Boeken

Willem Jan Otten & Menno Wigman

Boeken loopt vooruit op de dertiende Gedichtendag, die a.s. donderdag 26 januari wordt georganiseerd. Schrijver en dichter Willem Jan Otten is te gast n.a.v. zijn vertelling in dichtvorm 'De vlek'. En met zijn bundel 'Gerichte gedichten' maakt hij kans op de VSB-Poëzieprijs. En dichter, vertaler en bloemlezer Menno Wigman vertelt over zijn nieuwe bundel 'Mijn naam is legioen'.

Boeken loopt vooruit op de dertiende Gedichtendag, die a.s. donderdag 26 januari wordt georganiseerd. Schrijver en dichter Willem Jan Otten is te gast. Van hem verscheen onlangs de huiveringwekkende vertelling in dichtvorm De vlek. Het had eigenlijk een prozastuk moeten worden, maar werd dat niet. Otten begon aan het verhaal, maar het schrijfproces liep niet. Pas toen het poëzie werd, begon het verhaal voor de schrijver te leven. Met zijn vorig jaar verschenen bundel Gerichte gedichten, met gedichten die tot God gericht zijn, is hij een van de kanshebbers op de VSB-Poëzieprijs.

Toneelschrijver, dichter, essayist en romanschrijver Willem Jan Otten schreef met De vlek een bizar verhaal/gedicht over een longfoto die verwisseld wordt in het ziekenhuis. Die patiënt die in werkelijkheid kanker heeft krijgt per ongeluk te horen gezond te zijn en andersom wordt de gezonde voor kankerpatiënt gehouden. Nog vreemder wordt het als Otten meedeelt dat de vertelling op waarheid berust; essayist Rudy Kousbroek liet in de jaren negentig een longfoto maken en kreeg te horen dat er een ‘enorme vlek’ op zijn longen zat. Een paar dagen later belde de radioloog. Kousbroeks foto was verwisseld met die van een andere patiënt. De essayist bleek gezond. Om dit vervreemdende gegeven draait het boek; hij die sterven zal, mag blijven leven en hij die mag blijven leven zal sterven.

De vertelling van Otten vindt plaats in het Onze Lieve Vrouwe Gasthuis (OLVG) te Amsterdam, dat met naam en toenaam wordt genoemd. De auteur is bekend met de werkelijkheid van het OLVG in verband met de behandeling van zijn vader, drieëneenhalf jaar geleden. Naar eigen zeggen heeft hij die werkelijkheid nodig om het mythische verhaal dat hij vertelt een achtergrond te geven. Bovendien is het OLVG een bijzonder ziekenhuis, aldus Otten. Ieder ziekenhuis is bijzonder vanwege de ‘hoge concentratie van dood’, maar het OLVG is net wat bijzonderder door de centrale lichtstraat waar Otten zijn research deed. In deze lichtstraat komen alle bezoekersstromen bijeen, en dus ook alle verhalen die de mensen met zich meedragen.

De bundel Gerichte gedichten leverde Otten een nominatie op voor de VSB-poëzieprijs, die op 25 januari wordt uitgereikt. Otten suggereert zelf dat de gedichten in deze bundel gericht zijn tot God door te vertellen over zijn bekering tot het Rooms-katholicisme. In 1999 werd Otten gelovig, gedoopt en begon hij te bidden. Naar eigen zeggen was het tijdens een dienst in dat jaar dat zijn woorden en gedachten zich richtten. Tot God welteverstaan. In Gerichte gedichten probeert Otten erachter te komen wat hij nou eigenlijk precies weet van die God, of dat wat hij God noemt. Veel weet hij niet, maar volgens de jury van de VSB-poëzieprijs levert het wel een ‘niet te negeren bundel met confronterende gedichten’ op.

Dichter, vertaler en bloemlezer Menno Wigman opent zijn bundel met een motto uit de bijbel en een motto van de Sex Pistols. Het ene gaat over weerzin, het andere over woede. Dat zijn ook de twee thema’s waar zijn laatste bundel Mijn naam is Legioen om draait. In de bundel blikt Wigman terug op de eerste tien jaar van de eenentwintigste eeuw en schrijft hij ondermeer over Tuincentrum Osdorp, massavaccinaties en porno maar ook over onbeduidende plaatsjes op het platteland.

Menno Wigman stelt geregeld een bloemlezing samen en hij doet vertaalwerk, maar voor alles is hij een ambachtelijke dichter die voor wat betreft zijn poëzie niet over een nacht ijs gaat. Vaak schaaft hij net zo lang aan een enkel gedicht, tot het in zijn ogen zo goed mogelijk is. En dat kan naar eigen zeggen lang duren. Ooit vertelde een zanger hem dat hij lang aan zijn liedjes werkte, omdat hij ze ook nog lang op het podium moest voordragen. Deze opvatting deelt de dichter. Hij moet immers zelf leven met zijn gedichten, dus dan kunnen ze hem maar beter zo veel mogelijk aanstaan.

In 2005 verbleef Wigman tijdelijk als poet in residence op de Willem Arntsz Hoeve, een psychiatrisch ziekenhuis in Den Dolder. Tijdens zijn verblijf van drie maanden wilde hij, naast werken aan nieuwe gedichten, op zoek gaan naar gedichten gemaakt door patiënten. Hij hoopte hiermee een vorm van ‘outsider art’ te vinden die tot dan toe weinig aandacht had gekregen. Wat als plan veelbelovend klonk, pakte uiteindelijk teleurstellend uit; hij vond vrijwel niets, en wat hij ontdekte was overwegend van zeer matige kwaliteit. Hij merkte tot zijn verrassing dat er in de psychiatrie aan gedichten, anders dan aan bijvoorbeeld beeldende kunst, weinig waarde werd gehecht. Beeldend werk, zo vertelde men hem, werd vaak bewaard omdat men er waarde aan hechtte. Dit was bij gedichten kennelijk niet het geval. Ze werden meestal weggegooid.

In zijn nieuwste bundel Mijn naam is Legioen staan veel bijtende, pijnlijke gedichten. Zoals een gedicht over een tuincentrum dat helemaal niet over een tuincentrum gaat, maar over porno, eenzame masturbatie en het treurige van de vergankelijkheid. Vergankelijkheid en dood zijn veel terugkerende thema’s bij Wigman. Hij zegt zelfs door de dood geobsedeerd te zijn. Een van de gedichten in de bundel gaat over zijn moeder, die in een verzorgingstehuis langzaam aan alzheimer ten onder gaat. "Kapot," zoals de dichter het zelf zegt. Zelf huivert de auteur van zijn woordkeuze in dit gedicht, maar hij kan het niet anders zeggen.