Of: hoe ik eindelijk mijn plek in de roedel vond. Een voorpublicatie uit het verhaal waarmee Elfie Tromp de eerste VPRO Bagagedrager won, een aanmoedigingsprijs voor jonge schrijvers met het beste reisplan. Een link naar het volledige verhaal vind je onderaan de pagina.

Popovs-kennel, Brabant

'Ik ben een goede fokteef,' zegt mijn moeder als ze mijn zus en mij bekijkt.
We zitten aan tafel. Morgen ga ik mee naar Boedapest, waar dit jaar de World Dog Show wordt gehouden, dat is dé internationale show voor kampioenen. In vier dagen worden 180 rassen gekeurd. Tout hondenwereld doet mee. Van Japan tot Noorwegen, als je mee wilt tellen aan de hondentop, ben je er.
Mijn moeder en zus gaan vrijwel ieder jaar met hun Afghaanse windhonden. De winkansen worden dit jaar gespreid en mijn zus heeft een heuse showtour gepland. In zes dagen gaan ze vier hondenshows af.
Momenteel telt hun kennel elf afghanen voor de show en twee lhasa apso’s, langharige knuffelbeesten die thuis blijven. Het leven van mijn moeder en zus is ingericht rond die dertien dieren.
4-vwo. Ik heb ruzie met twee meisjes in mijn klas. Ik ben gothic en een loner, zij lopen hand in hand in pastelkleuren. Als ik mijn moeder vertel hoe we elkaar wederzijds haten, zegt ze: 'Elfie, je bent een alfateef. Andere teefjes kunnen daar niet mee omgaan.'

Ik heb veel gemeen met mijn zus en moeder. Geblondeerd haar, zandloperfiguur, flinke neus en een puntige kin. Kom je dichterbij, zie je verschillen. Zo is mijn zus in lengte en cupmaat letterlijk de grote zus. Kijk je nog beter, zie je dat op de kleding van mijn moeder en zus, langs de naden, bolletjes samengeklit hondenhaar zitten. Hun handen zijn droog en gekloofd van het wassen en schoonmaken. En in hun blik een gedrevenheid die mij vreemd is. Zij hebben de hondengekte.

Op de voorkant van mijn geboortekaartje staat een tekening van mijn zus als kleuter met een baby in de armen. Om haar heen drie slanke kortharige honden, saluki’s. Met sierlijke letters binnenin: 'Liefdevol in de roedel opgenomen.'

'We maken je wakker als we opstaan,' belooft mijn zus als ik naar bed ga.

De dierenliefde van mijn familie stopt niet bij de honden. In de tuin leven ook een shetlandpony en een halfwilde kat die is aan komen lopen. Pippi Langkous zou jaloers worden als ze wist hoeveel dieren er bij ons hebben geleefd: een tamme kraai, een groep kaapse loopeenden, een grauwe gans, hamsters, lemmings, woestijnrat, een perzische langhaar en een eend die alleen maar achteruit kon zwemmen.
De honden zijn de enige die mee moeten doen aan wedstrijden.

Dag een, dinsdag, op pad

Om half zes ’s ochtends staan ze volledig aangekleed naast me.
'De auto is al ingeladen. We gaan over tien minuten weg.'
Ik schiet in mijn kleren en in de stress. Waarom hebben ze me niet eerder gewekt? Ik had willen helpen inpakken. En douchen.
Vier van de dertien honden van de roedel gaan mee. Mijn moeders smurfblauwe bestelbus is omgebouwd tot hondenwagen. Op de zijkant een foto van een afghaan. Daaronder de naam van de kennel: Popovs.
'Zoals de tragikomische clown uit Rusland,' legt mijn moeder uit als mensen vragen naar de kennelnaam. 'Want hondenfokken doe je ook met een lach en een traan.'
De binnenkant van de wagen is verbouwd tot een groot hondenbed. Er ligt een schapenvel op de grond. Drie van de showsterren liggen er al op. We hebben Oopsy, een pup, mee, Romy, een jonge teef en Ralph, showkanon uit Australië. De vierde, Figobeer, zit in een afgedekte kooi, omdat hij niet overweg kan met showkanon Ralph. Door een kier in de bekleding zien ze elkaar en blaffen.
'Ophouden!' roept mijn zus. 'Anders mogen jullie niet mee.'
De honden zijn niet onder de indruk. Als ze tegen het hekwerk slaat, morren ze nog wat en houden dan op.
We zullen in karavaan rijden. De hondenauto voorop, gevolgd door Charlotte en mij. Charlotte is afghanengek, dierenartsassistent en goede vriendin van mijn zus, die de 1400 kilometer naar Boedapest aflegt, 'gewoon, omdat ik het leuk vind om mee te gaan.'
Mijn zus was een rustige baby. Ze sliep in een reiswieg aan de rand van de ring als mijn moeder als keurmeester werkte. Tussen het keuren van de honden door gaf ze haar borstvoeding. Toen ik kwam, ging dat niet meer. Twee kinderen, te druk. Mijn vader bleef in de weekenden met ons thuis. In mijn eerste hondenshowherinnering kijk ik naar mijn zus. Zij mag voor het eerst een hond showen, onze wilde teef Tinkerbel. Mijn zus heeft net nieuwe Nikes, waar ze de hele tijd naar staart. Ze wordt eerste geplaatst omdat de hond zo mooi is, niet omdat ze goed geshowd heeft.

Het succes smaakt naar meer. Ze richt haar leven erop in om zoveel mogelijk bij de honden te zijn. Ging ik op mijn zeventiende het huis uit, mijn zus combineert haar studie economie met de hondenhobby en blijft tot haar 26ste in het hondenhuis wonen: het luxe tuinhuis dat in de tuin van mijn ouders staat. Daar slapen alle honden. En mijn zus.
Inmiddels woont ze op tien minuten afstand van mijn ouders. Ze werkt op mijn vaders kantoor aan huis. ’s Ochtends laat ze eerst de honden uit, voordat ze zich op haar werk stort, en ze verzorgt ze nog eens voordat ze weer naar huis vertrekt. Bijna ieder weekend is ze op weg met mijn moeder, in matching mantelpakjes, op naar een volgende overwinning.


Onderweg pikken we Nina op, de beste vriendin van mijn moeder. Nina was vroeger tolk en spreekt goed Nederlands, maar als ze praat, klinkt ze weifelend. Alsof ze ieder moment kan uitglijden over de woorden. Inmiddels is ze getrouwd met een rijke boer. Zo is ze de aspergekoningin van het Duitse Sauerland geworden.
We rijden kilometers voorbij glooiende velden, vol stuurs kijkende arbeiders. Op haar landgoed in Kenten, in de buurt van Keulen, wonen en werken meer dan honderd Polen en haar gezin. Nina heeft inmiddels acht honden en een twintigtal siereenden. Ze neemt twee whippets mee naar Boedapest, die ze voor grof geld (6000 euro per stuk) bij een topfokker heeft gekocht.
We doen een plas bij haar binnen terwijl Nina de laatste spullen in haar koffer propt. Zalmroze en goud voeren de boventoon in Nina’s huis. Glazen salontafels en een indrukwekkende kroonluchter boven de tafel. Het is een barokke versie van het huis waar ik opgroeide.

Mijn ouderlijk huis is een merkwaardige mix van sjieke meubels en hondenparafernalia. Op de chaise longue liggen kussens met honden erop geborduurd. Boven de schouw en buffetkast schilderijen met afbeeldingen van de lievelingshonden. In de servieskast liggen vilten eierdopjes met afghanenhoofden erop. Op de salontafel staan glazen bokalen met afghanen erin gegraveerd. Naast het toilet gastendoekjes met de kennelnaam. Er zijn honden-T-shirts. En natuurlijk truien, windjacks, gipsen afgietsels, artistieke kleifiguren en een koperen windhond naast de voordeur.

'We gaan met mijn auto, want mijn man praat weer niet met me,' zegt Nina. 'Ik ga hem niet vragen voor zijn Landrover.'
Zolang als ik me kan herinneren, klaagt Nina over haar ongelukkige huwelijk. Er iets aan doen, lijkt niet aan de orde. Sommige mensen zijn liever ongelukkig bij elkaar dan gelukkig alleen.

Het volledige verhaal 'Alfateef' is als longread verkrijgbaar bij uitgeverij Fosfor.

Elfie Tromp (1985) is theatermaker, presentator, schrijver en columnist. Haar debuutroman Goeroe verscheen in april 2013 bij uitgeverij Lebowski. Ze werkt nu aan haar tweede roman, die zich afspeelt in de hondenwereld waarover ook haar Bagagedragerverhaal gaat. Elke woensdag staat er een column van haar in de Metro. Elfie woont met haar Chinese naakthond Chin-chin in Rotterdam.

Ter gelegenheid van het tienjarig bestaan van de VPRO Bob den Uyl Prijs is vorig jaar de VPRO Bagagedrager gelanceerd. Jonge schrijvers werden uitgenodigd een reisplan in te sturen. Het beste idee (zie filmpje hieronder) werd beloond met 2500 euro, waarmee de voorgestelde reis gemaakt kon worden. Er werd massaal gereageerd. Uit honderden inzenders koos de jury uiteindelijk Elfie Tromp als winnaar van de eerste VPRO Bagagedrager. Zij wilde haar moeder en zus vergezellen naar een hondenshow in Boedapest. Over die reis schreef zij een verhaal dat door uitgeverij Fosfor als longread wordt uitgegeven.