijk bleek te zijn. Want Boy 

Edgar (1915-1980) is toch een beetje het best bewaarde geheim van de Nederlandse jazz. Aanvankelijk had Melzer een boek willen schrijven over de jazzgeschiedenis van Amsterdam, een onderwerp waarover niet veel literatuur bestaat. Maar omdat zij bij de research voor dat boek steeds weer stuitte op de bijna mythische naam ‘Boy Edgar’ bedacht ze dat een boek over hem al een halve eeuw jazzgeschiedenis zou omvatten. Immers, arrangeur en bandleider Edgar heeft met iedereen die ertoe doet gewerkt, van Rita Reys tot Piet Noordijk en Han Bennink. Bovendien werkte hij met internationale jazzgrootheden als Nina Simone, Ben Webster, Max Roach en Eric Dolphy.

Paradox
De mythe moest worden ontrafeld. Dat vond ook Frank Jochemsen, de radiomaker die Melzer tijdens het researchen in het Nederlands Jazz Archief tegen het lijf liep: hij zag in het onderwerp meteen een radiodocumentaire. Die documentaire, De geniale chaos van Boy Edgar, kwam er. Voor het schrijven van de biografie benaderde Melzer collega-journalist Marieke Klomp. Dus die biografie, Boy Edgar – Het dubbelleven van een alleskunner, die kwam er ook.
‘Het is toch een beetje merkwaardig dat er over de naamgever van een prijs die je toch een beetje kunt beschouwen als de Oscar van de Nederlandse jazz zo weinig te lezen viel,’ stelt Klomp resoluut, wanneer wij haar in gezelschap van co-auteur Melzer ondervragen over het belang van Boy Edgar. In hun boek schetsen zij het leven van de zoon van een welgestelde koopman van Armeense afkomst, een handelaar die na de beurskrach van 1929 failliet ging en kort daarop overleed, zijn gezin in armoede achterlatend. Als puber raakte Boy Edgar na het horen van Duke Ellingtons ‘Mood Indigo’ in de ban van de jazz. Hij leerde zichzelf trompet en piano spelen, maar nooit op een hoog niveau. Zelf omschreef hij zijn kwaliteiten met een paradox: ‘Ik was voor de oorlog een van de beste trompettisten van Europa, maar ik kon geen trompet spelen.’ Edgars grootste talent lag in het arrangeren en hij zou voor veel belangrijke orkesten arrangementen schrijven.

Dubbelleven
Voor de oorlog leidde hij The Moochers, wellicht het beste semiprofessionele jazzorkest van Nederland, en later in de jaren zestig schitterde hij met de in bepaalde kringen inmiddels legendarische Boy’s Big Band. Edgar formeerde dat orkest rond The Diamond Five, het spannendste modernjazzkwintet dat Nederland kende. Hij vulde dat kwintet aan met geroutineerde radiomuzikanten en dwarse avant-gardisten en het is wel zeker dat, naast het bevlogen en avontuurlijk leiderschap van Edgar, juist het even heterogene als chaotische karakter van het orkest een van de sleutels was tot het succes. Bij Edgar lag precies diezelfde formule ook ten grondslag aan de ondergang. Zijn arrangementen waren zelden af, en als zij dat al waren, deinsde hij er niet voor terug om ze zelfs tijdens een concert nog te wijzigen. Soms werkte dat op geniale wijze, maar soms ook helemaal niet.
Waarschijnlijk had dat alles te maken met Edgars curieuze dubbelleven. Naast zijn leven in de jazz studeerde hij en passant ook nog even af als arts en promoveerde hij in 1955 cum laude aan de Universiteit van Amsterdam. Twee jaar eerder had hij zich volledig uit het jazzleven teruggetrokken om zich aan zijn proefschrift te wijden. De directe aanleiding was van droevige aard: bij zijn echtgenote Mimosa was multiple sclerose geconstateerd en zijn onderzoek spitste zich toe op een van de slopende processen van die ziekte. Hoe het ook zij: de beroepsmatige tweespalt die ook nog eens was gekoppeld aan een roerig privéleven en een drankprobleem maakte dat deze wispelturige, muzikale autodidact lang niet altijd goed voorbereid of volledig bij de les was. Spelen in de bands van arrangeur en bandleider Boy Edgar was daardoor de hemel of de hel – een tussenweg was er niet.

Inspirerend
Waarom dan werd de ‘Oscar van de Nederlandse jazz’ genoemd naar iemand die soms op geniale wijze liet zien hoe het wél moest, maar die de plank regelmatig ook op een pijnlijke manier missloeg. ‘Hij is toch heel inspirerend geweest voor veel muzikanten,’ benadrukt Klomp. ‘Hij arrangeerde op een manier waarover nog heel veel mensen lovend spreken. Bandlid Theo Loevendie weet nog steeds niet hoe hij het deed, ondanks alle kennis die hij inmiddels heeft vergaard. Daarnaast heeft hij bijvoorbeeld ook de eerste subsidie voor jazz geregeld, waardoor hij de jazz vanuit de amusementshoek naar de kunst heeft weten te trekken.’ Melzer vult aan dat hij ook de eerste was die een professionele jazzbigband leidde. ‘In die band heeft jong talent als Willem Breuker een kans gekregen. Boy’s Big Band was dan ook een kweekvijver. Later gaf hij in zijn Boy Edgar Sound weer jonge musici als Martin van Duynhoven en Hans Dulfer een kans. Het was overigens Hans Dulfer die op de crematie van Edgar in 1980 riep: er moet een prijs naar Boy worden genoemd.’
Het werd geen nieuwe prijs: de aloude Wessel Ilcken Prijs, waarvan Boy Edgar in 1964 de tweede winnaar was, werd eenvoudigweg omgedoopt tot Boy Edgar Prijs. Wessel
Ilcken, de jazzdrummer die was getrouwd met Rita Reys, werd een paar jaar na zijn dood ook geëerd met een naar hem vernoemde prijs. Reys, inmiddels hertrouwd met pianist Pim Jacobs, was not amused toen Edgar in 1964 de naar haar overleden man vernoemde prijs won. Reys: ‘Die mensen hebben geen recht op zo’n prijs. Edgar is een hersenspecialist en bedrijft de jazz als hobby. Dat is prachtig, maar hij doet in feite niets voor de jazz.’ Europe’s First Lady of Jazz zat er natuurlijk helemaal naast, maar haar reactie was achteraf gezien wel begrijpelijk. Halverwege de jaren zestig liep de modern jazz, een stijl waar Reys en Jacobs in Nederland de populairste exponent van waren, op de laatste benen. De avant-gardisten rammelden aan de poorten van de gevestigde orde en Edgar, die in hun ogen heulde met de vijand, had willens en wetens een deurtje voor hen open laten staan. Boy’s Big Band was historisch gezien een doorgangshuis dat leidde naar de nieuwe tijd. En dát vieren we dit jaar.

Marie-Claire Melzer en Marieke Klomp: Boy Edgar – Het dubbel­‑leven van een alleskunner (Cossee)