De Amerikaanse dichteres Deborah Digges (1950–2009) schreef vier dichtbundels en twee memoires. In 2009 pleegde ze zelfmoord door zich van een sporttribune te storten. In de Dode Dichters Almanak leest Deborah Digges het gedicht 'Broom'. Vertaling: Anneke Brassinga.

Hans Keller

De poëzie van de Amerikaanse dichter Deborah Digges kende ik dankzij The New Yorker, het weekblad dat met een zekere regelmaat haar gedichten publiceerde. In het nummer van 24 augustus, 2009 was het weer zover en uit een soort trouw zocht ik de betreffende pagina. Het was een voor haar doen tamelijk korte tekst, die daar stond, waarvan de titel luidde: The wind blows through the doors of my heart.

Je kon er een afscheidsboodschap in lezen. Want eerst was je aandacht getrokken door de ongewone toevoeging achter haar naam, die bij haar eerdere publicaties had ontbroken: de gevreesde jaartallen tussen haakjes (1950-2009).

Nader onderzoek leerde dat op vrijdag, 10 april van dat jaar haar lichaam was gevonden op het terrein van het McGuirk Alumni Stadium in Amherst door dezelfde politieagent, die eerder die dag de gestalte van een vrouw had zien klauteren over het dak van het stadion. Haar auto stond geparkeerd bij de nabij gelegen toegang tot de University of Massachusetts, waartoe het stadion behoort. In het ziekenhuis stelden artsen formeel haar dood vast. Oorzaak: een val, waarschijnlijker; een sprong.

Opnieuw moest ik de gêne overwinnen die me telkens overvalt als de samensteller van de Dode Dichters Almanak op een mogelijk nieuwe aanwinst wordt gewezen.

Deborah Digges had vier bundels gepubliceerd, de laatste Rough Music was in 1996 bekroond met de Kingsley Tufts Award en aan Tufts University doceerde ze sindsdien ‘creative writing’. Kort voor haar dood had ze een vijfde bundel gereed gemaakt voor publicatie. Onze dode dichters-relaties van het ‘poetry centre’ aan de universiteit van Boulder bezorgden ons intussen video-opnamen van een van Deborah Digges’ zeldzame (en recente) poëzielezingen in Los Angeles. Pas na toestemming van de erven zouden we er gebruik van kunnen maken. Producer Ine Waltuch zocht contact met haar uitgever Alfred A. Knopf in New York, werd door verwezen naar de zoon van Digges – ze was bij haar dood weduwe -, die haar literaire nalatenschap beheert, vond hem tijdens diens reis door Rusland en verkreeg geestdriftige toestemming. Inmiddels waren we een jaar verder. Ik las, dat aan Yale University iemand aanstalten maakte een studie te publiceren over de door hun poëzie gerelateerde zelfmoorden van respectievelijk Sylvia Plath, Anne Sexton en Deborah Digges. Ja, ieder zijn werk.

Naar beeldmateriaal van Plath heb ik tot dusver vruchteloos gezocht, opnamen van Sexton hadden we gelukkig al en nu dan vijf gedichten van Deborah Digges, een ware ontdekking!

In de vertaling van Anneke Brassinga zonden we tijdens het afgelopen seizoen de gedichten Trapeze, My Amaryllis, Haying en The birthing uit en op 11 september volgt het langste gedicht uit de reeks Broom. Het is een door Digges ingetogen gelezen en beheerste uitbarsting van opruimwoede, die vooraf lijkt te gaan aan de formaliteiten van een testament. Maar gelukkig – die verzwijgt ze.

Hans Keller